GELOOF en LEVEN



 HOME

 INHOUD

GELOOF EN LEVEN Jg 105 nr 3 (juli - aug- sept 2001)

 TERUG NAAR INHOUD


Drievuldigheidsicoon / Roeblev red.  

Een spirituele tocht (2)  Bewoond door God B.Van Vossel cssr   

Een notitie omtrent Simon van Cyrene / naar Messori

Gerardus (17) Blijf altijd bij ons G. Dewilde cssr  

Paulus (15) 3de missietocht (3) Ben Van Vossel cssr

5 Redemptoristen zalig verklaard red. 2001

2 Redemptoristen kardinaal  red. 2001

De Decaloog (2) God beminnen (2) B.Van Vossel cssr  

Marcel Van, jonge Viëtnamees naar Feu et Lumière

De eerste missievlucht naar Kongo (8)  Joz. Boon cssr  

Katech.Kath. Kerk (17) Jezus, mens geworden   B.Van Vossel

Qumrân (1)  B.Van Vossel cssr  

Getuigenis (Gastvrijheid) Andrea Van Braeckel (mkg)

Getuigenis (Psalmgebed) Magda De Wilde (mkg)

Christelijke kunst in Irak Vincent Van Vossel cssr  

Dankgebed van een moeder  red.

Klemens Hofbauer (3) Dromen en nachtmerries Ives De Mey cssr

Boekbespreking (Iny Driessen, Wat ben je mooi mijn lief; Mark Eyskens, Leven in tijden van Godsverduistering; Jean Lafrance, Volharden in gebed) (zie onze pagina met boekbesprekingen)


 TERUG NAAR INHOUD

 DE DRIEVULDIGHEIDSICOON VAN ROEBLEV

 God wordt gastheer

Over deze icoon wordt op verschillende manieren gesproken, worden ook elkaar tegensprekende verklaringen gegeven.  Dat is niet erg.  Ik wil je gewoon meedelen wat ikzelf ooit hoorde in Paray-le-Monial van iemand van de Emmanuelgemeenschap en wat me toen zeer heeft aangesproken.  De Drievuldigheidsikoon uit de Oosterse Kerk is geïnspireerd op het Bijbelse verhaal van Abraham die drie mannen op bezoek krijgt, Jahwe,vergezeld van nog twee engelen.  Hij zet hen een smakelijke maaltijd voor en blijft rechtstaand met vreugde kijken hoe ze zich te goed doen aan het maal.  Abraham krijgt dan de belofte dat zijn bejaarde en onvruchtbare vrouw, Sara, een jaar later een zoon zal hebben.  Dit verhaal, dat ook in de Romeinse literatuur is terecht gekomen (cfr. het verhaal van Filemon en Bauchis bij de dichter Ovidius) werd voor de Oosterse tak van de christenen een beeld van de Drieëne God.  Zo werd het hier afgebeeld door de monnik Roeblev.  Abraham en Sara komen er niet meer aan te pas.  Maar vooraan is er plaats gelaten voor jou, voor ons.  God richt een gastmaal aan.  Hij nodigt ons uit aan zijn tafel.



Eén God

Het is opvallend dat de 3 figuren in feite zeer op elkaar lijken, hetzelfde kapsel, alledrie hebben ze vleugels als teken van hun geestelijk bestaan en hun verlangen om tot de mens te komen, ze hebben ongeveer dezelfde houding en alle drie dragen ze een scepter in de rechterhand als teken van hun Heer-zijn.  Boven ieder van de figuren staat een symbool, dat ons wat kan inspireren.  


Vader

Links staat de Vader afgebeeld met achter zich het huis (‘in het huis van mijn Vader zijn veel woningen’), het huis van de barmhartige Vader waar we steeds welkom zijn.  God heet ons welkom in zijn huis, het eeuwig vaderhuis.


Zoon

In het midden bevindt zich Jezus Christus, de mensgeworden Zoon van God.  Wie Mij ziet, ziet de Vader.  En zo is het ook: als je Jezus in de ogen ziet, zie je hoe zijn blik gericht is op de Vader, en dit is ook wederzijds.  Achter de figuur van de Zoon bevindt zich een boom;  een overblijfsel van de eik van Mamre waaronder Abraham de 3 mannen ontving.  Voor ons kan die boom doorgaan voor de levensboom uit het aards paradijs die voor ons de kruisboom is waaraan Jezus stierf en voor ons inderdaad tot levensboom werd. De hand van Jezus, die het duidelijkst een (priester-)stola draagt, rust op de tafel, een zegeninggebaar van de hogepriester over de gaven op de tafel; die tafel is in feite een altaar geworden (vooraan bevindt zich een inlegstukje voor de relieken van de martelaars), de tafel van het laatste Avondmaal.  


... en Geest

Rechts zit dan de heilige Geest.  Boven deze figuur staat een soort van windvlaag afgebeeld: Hij is de onzichtbaar werkzame, vuur, wind.  Je ziet Hem niet, maar je merkt het als Hij aan het werk is geweest.

Het blauw van de mantel van de Jezusfiguur (in het midden) loopt verder in overvloed naar de heilige Geest (rechts) en zo naar ons toe.  “Op de laatste en grootste dag van het (loofhutten-)feest stond Jezus daar (terwijl de hogepriester een grote kruik water uit de Siloambron uitgoot rechts in de tempel om terug te denken aan de tempelbron, die vruchtbaarheid zou geven aan het land, zo lezen we in Ezekiël 47)  en riep met luider stem: ‘Als iemand dorst heeft, hij kome tot Mij; wie in Mij gelooft, hij drinke! Zoals de Schrift zegt: ‘Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. ‘’ Hiermee doelde Hij op de Geest, die zij, die in Hem geloofden, zouden ontvangen” (Johannes 7,37-39).


Het gastmaal

Op de tafel staat de kelk, de beker van het nieuwe Verbond.  De binnenlijn van de figuren van Vader en heilige Geest vormen ook een grote kelk en in die kelk bevindt zich Jezus, de Zoon van God;  Hij is het grote geschenk van God aan ons.  De eenheid tussen de drie figuren is zo groot dat de zending van de Zoon een gezamenlijke beslissing is.  De figuur van de heilige Geest laat de vinger rusten op de tafel.  Hij is de kracht van God, maar Jezus noemt Hem ook ‘de vinger Gods’ (Exodus 31,18; Lucas 11,20).  Door Hem wordt alles geheiligd, ook de gaven in de Eucharistieviering.  Daarom wordt - althans in goede teksten van de liturgie - de heilige Geest aanroepen, we noemen dat ‘de epiclese’.  “Zend over dit brood en deze wijn de kracht van de heilige Geest, opdat ze voor ons geheiligd worden tot Lichaam en Bloed van uw veelgeliefde Zoon, Jezus Christus”.  Kom dan tot het heilig Gastmaal waartoe de Drieëne God je uitnodigt, het eeuwig gastmaal van zijn Liefde en vriendschap waarin je geborgen mag zijn, en het gastmaal van het Lichaam en Bloed van de mensgeworden Zoon van God.

 

EINDE ARTIKEL

    TERUG NAAR INHOUD         NAAR TOP VAN DIT NUMMER       

 

 EEN NOTITIE OMTRENT SIMON VAN CYRENE

naar een notitie uit het boek van Vittorio Messori,  Hypothèses sur Jésus.

Et vous, qui dites-vous que je suis? p.192.  Zie onze boekbespreking

In de drie eerste evangelies (Mattheüs, Marcus en Lucas, de zogenaamde Synoptische evangelies) is er tijdens de passie van Jezus sprake van een zekere Simon van Cyrene die door de soldaten gedwongen wordt om het kruis van Jezus te dragen.

“Toen ze de stad uitgingen ontmoetten ze een Cyreneeër, Simon genaamd en vorderden hem tot het dragen van Jezus’ kruis” (Matt.27,32).  Bij Lucas klinkt het zo: “Toen zij Hem wegvoerden, hielden zij een zekere Simon aan, een man uit Cyrene, die van het veld kwam: hem belaadden ze met het kruis om achter Jezus aan te dragen” (Lucas 23,26).  

De naam van deze toevallige voorbijganger, een man die achteloos van zijn veld komt, is op die manier in de Bijbel beland.  Een kleine anekdote om het lijdensverhaal wat op te smukken en wat concreet te maken?  Een mooie legende zoals die rond Veronica, die het aangezicht van Jezus afdroogt, zodat men kan aantonen dat zowel een man als een vrouw vol mededogen waren met de lijdende Jezus?  Marcus echter voegt er een opvallend detail aan toe: “Zij vorderden een voorbijganger die van het veld kwam, Simon van Cyrene, de vader van Alexander en Rufus, tot het dragen van het kruis” (Marcus 15,21).  Blijkbaar zijn Alexander en Rufus voor Marcus (of voor de eerste christelijke predikanten die dit detail hebben doorgegeven) geen onbekenden; je zou zelfs veronderstellen dat ze zelf later deel zijn gaan uitmaken van de eerste christengemeenschap.  

In dit verband is het wellicht goed om met open geest even stil te staan bij de bevindingen van een archeologische opgraving in 1962 in de Kedronvallei, vlakbij Jeruzalem.  Op een begraafplaats van notabelen legde professor Jukenik daar een familiegraf bloot uit de tijd van Jezus.  De opschriften vermelden - naast de namen van andere verwanten - een ‘Alexandrina, dochter van Simon’ en van een ‘Alexander van Cyrene’.  Volgens Dan Barag is het natuurlijk altijd mogelijk dat het hier gaat om een toevallige coïncidentie, maar een eenvoudiger besluit is dat heel de omgeving van deze opschriften bijzonder verwijzen naar deze Simon van Cyrene, de vader van Alexander en Rufus waarover Marcus spreekt.

   

EINDE ARTIKEL

    TERUG NAAR INHOUD         NAAR TOP VAN DIT NUMMER     


5 REDEMPTORISTEN ZALIG VERKLAARD

1. Pater Metodyj Dominik Trcka werd geboren op 6 juli 1886 te Frydlant nabij Ostrovoce (in de tegenwoordige Tsjechische Republiek) uit een Tsjechische familie.  Hij trad in bij de Redemptoristen en werd in 1910 priester gewijd.  Aanvankelijk was hij volksmissionaris maar in 1919 werd hij naar Galicië gezonden en later naar Slowakije om te gaan weken onder de Grieks-Katholieken (Melkieten). In 1935 werd hij door de Congregatie voor de Oosterse Kerken tot apostolisch visitator benoemd van de Wasylianer monialen van Presov en Uzhorod.  In 1946 werd hij de eerste vice-provinciaal van de Grieks-katholieke Redemptoristen.  Tijdens de “Barbaarse nacht” van  13/14 april 1950 maakte de communistische Tsjechoslovaakse regering een einde aan de kloostergemeenschappen.  Na een hele dag en een nacht verhoor, onder fysische en psychologische druk, werd Pater Trcka tot 12 jaar gevangenschap veroordeeld.  Omdat hij op een bepaald ogenblik betrapt werd op het zingen een kerstlied werd hij in de strafcel opgesloten.  Daar deed hij een longontsteking op en stierf aan de gevolgen ervan op 23 maart 1959.  Na het herstel van de Grieks-Katholieke kerk werden zijn stoffelijke resten overgebracht naar de begraafplaats van de Redemptoristen te Michalovce.


2. Pater Zenon Kowalyk werd geboren in het dorp Ivakhiv bij Ternopol op 18 augustus 1903.  Hij trad in bij de redemptoristen (1926) en deed zijn priesterstudies in ons land.  Bij zijn terugkeer in Oekraïne werd hij priester gewijd (1937).  Hij deed apostolaat in Volynië en werd op 20 december 1940 op het Oosterse feest van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria gearresteerd toen hij preekte in een parochie.  In 1941 werd hij door de communisten zwaar gemarteld.  Bij de inval van de Duitsers werd hij door de vluchtende communistische gevangenisbewakers aan de muur van de gevangenis te Bryhidky gekruisigd (aan de Zamarstynivskastraat te Lviv).


3. Pater Iwan Ziatyk werd geboren op 26 december 1899 te Odrekhiv nabij Syanok in het huidige Polen.  Na zijn graduaat in de theologie behaald te hebben werd hij priester gewijd in 1923.  Hij trad in bij de redemptoristen en werd overste benoemd van het klooster van Ternopil.  Op 5 januari 1950 werd hij door de communisten gearresteerd.  Hij verbleef eerst in de gevangenis van Zolochiv maar werd nadien overgebracht naar Ozerlah in Irkhutsk (Rusland).  Op Goede Vrijdag van 1952 werd hij zwaar gemarteld en overleed op 17 mei van dat jaar.


4. Bisschop Mykola Tsjarnetskyi werd geboren op 14 september in de streek van Horodensk (Oekraïne).  Priester gewijd in 1909 behaalde hij te Rome het doctoraat in de dogmatiek en werd dan geestelijk directeur en professor op het seminarie van Stanislaviv.  In 1919 trad hij in bij de redemptoristen te Zboiska bij Lviv.  Op een suggestie van Metropoliet Andrej Sjeptytsky werd hij door paus Pius XI in 1926 tot apostolisch visitator benoemd van de Oekraïense katholieken in Volynië en Polissya.  Hij werd bisschop gewijd te Rome in 1931.  Tijdens de eerste bolsjewistische bezetting benoemde metropoliet Sjeptytsky hem tot apostolisch exarch van Volynië en Pidlyashia.  Gearresteerd in 1945 door de KGB (NKVD) werd hij tot 6 jaar dwangarbeid veroordeeld in Siberië.  Hij stierf te Lviv op 2 april 1959.


5. Bisschop Wasyl Welitsjkowskyi werd geboren in Stanislaviv op 1 juni 1903.  Hij trad in het seminarie van Lviv in 1920 en legde zijn kloostergeloften af bij de redemptoristen in Holosko (nabij Lviv).  Pater Wasyl werd leraar en missionaris in Volynië en in 1942 overste van ons huis van Ternopil.  Aangehouden door de communisten en weggevoerd naar Kiev in 1945 werd daar zijn doodsstraf omgezet in tien jaar dwangarbeid.  In 1955 mocht hij dan terugkeren naar Lviv.  In 1963 werd hij priester gewijd en meteen aartsbisschop.  In 1969 begon echter zijn tweede gevangenschap met drie jaar hechtenis.  De dood nabij werd hij vrij gelaten om naar Rome te reizen en dan naar Winnipeg (Canada) waar hij nog binnen het jaar overleed op 30 juni 1973.

   

EINDE ARTIKEL

    TERUG NAAR INHOUD         NAAR TOP VAN DIT NUMMER     


TWEE REDEMPTORISTEN KARDINAAL BENOEMD


De niet zo piepjonge pater Varkey Vithayathil (73 jaar), die de hoofdverantwoordelijkheid droeg voor de Syro-Malabaarse christenen werd door paus Johannes-Paulus II tot kardinaal benoemd.  Mgr. Vithayathil werd in 1996 apostolische administrator voor de Indiase deelstaat Kerala en in 1999 Aartsbisschop van het Indiase Ernakulam-Angamalye  Deze nieuwe kardinaal lijkt over nogal wat kwaliteiten te beschikken om te bemiddelen tussen de verschillende richtingen binnen de Syro-Malabaarse Kerk.  Er bestaan nogal was discussies rond veranderingen in die ritus en enige bekwaamheid tot bemiddeling zal zeer nodig blijken.  In ieder geval richt de benoeming van pater Vithayathil onze blik op de verscheidenheid van ritussen binnen de katholieke kerk. (naar ‘Kontakte, Missionsbund der redemptoristen, april 2001/2).

Ook Pater Julio Terrazas Sandoval (64 jaar) werd tot kardinaal benoemd.  Hij was sinds 1982 bisschop van Oruro (Bolivia), tot hij in 1991 door de huidige paus aartsbisschop van Santa Cruz benoemd werd.  Deze dynamische metropool in het subtropische Oosten van Bolivia overtreft qua nationale betekenis sedert enige jaren zelfs de administratieve hoofdstad La Paz.  Vanaf 1997 was aartsbisschop Terrazas voorzitter van de Boliviaanse bisschoppenconferentie; hij staat bekend als een sociaal geëngageerd kerkverantwoordelijke.  Door deze kardinaalsbenoeming wordt de betekenis van de kleinere landen in Latijns-Amerika wat in het licht gesteld. (naar ‘Kontakte, Missionsbund der redemptoristen, april 2001/2).

   

EINDE ARTIKEL

    TERUG NAAR INHOUD         NAAR TOP VAN DIT NUMMER     



MARCEL VAN: EEN BEGENADIGDE JONGE VIETNAMEES

naar Feu et Lumière

15 maart 1928 werd in een dorp tussen Hanoi en Haiphong een jongen geboren in een christelijke familie.  Franse priesters van de “Missions Etrangères” van Parijs namen in die streek de zorg voor de christelijke gemeenschap op en om voor toekomstige landseigen priesters te zorgen richtten ze de “huizen van God” op.  Dat waren pastorijen waar men jongens uit christelijke gezinnen van op vroege leeftijd wilde opvangen; ze hielpen dan de pastoor wat en konden ondertussen hun studies verder zetten.  De bekwaamsten werden dan later naar het seminarie georiënteerd, de anderen naar de school voor catechisten.  Op 7 jaar komt Van op de parochie van Huu Bang waar hij 5 jaar lang zal verblijven.  Hij voelt zich geroepen om priester te worden maar krijgt het zwaar te verduren van een catechist die hem als het ware vervolgt; zijn troost is de paternoster maar die wordt hem op de koop toe afgenomen.  Van knechtje wordt hij, tijdens een hongersnood stilaan slaaf.  


Op 12 jaar vlucht hij het woud in, zich toevertrouwend aan Maria en zijn engelbewaarder.  Weken zwerft hij uitgehongerd rond.  Hij wil nog altijd priester worden maar voelt de nood aan een geestelijke leidsman om hem te begeleiden.  Ondertussen komt hij terecht bij een tante op het platteland; hij moet er werken maar ondervindt toch een goede opvang.  In het dorp zelf komt hij voor het eerst in contact met het heidendom.  Tijdens de tweede wereldoorlog keert hij terug naar zijn ouders.  Terwijl hij in de Kerstnacht de eucharistie bijwoont voelt hij in zijn hart een grote genade: hij heeft geen angst meer om te lijden en voelt als zijn zending daar waar hij komt het lijden in geluk te veranderen.  Hij denkt dan terug aan zijn jonge vrienden die nog in Huu Bang zijn en hij keert er terug.  De catechisten geven er zich af met de dorpsmeisjes, onder de ogen van de kinderen.  Van besluit om te bidden en zich te offeren om de sfeer van onkuisheid te doorbreken.  Geknield voor het beeld van Onze Lieve Vrouw van Altijddurende Bijstand legt hij de gelofte van zuiverheid af.  Hij richt onder de kinderen een beschermende groep op: ‘het leger van de strijdende engelen’.  Zelf vertrouwt hij zich toe aan zijn engelbewaarder en hij begint te vasten.  Hij stelt vast dat de kinderen echt ten goede veranderen..  Maar als het de oude catechist ter ore komt, regent het slagen op de kinderen en speciaal op Van.  Even later verblijft hij gedurende 6 maanden op het kleinseminarie dat dan gesloten wordt en hij komt dan terecht op de parochie van de heilige Teresia van het Kind Jezus.  Hij wil een heilige worden maar meent dat je daarvoor ik weet niet hoeveel verstervingen moet doen.  Er is niemand om hem te begeleiden.  Hij vraagt dan aan Maria om hem een teken te geven.  Hij gaat naar de bibliotheek en hij neemt het eerste het beste boek: “De geschiedenis van een ziel” van de kleine heilige Teresia van Lisieux.  Hij leert eruit dat God Liefde is.  En dat liefde erin bestaat zich zo klein mogelijk te maken.  Van heeft zijn weg gevonden!  Hij weet geen blijf met zijn vreugde.  Diezelfde nacht hoort hij de stem van Theresia van Lisieux: “Vanaf deze dag zullen onze twee zielen slechts één ziel zijn in de ene liefde van God.  God zelf heeft deze ontmoeting uitgedacht; hij heeft jou gekozen als secretaris om zijn werk te realiseren”.  Gedurende 15 jaar zal Van zo in contact zijn met Theresia, die hem onder meer zegt:  “Vertel God alles wat je wil: over je knikkerspel, je beklimming van een heuvel, het geplaag van je kameraden, je tranen, je woede of je blijdschap van het moment.  God heeft dorst naar onze arme kleine harten die uit zijn scheppende handen voortkomen.  In vreugde of moeite, biedt Hem alles aan.”  Van Theresia verneemt hij ook dat hij geen priester zal worden maar wel religieus.

Op 15 juli 1944 biedt hij zich aan bij het redemptoristenklooster.  De overste stuurt hem weg en zegt dat hij nog drie jaar moet wachten.  Van keert terug naar huis maar mag na 3 maand als knecht in het klooster komen werken.  In oktober mag hij zijn postulaat beginnen en op 8 september 1945 legt hij zijn geloften af van armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid en de eed van volharding.  


Tijdens een meditatie hoort Hij Jezus vragen: “Marcel, bemin je Mij?”  Hij zag Jezus naderbij komen in het heilig Sacrament: “Mijn kind, bid veel en breng veel offers.  Lijd en offer.”  Even later verneemt hij de bekering van zijn vader.

In februari 1950 verblijft Marcel Van in Saigon.  In juli 1954 komt er echter een scheiding tussen Noord- en Zuid-Vietnam.  Van trekt naar het communistische Noorden en op 7 mei zet hij zijn dienst voort in de parochie van Onze Lieve Vrouw van Altijddurende Bijstand.  De christenen verwachten zich aan vervolging.  Van smeekt zijn geestelijke zus, Theresia van Lisieux: “Kleine zus, bid veel om mij de moed te verkrijgen alles te verdragen tot het einde”.


Hij wordt door de communisten gearresteerd, onder zware druk gezet en tenslotte gedurende 5 maand in een donker hok opgesloten.  Daarna wordt hij tot 15 jaar hechtenis veroordeeld.  Hij wordt naar een kamp gebracht op 50 km. van Hanoi (kamp nr. 1 van Mo-Chen) waar nog zo’n 2000 mensen in ellende samen zitten, waaronder een honderdtal katholieken die wel sterk staan in hun geloof.  Van luistert en troost; veel mensen komen naar hem toe en hij voelt dat hij die zending moet vervullen al zou hij liever als martelaar sterven in dat kamp. In augustus 1957 brengt men hem naar kamp nr. 2 op 150 km. van Hanoi.  Hij wordt er geslagen en opgesloten in een ongezonde kerker gedurende twee jaar, waarvan 3 maand met ijzeren boeien om: geen bezoek meer en geen post.  Hoewel hij hier totaal verlaten is, is er toch licht in zijn hart.  Maar tuberculose en beriberi knagen aan hem; hij is nog slechts vel over ’t been.  Op vrijdag 10 juli 1959 is hij in doodsstrijd; een priester vergezelt hem met zijn gebed en geeft hem de absolutie.  Van wou martelaar zijn, God heeft hem verhoord.  Hij werd 31 jaar.  Ook Theresia van Lisieux wenste als martelares te sterven in Hanoi.


Recent verschenen:  Pater Antonio Boucher cssr “Petite Histoire de Van” (met voorwoord van Mgr. François-Xavier Nguyèn Van Thuàn, voorzitter van de Pauselijke Raad Justitia et Pax). Ed. Saint-Paul/Les Amis de Van, BP 652 - 78006 Versailles, 2001 // Bij dezelfde uitgever : ‘Quel est ton secret, petit Van?’ Degelijk werk door theologen betreffende de geschriften van Van, ‘kleine broer’ van Theresia v. Lisieux en geestelijke zoon van de h. Alfonsus van Liguori. Onder leiding van A. De Blay, 2000, 338 pp..//  Oeuvres Complètes de Marcel Van:  Autobiographie, tome 1, oct. 2000, 456 pp. Ook bij Editions Saint-Paul.

Uit de notities van Van

Jezus: “Mijn kind, mijn liefde geeft u de naam van tweede kleine Teresia.  In de hemel zal ik je als zending geven je grote zus Theresia te helpen de mensen verder te inspireren tot vertrouwen in mijn liefde”.

“O Jezus, ik ben zo ellendig…  En toch, door een eenvoudige blik op uw liefde, kan ik U fascineren en U verblinden…  O Jezus, ik zie op naar uw liefde, ik vertrouw me toe aan uw liefde; ik heb de zekerheid dat uw liefde me nooit aan mijn lot zal overlaten, dat ze zich ook nooit zal laten bedroeven door mijn zwakheden.  De Liefde kent me…”

“O Maria, er gaat niets door uw handen zonder dat het er een nieuwe schoonheid door verwerft”.

“Met mijn handen die de potten wassen, heb ik de macht om de hele wereld te heiligen.  Wie ben ik ?  Een kind dat leeft in het geloof”.

“Zelfs als het leven hard is, antwoord op het leven door je glimlach!”.

   

EINDE ARTIKEL

    TERUG NAAR INHOUD         NAAR TOP VAN DIT NUMMER     


GASTVRIJHEID - een getuigenis -

Andrea Van Braeckel, Maria-Kefasgemeenschap

Onlangs kwam de vraag of er eventueel twee mannen van een nieuwe Katholieke Gemeenschap, bij mij mochten logeren voor een paar dagen.  Het waren Fransen die hier in Gent een congres over homeopathie kwamen volgen.  Ik heb onmiddellijk ja gezegd, daar ik plaats heb in mijn huis.  Ik maakte me wel zorgen omdat ik zeer weinig Frans ken.  Ik vertrouwde op de Heer en vroeg Hem om alles in goede banen te leiden.  Eventueel met wat Engels zou het maar moeten gaan.

Toen ik van de Alphacursus thuis kwam, had iemand van de Gemeenschap Maria-Kefas de twee al opgevangen in mijn huis.  De een bleek een priester te zijn en de ander was een dokter.  De priester wou onmiddellijk Eucharistie vieren in mijn ‘stille ruimte’.  Ik werd er zelf ook stil van.  Wàt een uitnodiging!  De Heer zelf in mijn huisje.  Ongelooflijk!  De Koning zelf op bezoek!…  En zo zou het drie dagen zijn.  Wat een geschenk!  Had ik dat vooraf geweten, ik zou mijn huis grondig gepoetst hebben, alles doen blinken als een spiegel.  Hoe zou je zelf gehandeld hebben?  De Koning die op bezoek komt!

Wat de taal betreft was ik zeer rustig; ik voelde me op m’n gemak, de conversatie verliep goed, wat Engels, wat Frans, wat gebarentaal, we verstonden elkaar.

Een paar dagen later, tijdens mijn gebedstijd, dacht ik eraan terug.  En toen kwam het inzicht:  Jezus komt zo dikwijls IN mij, in elke Eucharistieviering.  En hoe zit het met mijn hart?  Onthaal ik Hem als Koning?  Hoe zit het met de voorbereiding?  Is alle rommel uit mijn hart, is het er netjes?  Wat kan ik Hem aanbieden?…  

Het heeft me echt doen nadenken en ik heb er enkele besluiten uit getrokken: ik tracht me beter voor te bereiden op elke Eucharistieviering, op elke ontmoeting met de Heer: Hem onthalen als Koning!  Aan Maria vraag ik me daarin te helpen, zij weet wat Hij graag heeft.  Er is door dat onverwacht Koninklijk bezoek iets veranderd in mijn leven: de Eucharistieviering werd een bewuster gebeuren, een echte en dankbare ontmoeting met de levende Heer.  Het kleine gebaar van gastvrijheid helpt me nu Hem als Koning te ontvangen in mijn hart.  Wat een gebeuren, wat een genade!  Hij komt naar ons toe.  Dank U Heer, om de gave van Uzelf!

   

EINDE ARTIKEL

    TERUG NAAR INHOUD         NAAR TOP VAN DIT NUMMER     


PSALMGEBED VOOR MENSEN VAN NU
een getuigenis -

Magda De Wilde, Maria-Kefasgemeenschap

Het is zomer, het is vakantie. Het doet goed om meer buiten te komen en te genieten van de natuur. En soms, heel spontaan, gaat ons hart uit naar de Gever van die mooie schepping rondom ons: GOD.

Vroeger, eeuwen terug, drukten mensen ook reeds hun verwondering om de schoonheid en de grootsheid van Gods schepping uit. Ze deden dat met psalmen.  Deze kunnen ons ook nu nog inspireren tot gebed.  Even proeven:

Psalm 100

Juicht voor de Heer, alle landen,

Dient met blijdschap de Heer.

Treedt onbezorgd voor zijn Aanschijn;

Waarlijk, de Heer is God.

Hij is de Schepper en Meester,

Wij, zijn kudde, zijn volk.

Trekt met een lied door zijn poorten,

Komt in zijn voorhof met zang.

Zegent zijn Naam en eert Hem,

Hij is ons goed gezind.

Eindeloos is zijn erbarmen,

Trouw van geslacht op geslacht.

Psalm 103

Verheerlijk mijn ziel de Heer,

Zijn heilige Naam uit het diepst van uw wezen!

Verheerlijk, mijn ziel, de Heer.

Vergeet zijn weldaden niet!

Hij is het die u uw schulden vergeeft,

Die u geneest van uw kwalen.

Hij is het die u van de ondergang redt,

Die u omringt met zijn gunst en erbarmen.


Samen delen

Met een zestal personen van de Maria-Kefasgemeenschap komen we tweemaal per maand samen in de huiskring of ‘leefgroep’.  Niet om zomaar wat koffieklets te houden, maar om samen te bidden en met elkaar te spreken over ons geloof, ons gebedsleven, over wat ons bezighoudt; ook onze zorgen en vreugden uit het dagelijkse leven mogen wij met elkaar delen, in de zekerheid dat de anderen ze meedragen in hun gebed.

Onlangs begonnen we de avond met deze twee mooie psalmen: eeuwenoude gebeden, die ook ónze ziel tot God verheffen.

Het was treffend te vernemen hoe iemand die aan de daken werkt en vanuit deze ‘hoge positie’, de omliggende wereld een beetje kan overzien, God looft en dankt met zo’n psalmgebed.  

Een ander gaat de nacht in, nog even stil vertoevend bij de icoon van de H. Drie-eenheid.

Een derde zegt ‘God is nooit ver, ook al ben ik druk bezig doorheen de dag’.

Ja , het bouwt op en het sterkt de geest, zo samen op weg met andere christenen.  En je weet: Het is onze God die alles in allen tot stand brengt!  Reden te meer om Hem altijd te loven... ook met een psalmgebed.

 

 

EINDE ARTIKEL

    TERUG NAAR INHOUD         NAAR TOP VAN DIT NUMMER     


CHRISTELIJKE KUNST EN CULTURELE EXPRESSIES IN IRAK
GEDURENDE 2000 JAAR

Vincent Van Vossel , Redemptorist te bagdad

Pater Vincent hield deze toespraak tijdens de feestzitting (waarbij de Minister van Religie van Irak, de patriarchen en bisschoppen aanwezig waren) van de “Vijfde Christelijke Conferentie voor de Vrede” (Bagdad 15-20 mei 2001).  (De foto’s zijn genomen op een tentoonstelling van ‘Christelijke Kunst  in Irak’ die voor die gelegenheid ingericht was door p. Bashar (Irakees Redemptorist) en p. Vincent.  De tentoonstelling behandelde 1 De beginperiode : de eerste verschijning en de verspreiding van het Christendom (I-IVde eeuw); 2 De pre-Islamitische periode (V-VIIde eeuw); 3 Onder het Arabische bewind van de Abassieden (VIII-IXde eeuw); 4 Onder de Mongolen en Ottomanen (X-XIVde eeuw); 5 Het verval (XV-XIXde eeuw); 6 Heropleving (XX-XXIste eeuw); er was een stand voor Syrische, Chaldeeuwse, Assyrische, Armeense, Griekse... Christelijke kunst.)

“De christenheid bestaat nu 2000 jaar in Irak en het spreekt voor zich dat tijdens die lange periode er talrijke werken van christelijke kunst werden voortgebracht en dat de christelijke gemeenschap op aangepaste wijzen haar geloof heeft uitgedrukt in verschillende culturele ontwikkelingen, overeenkomstig de verschillende perioden en volkeren uit haar omgeving gedurende de geschiedenis van Irak.  Ik geef hier gewoon een ruwe schets.  

Sedert zijn begin heeft het christendom verschillende uitdrukkingsvormen gekend van etnische, culturele en godsdienstige aard.  Naast de oorspronkelijke Syriac sprekende groep bestond er een vreemde Griekssprekende groep en stilaan ontstonden er ook Arabisch en Perzisch sprekende christelijke groepen.  Sedert de Vde eeuw geraakten de Syriac sprekende Christenen verdeeld in een Oosterse en Westerse vleugel om theologische en etnische redenen.  Mettertijd vestigden ook Armeense en Byzantijnse Melkieten zich op het Irakese grondgebied.  Al deze groepen kenden een eigen historiek van de kunst en culturele ontwikkeling waarover we hier onmogelijk in detail kunnen treden onder meer omdat het zelfs voor de kunsthistorici een onbekende is.  Toch willen we enkele hoofdlijnen even aanwijzen.

Er zijn sommige grote namen die goed gekend zijn door de studenten omdat ze zo’n aanzienlijk literair werk hebben nagelaten, zowel in het Syriac als in het Arabisch, en omdat ze een wereldwijde invloed hebben gehad.  Zo bv. Aphradat de Perzische Wijze, Efrem van Nisibis, Narsai en Jakob van Sarug, Babai de Grote en Jakob van Edessa, Ishodnah en Thomas van Marga, Moses bar Kepha en Dionysios bar Salibi, Hunayn bin Isaac en Abdulfaraj Adallah Subawi en Gregorios ibn el Ibri.  Beroemd over de hele wereld zijn de unieke Syriac-manuscripten die gerealiseerd werden door Irakese kopiisten.  Sommige ervan werden verlucht met kostbare miniaturen van zeldzame artistieke en religieuze densiteit.  Maar ook op het vlak van muziek, plastische kunsten en architectuur hebben deze Christenen hun geloof uitgedrukt in originele mooie vormgeving.  Ongelukkigerwijze zijn slechts weinig fragmenten van deze schatten gered uit de verwoestende golven van de geschiedenis.  Resten van oude kerken (IVde tot VIde eeuw) werden ontdekt in Kokhe en Hira, en woestijnkerken nabij de el-Okheydir-burcht.  Op deze plaatsen werden beelden, kruisen, opschriften en decoratieve werken ontdekt.  Maar het is speciaal in Mossoel dat tot op vandaag oude kerken met hun originele werken overeind zijn gebleven.  Drie van de oudste en mooiste zijn nochtans in recente jaren ingestort.  Het is een schande dat ze niet konden worden gered van definitieve verdwijning.  Verder naar het Noorden zijn restanten van oude kloosters en kerken, en voortdurend worden nieuwe ruïnen en stukken van Christelijke kunst ontdekt en overgebracht naar het Irakese museum-departement.  Het mooiste voorbeeld van Christelijk bouwwerk met sculptuur en iconen is het Mar Behnamklooster, waar de Arabische stijl van die dagen (Jalili XIIIde eeuw) werd aangewend in al zijn schoonheid om het oude klooster te restaureren.  De architecturale contouren van deze kerken is uniek, omdat, meer dan in welk ander land, de Irakese Christelijke architecten sommige elementen hebben genomen uit de locale tempelgebouwen, en deze vermengd hebben met bepaalde Joodse en (Byzantijnse) Christelijke elementen om hun eigen architecturaal model tot stand te brengen, volgens de eisen van hun eigen liturgie.  Deze liturgie op zich is een meesterstuk van kunst, en een expressie van originele Semitische Christenheid, ongekend in de rest van de wereld.  Beschrijvingen zijn overgebleven over de Middeleeuwse versierde kerken van Bagdad, speciaal van de Griekse.  Sommige illustraties in manuscripten van die tijd tonen ons een mengeling van Byzantijnse modellen, herwerkt met Syriac-emotie en ook sommige Arabische elementen in secundaire thema’s.

Sedert de XIVde eeuw zijn er sporen van Armeense kunstwerken, speciaal stenen kruisen.  Maar zelfs gedurende de latere periode van verval werkten hier en daar enkele kunstenaars, meestal onder inspiratie van de Armeniërs.  Enige zeldzame specimen van hun schilderijen bleven bewaard, maar dan wel in acute nood aan wetenschappelijke restauratie, en alle zijn ze bedreigd door verwoesting en verdwijning, wegens een gebrek aan respect en gepast begrip. Laat ons hopen dat eerdaags de Christelijke Kunst en Cultuur nieuwe inspiratie zal vinden en bescherming eens dat het embargo zal opgeheven zijn.”

 

 

EINDE ARTIKEL

    TERUG NAAR INHOUD         NAAR TOP VAN DIT NUMMER     


DANKGEBED VAN EEN MOEDER

bvv

Heer, ik dank U,

om de vreugde van onze liefde, de vreugde van het innig samenzijn.  Om de tederheid tijdens onze prille liefde en de onhandige maar gemeende stappen naar verzoening en elkaar - stilaan -  leren verstaan.

Om de verwondering toen de regels wegbleven, om het voorzichtige vermoeden van een mysterie dat zich aankondigde, een mysterie van nieuw leven waarbij ik zo nauw betrokken zou zijn.  Om de tranen van vreugde toen ik terugkwam van de gynaecoloog met de zekerheid dat ik in verwachting was.  Om de vreugdetranen van mijn man toen ik het hem meedeelde.  Om de tijd die we toen samen stil bij elkaar hebben doorgebracht, aangegrepen door het grote dat zich aan ons openbaarde, onze deelname - ónze deelname! - aan jouw scheppingswerk.  Dat we moeder en vader zouden worden.

Ik dank U om het mysterie van het leven dat zich dan ontwikkelde in mijn lichaam, om het groeiende bewustzijn dat het zich inderdaad aan mij voltrok, zonder dat ik er echt greep op had: betrokken mogen zijn bij Jouw machtig en teder werk.  Om de aandacht en het medeleven van mijn echtgenoot, om onze groeiende liefde, om ons groeiend op weg gaan met U en met elkaar.  Om mijn kinderlijke dromen over moeder-zijn, mijn meisjesachtig bezigzijn rond kleedjes en wiegje en pampers en welke papjes ik zou maken en hoe ik zou vertellen en hoe het opvoeden…  Om de lessen over - nou ja- ‘pijnloze’ bevalling, om mijn zwellende schoot en mijn wat trager voortbewegen.  Om de geruststellende woorden van de gynaecoloog bij enige ongemakken…

Ik dank U, Heer, om de onrust en de haast toen het zover was, om het positieve onthaal in de kraamafdeling; omdat mijn man bij mij kon zijn, om de tijd van de geboorte… de moeite, het medeleven, de verlossing… Dank om mijn kindje, ons kindje, Jouw kleine mens die ik met grote en betraande ogen mocht zien, dank om de vreugde van mijn man en ook zijn betraande ogen en het zweet op zijn voorhoofd.  Ik moet lachen: het was net alsof hij een lastige bevalling had gehad!

Ik dank U om mijn vermoeidheid, mijn vreugde, mijn onhandigheid bij het verzorgen van de kleine, mijn kleine successen, mijn fierheid erover, de vriendelijke bezoeken en kleine attenties, de vreugde van moeder en schoonmoeder en de grootvaders natuurlijk en de broers en zussen…

Dank U voor de vreugde zelf mijn kind te mogen voeden, dank U voor haar hulpeloos snoetje en het leven dat ze binnenzoog uit mijn borst.  Kind van mij, ik voelde me zo met jou verbonden.  Dank U, Heer, dat ik iets van uw verantwoordelijkheid over mij voelde komen, ze aan mij toevertrouwd voelde: de verantwoordelijkheid voor dit kwetsbaar wezentje.  Ik doe mijn best, doet U de rest.  Zegen het en moge het altijd kunnen rekenen op ons en op U.

... Ik dank U voor heel het vervolg thuis en voor de kleine en grote zorgen.  Dank U voor de andere kinderen die we mochten onthalen en voor alles wat het meebracht en meebrengt aan zorgen op alle gebied.  Ik dank U dat we altijd op U mochten vertrouwen.  Liefdevolle God, ik dank U uit heel mijn hart.

 

EINDE ARTIKEL

EINDE VAN DIT NUMMER  2001_3   

    TERUG NAAR INHOUD         NAAR TOP VAN DIT NUMMER