GELOOF en LEVEN
VOLKSMISSIES VAN DE VLAAMSE REDEMPTORISTEN
Mémoires van pater Paul De Meyer
Gepubliceerd in “Geloof en Leven” ,
Tijdschrift voor Evangelisatie en christelijke Vorming
1998-
–1– Missies en Geloofsdagen
Sommige mensen met een fris hoofd en die wat notities hebben bijgehouden slagen er in op wat latere leeftijd hun memoires te schrijven. Pater Paul de Meyer, jarenlang volksmissionaris en predikant, heeft zich daar in 1991 met succes aan gewaagd, ter intentie van enige familieleden. In het vierde hoofdstuk van die mémoires heeft hij het over “PREDIKATIE”. Met zijn toelating laten we dit nu in GELOOF EN LEVEN “in schuifjes” verschijnen. Hij begint heel voorzichtig en wat verontschuldigend…
Misschien zal dit hoofdstuk voor sommige lezers of lezeressen een beetje saai en droog uitvallen... Maar het is mijn werk geweest, heel mijn leven lang. Het WAS mijn leven! Ik heb het dan ook altijd graag gedaan. Sommige keren met meer succes dan een andere keer. En in de ene periode ook meer succes dan in een andere… Maar ja, voor eigen succes hoeft men het niet te doen. Heeft men ons toch altijd voorgehouden!
Heel wat confraters zijn naar vreemde missielanden getrokken. Van ons jaar waren dat er 5 op de 10. Ikzelf heb daar nooit aan gedacht. Nu, na al die jaren predikatie op parochies, in onderwijsinstellingen en bij ziekentriduums… denk ik wel dat ik mijn taak behoorlijk heb vervuld.
Ik kan alles indelen in drie categorieën: Missies en geloofsdagen, retraites aan jeugd en religieuzen en tenslotte de ziekentriduums (vooral in Banneux). Deze activiteiten lopen -
I. MISSIES en GELOOFSDAGEN
Eigenlijk dekken deze woorden dezelfde lading:
buitengewone predikatie-
Rond de jaren 1960 is daar bij ons verandering in gekomen.
Vooral de jongere paters voelden aan dat het zo niet kon verdergaan. De ruime verspreiding van de televisie zorgde er overigens voor dat de mensen niet meer “in massa” naar de avondpredikatie te krijgen waren. Neem b.v. simpelweg het programma “Schipper naast Mathilde”. Je lacht? En toch is het zo. Op die avonden moest men “geen stoelen bijslepen”. En toen later grote voetbalmatchen op woensdagavond werden uitgezonden, wisten we dat we dan geen “serieus” sermoen moesten plannen. Of zagen we zelf te graag voetbal op T.V.?
Toch was er meer aan de hand dan dat. De oude stijl had afgedaan! Tussen het “gewone volk” zaten ook heel wat intellectuelen, die wèl gelovig waren, maar daarom niet minder kritisch.
Dat men in die missies nogal veel op het hart en het gemoed werkte, zullen ook de nu oudere predikanten -
Men beweert wel eens dat zo’n dagen tenslotte alleen maar strovuur-
Ik heb nog een tijdje de “oude missies” meegemaakt – ik was er toch zelf ook de vrucht van in de Missie van Haaltert! – maar heb ook flink “mijn streng getrokken” bij het vernieuwde sisteem. Wat was er beter? Ik denk dat beide sistemen elk in hun tijd op hun plaats waren. Alleen heeft men misschien ’n beetje lang gewacht om met het vernieuwde sisteem naar voor te komen…
Alles samen heb ik zo’n 63 Missies en geloofsdagen meegemaakt.
VOLKSMISSIES VAN DE REDEMPTORISTEN (2)
Paul De Meyer
Missiepredikant: eerste aanzet
Het lijkt misschien wat ver gezocht, maar de eerste aanzet voor mij om missiepredikant te worden, werd gegeven op een "Missie" zelf. Zo'n volksmissie op eigen parochie waar je misdienaar was. Wie moest er immers de kaarsen aansteken? Wie moest er voor zorgen dat er wierook was? Wie moest helpen stoelen aansleuren ? En dan natuurlijk ook vooraan zitten in het kerkkoor, het voorste deel van de kerk, voor die soms duizendkoppige menigte! Zelfs de sermoenen "Kinderen niet toegelaten" werden voor hen door de vingers gekeken. Of ze er veel van verstonden was een andere zaak. Maar de sfeer, de waardigheid waarmee de predikant naar de preekstoel ging, het luid meegezongen "Wij willen GOD in onze woning" of "De rode roos van JEZUS' hartewonde". En dan de stilte. En op het einde van het sermoen het trage luiden van de 'zondaarsklok'.
Als de paters de zieken moesten gaan bezoeken om hun 'biecht te horen' en de h. communie te brengen: wie kon hen beter de weg aanwijzen doorheen de straten en de velden? Natuurlijk kon je dan niet de hele weg over het 'schoon weer klappen'… "Manneke, wa ga-
En de laatste zondag van de missie, vlak na de kruisprocessie die doorheen heel het dorp ging: "Hewel, manneke, heb-
En als de paters drie-
En de onderpastoor kwam er ook eens met vader en moeder over babbelen. En de mening van de hoofdonderwijzer werd gepolst. Ja, daar zou wel iets voor te zeggen zijn. "Maar je moet het natuurlijk zelf weten hé, van ons moet je niet hoor. Peins er toch nog eens héél goed over na!"
Tweede aanzet: College te Essen
En dat was dan de tweede aanzet: het college van de Paters redemptoristen, in Essen, aan de Nederlandse grens, zo'n 90 km. van huis. Een internaat voor zo'n 150 "studenten". Alle leraars waren paters, behalve de turnleraar.
De eerste dagen was het zo wat 'gewoon worden': boeken halen, kaften, het nodige materiaal aanschaffen… Nog geen sprake van les, nee, eerst drie dagen retraite. De groten kregen het onderricht in de ontspanningszaal, de 'kleinen' in de studiezaal. De predikant was altijd een van de beste Redemptoristenpredikanten. Ook zij die nooit misdienaar geweest waren, kwamen ervan onder de indruk. En tussendoor vrije tijd, met paternoster en stille gebedsmomenten, of… dromerig aan thuis denken. Wandelend in de tuin, of een boeiend boek lezen over Pater Constant Lievens of over "het huis van het verloren kind”. En notabene, in de Goede Week was er nog eens een retraite, met de liturgische diensten. En dan, na de heel vroege Paaszaterdagdienst, vlug een boterhammeke ingeslikt; en drie kwartier te voet door de brede, zanderige kastanjelanen naar het station, waar onze koffers al met paard en kar waren aangevoerd.
Nu kan je denken: maar wat heeft dat allemaal te maken met die "tweede aanzet" om pater-
Maar het geestelijk leven had ook zijn rechten. Elke dag Eucharistieviering en Lofprijzing (kortweg 'lof' genoemd), en op vrijdag de kruisweg, en 's zondags twee missen en zangrepetitie en Vesperdienst en Lof… Wat konden die zondagen soms saai en vervelend zijn. Maar dat moest je er maar bijnemen. Dat was de gang van de internaten toen! En… achteraf bekeken, vind ik het een prachtige collegetijd!
Het college van Essen had een specialiteit, waarvan ik vermoed dat ze die in heel wat colleges niet hadden of toch niet in die mate. Elke zondag was er een uur "declamatieles". Wij hadden het geluk pater Boon te hebben, je weet wel: Jozef Boon die later het heilig Bloedspel leidde in Brugge. Dat waren topmomenten op een zondag: van "HEER Halewijn", stukken uit Vondels "Lucifer", gedichten G.Gezelle en van Rodenbach; teksten uit "De kleine Johannes" van Frederik van Eeden. En natuurlijk ook Verschaeve, Streuvels, Timmermans… en "Van een schamel moederke" van Ernest Claes…
En zaterdagnamiddag -
Maar topmomenten, waar heel het college naartoe leefde waren wel de toneelopvoeringen. Daar kwamen altijd veel figuranten aan te pas, vandaar… Voor de oorlog van 40-
De traditie van het toneel spelen heeft er altijd ingezeten. Na pater Boon en pater Speeckaert deden andere paters en leken er ook mee verder. Je hebt dat of je hebt dat niet, maar Essen hàd het!
Een flinke stoot tot het vormen van latere predikanten werd gegeven door de opleiding in Essen. Het klinkt een beetje chauvinistisch misschien. Ook andere colleges leverden bekwame talenten, en daar zijn heel wat goede predikanten uit gegroeid.
Overigens, wat ze niet voortbrachten aan voordrachtskunst vanuit hun college, werd ruim aangevuld in het studentaat (tijdens de jaren filosofie en theologie) en later nog tijdens het "tweede noviciaat". Maar dat is voor een volgende keer.
door: p. Paul De Meyer cssr
2. TIJDENS HET STUDENTAAT
Na Retorica (het zesde jaar van de latijns-
En dan was er nog iets: de conferenties van de “directeur van de heilige Familie”. Elke maandagavond was er in de kerk samenkomst “voor mannen en jongelingen”, en daar konden soms over de driehonderd aanwezigen zijn. In Sint Truiden, waar we ons noviciaat deden, viel die samenkomst steeds samen met de avondmeditatie in de bidplaats en de novicenmeester was zo mild en toegevend dat wij de venstertjes die uitgaven op de kerk mochten opzetten. En die directeurs, wat konden die preken!
Met het “leren preken” werd echter vooral ernst gemaakt tijdens de filosofie-
Eens de theologie voorbij en priester gewijd, werd niemand natuurlijk al dadelijk in volle predikatie gestort. Een schuchter zondags-
Maar geleidelijk aan moest men toch ook mee. Ook op missie. Eerst als “tweede”, voor de lichtere sermoenen. Veel hing af bij welke “eerste” men terecht kwam. Was dat een aanmoedigend confrater, dan kon je de toekomst zo zien openbloeien.
(vervolgt)
door : p. Paul De Meyer cssr
3. TWEEDE NOVICIAAT
Meestal moest een beginnend predikant, na een paar jaar predikatie, een “tweede noviciaat” doormaken. Dat had eigenlijk niets meer te zien met de eerste, ascetische vorming van het èchte noviciaat, maar met het ernstig werken aan het opmaken van allerlei sermoenen. Voor elke gelegenheid iets dat aangepast was. En natuurlijk: de missiepreken. Zowel voor de lichtere morgensermoentjes als voor de zware avondpreken. We hadden voorbeelden genoeg aan uitgetikte schema’s van illustere voorgangers. Veel eigen inspiratie kwam daar nog niet aan te pas. We zouden later trouwens inzien dat men “leert preken door zelf te preken”: al doende leert men!
Maar goed, je moest toch een voorraad hebben waaruit je direct kon putten. Beladen met zo’n aantal preken die we later toch zelden of nooit zouden gebruiken, keerden we naar onze respectievelijke communiteiten terug. Daar waren ze blij ons na zes maand terug te zien: een nieuwe jonge kracht bij!
4. VERLOOP VAN DE VOLKSMISSIE
1) Voorbereiding
Al of niet voorafgegaan door huisbezoeken, begon de missie ’s zondags in de eucharistievieringen. Een drietal weken op voorhand was er al wel een volledig weekend gepreekt om de missie door gebed voor te bereiden. Aan elk huis hing aan een raam ook al een kleine affiche om de mensen erop attent te maken dat “De Grote Missie” begon op die datum… Vooral hadden de paters de scholen bezocht en drie dagen lang vulden de kinderen na de lessen de straten met een zeer inslaande propagandatocht:
“Vader, moeder, hoort de klokken
die u naar de missie lokken.
Zeg toch niet: ik heb geen tijd, ’t is een tijd van zaligheid.”
Of een variante:
“Vader, moeder, hoort de klokken
die u naar de missie lokken:
‘ morgens, ’s avonds groot sermoen
iedereen heeft dat van doen!”
Het was een plezier om dat te horen en te zien. Natuurlijk, in de stad kon zoiets niet. Maar op de buitendorpen!!! Pater Wassenberg was daarin echt een specialist, en later ook pater Frans Verwimp.
En daarmee stak de vlam er direct in.
2) De preken
Kwestie van de sermoenen: alles was tot in de puntjes geregeld, o.m. wie wàt ging preken. Op zondagnamiddag nog een “zacht” sermoentje. Alhoewel, het thema was dan:
“Geld verloren -
eer verloren -
ziel verloren -
Ikzelf voelde dat nogal tamelijk straf aan en probeerde vanaf de derde missie iets milder te zijn: “De liefde van GOD en de liefde voor GOD”. Maar dat kwam niet goed over bij mijn “missieoverste”. “Paul, als ge nog zo preekt is ’t de laatste keer geweest dat ge met mij meegaat” (’t is ook de laatste keer geweest).
Voor de morgenonderrichtingen was er een vrij ruime keuze aan onderwerpen: gebed, barmhartigheid, biecht, naastenliefde, heiligheid, vertrouwen, communie, zielen van het vagevuur…
Maar de avondsermoenen klonken straffer. Maandagavond was het al direct in de roos: “De dood”. De avonden daarop: “Laatste oordeel”, “huwelijk” (meer sextum dan huwelijk; kinderen niet toegelaten), “ereboete”, “gelegenheden tot zonde” (k.n.t.). Op maandag dan weer: “Onze Lieve Vrouw” en ’s anderendaags om te sluiten: “Gij moet volharden, gij kunt volharden, gij zult volharden!!” Een niet-
DE VOLKSMISSIES VAN DE REDEMPTORISTEN (5)
3) Omringende aktiviteiten en vieringen
-
Halfweg de eerste week, op donderdagavond was er de preek met 'Ereboete'. Dat was voor de jongste pater. Deze ereboete moest wat zalf strijken op hetgeen de zware sermoenen soms een beetje te kras hadden gemaakt. Daarin was ook verwerkt dat de pastoor "in naam van heel de parochie" om vergiffenis vroeg voor alle zonden. Sommige pastoors deden dat héél eerlijk en uit ganser harte. Sommige anderen "declameerden" hun berouw. Voor de ereboete moest de 'jong' pater een hele constructie opstellen waarop een massa kaarsen werden aangebracht. Dat bracht mee dat hij heel de dag met latten sjouwde, daarin nagels spijkerde en kaarsen erop aanbracht. Veel kaarsen. Soms werden de wieken met een draad verbonden zodat het geheel tegelijkertijd -
-
Ook het sermoen over O.L.Vrouw was voor “de jongste” (een van onze paters beweert soms al lachend dat hij het nooit veel verder heeft gebracht dan voor onzelievevrouwsbeestje te spelen). Hij had daarbij de taak om samen met de meisjes van het zesde leerjaar een Mariahulde op het getouw te zetten. Gelukkig konden de laten-
-
Geen Missie zonder Biecht ! Heel de week werd er reeds 's morgens tijdens de misvieringen biechtgelegenheid geboden. Velen maakten daar al vroeg gebruik van.
Maar de grote dag was de laatste zaterdag. In de voormiddag al een uurtje voor de hardhorigen; maar dan vanaf 14.30u. met drie biechtvaders. In het begin was het nog kalm. Maar een uur later zat men al aan te schuiven. Sommigen maakten daar een 'generale biecht' van, een hele levensrevisie, en dat kon het wel even duren. Op grote parochies gebeurde het zelfs dat tegen 17 u. nog een paar 'vreemde biechtvaders' kwamen helpen.
In Zonhoven (in 1955, is het warempel al zo lang geleden !) zat voor de avondpreken de grote (!) kerk stampvol : 1300 -
-
Een dag in de week, in de namiddag, had de "speciale kinderzegening" plaats. Volle kerk met moeders en schreiende of lawaaimakende kinderen. De predikant gebruikte als wapen tegen al dat lawaai een grote bel, en tijdens de schaarse momenen van stilte die daarop volgde, kreeg hij de kans om het evangelie voor te lezen van "laat de kidneren tot Mij komen"; daar knoopte hij dan een goed sermoen aan vast over "rijke kinderzegen".
-
Ook dit nog: voor ieder groot avondsermoen werd de paternoster gebeden door de pater die op die avond niet "van preek" was. Die moest da ook de aankondigingen doen voor de volgende dag. Maar hij moest die aankondigingen inkleden in enkele goeie moppen, waarbij de mensen eens goed konden lachen. Diep "moppen" getuigden niet steeds va goede smaak, maar vooral in de buitendorpen kwamen velen daarop alleen al af. En zo volgden ze toch ook de missie.
Moet erbij gezegd worden dat de preken 'kinderen niet toeglaten' ook het meeste volk trok ken?
-
Na de preek werd dan het 'Tantum ergo' gezongen, de zegen gegeven met het Allerheiligste, vijf Onze Vaders en vijf Weesgegroeten gebeden voor 'de bekering van de zondaars', en bij het verlaten van de kerk werd de zware klok geluid, een kwartier lang, de 'zondaarsklok' zoals men die noemde. En de buitenmensen die gewoonlijk nog ver moesen gaan: zij bleven heel de tijd gevangen in de stilte. Zij fluisterden bijna als ze het onder mekaar nog hadden over de inhoud van de preek. En als ze ver genoeg waren durfde er wel eens iemand de moppen herhalen die tijdens de 'glossa' verteld waren. En 's anderendaags werd erover nagepraat op het werk en in de café's.
-
De kruisprocessie mogen we echt niet vergeten! Ze ging door op de tweede (= laatste) zondagnamiddag. Over een 'talrijke massa' gesproken: hier trok -
Een echte triomftocht was dat ! We kunnen het ons nog nauwelijks voorstellen: met moet het meegemaakt hebben ! Maar, het deed deugd.
Mensenlief, wat voor triomftochten heb ik toen gezien. Bijzonder is mij de kruisprocessie in Zonhoven in 1955 bijgebleven (we spraken hierboven reeds even over die missie). De staart van de processie moest nog vertrekken aan de kerk, als de klop -
Ach, dat "rijke Roomse leven" ! Zo'n kruisprocessie gaf iets feestelijks. Het gaf tevens een gevoel van samenkorigheid. 'Wij horen erbij!" Het leek wel of alle huizen leeggelopen waren om de straten te vullen. De fanfare trok mee. En waar er twee fanfares waren, trokken ze allebei mee: om alle discriminatie te vermijden, mochen ze elk om beurt -
5. DE HUISMISSIE VEROVERT VLAANDEREN
Vanaf 1946, in de naoorlogse jaren, verscheen er een nieuw type missies: de huismissie. Dat gebeurde onder impuls van de sympathieke pater Jaak Wassenberg. Het was wel hard labeur. Overal huis aan huis bezoeken, met kaarten waaraan deelnemerbonnetjes waren toegevoegd. Op het platteland viel dat nogal mee, maar in steden als Antwerpen en omliggende gemeenten (Wilrijk, Hoboken, Burcht) bleek het een onmogelijke opdracht. Maar Wassenberg hield stand. En zijn ploeg ook. Als ik sommige leden van zijn (predikanten)ploeg hoor vertellen (buiten Lokeren, Gent, Willebroek heb ik het zelf niet meegemaakt), dan hoor je verhalen van heldhaftig pionierswerk. De 76 huismissies van 1946 tot 1952 liegen er niet om.
Nog een zestal jaar zal deze “harde vorm” van volksmissie doorgaan. Hoed af!
Hoe meer mensen men kon bereiken, des te beter. Soms werd er niet enkel in de kerk gepreekt, maar op alle mogelijk uithoeken. In 1957 al telden de missie van Beveren-
DE VOLKSMISSIES VAN DE REDEMPTORISTEN (Slot)
door: Paul De Meyer cssr
Vanaf 1946, in de naoorlogse jaren, verscheen er een nieuw type missies: de huismissie. Dat gebeurde onder impuls van de sympathieke pater Jaak Wassenberg. Het was wel hard labeur. Overal huis aan huis bezoeken, met kaarten waaraan deelnemerbonnetjes waren toegevoegd. Op het platteland viel dat nogal mee, maar in steden als Antwerpen en omliggende gemeenten (Wilrijk, Hoboken, Burcht) bleek het een onmogelijke opdracht. Maar Wassenberg hield stand. En zijn ploeg ook. Als ik sommige leden van zijn (predikanten-
Nog een zestal jaar zal die “harde vorm” van volksmissie doorgaan. Hoed af!
Hoe meer mensen men kon bereiken, des te beter. Soms werd er niet enkel in de kerk gepreekt, maar op alle mogelijk uithoeken. In 1957 al telden de missie van Beveren-
De “klassieke missie” -
Er was in de zaal ook een namiddag voorzien voor gepensioneerden. Ook een bijeenkomst voor jonge gezinnen. Eén of twee avonden voor de jeugd en een avond voor jeugd en ouders samen. Dat leidde vaak tot heel vruchtbare gesprekken.
Eén van de hoofdpromotoren van de Geloofsdagen was pater De Maeseneer. Hij heeft het in elk geval vaste vorm gegeven.
De oudere predikanten voelden zich daardoor geleidelijk uitgerangeerd. Er werden nog wel klassieke missies (of ‘Heilige Zending’) gehouden, maar stilaan werden het uitsluitend “Geloofsdagen”. Daardoor werd wel niet meer ‘de massa’ bereikt; die tijd was trouwens toch al voorbij, gedeeltelijk ook door de opkomst van de televisie. Maar de vorming ging dieper. En er bleef eveneens een nawerking. De “Missieconferentie” die vroeger in handen was van de grote tenoren, werd stilaan een kleinere groep welke regelmatig samenkwam. Ook de concurrentiesfeer tussen de verschillende orden en congregaties ging voorbij, wellicht juist door het feit dat steeds meer predikanten afhaakten en men wel was aangewezen op franciscanen, Montfortanen, Passionisten…
Het was niet meer heel de parochie die in beweging kwam. Het begon zich meer en meer te beperken tot groepen, waarbij dan ook beroep werd gedaan op de verantwoordelijkheid van de leken.
Maar… ook aan de formule “Geloofsdagen” kwam er een einde, rond de jaren 1987 -