GELOOF en LEVEN



 HOME

 INHOUD


GELOOF en LEVEN   2015-3


Voorpagina                               frieten in spe      I

Editoriaal                                  red.       II

Maria, de lofzingende                  bvv       80

Een open Bron (H.Hart v Jezus)    bvv       84

Bergenkruis, een bedevaartsoord  red.       86

Profeet (1)                               red.       89

De aarde in onze handen   Een encycliek op komst     93

Gods schepping respecteren        red.       94

Iconen (4)                               J.-P. Van Hopplinus     96

In Pace (dr.Florent Verhelst-Hellemans) red.       99

Jaar vh Godgewijde leven            Verscheidene bronnen     100

Perzische prinses in Irak (Sultana)red.       104

Jij bent de moeite waard             W.V.       107

Jezidi’s                                     Verscheidene bronnen     110

Kostbaar in Gods ogen                Ingezonden      112

Aartsbischop Léonard                 Officiële gegevens     113

Vervolgde christenen                  Naar Kerknet      115

Zalige Idesbald (13)                   Dom Nivardus Van Hove     117

Lachedingen                             Wandkalender      III

Inhoudstafel                                                     IV

NAAR TOP - NAAR INHOUD


MARIA ALS TOONBEELD (2)


bvv

De heilige Thérèse van Lisieux schreef ooit dat godsdienstige schrijvers niet teveel moesten fantaseren rond de figuur van Maria, maar gewoon wat getrouwe uitleg geven bij de evangelie-passages die over Maria gaan.




Maria de lofzingende


Wanneer Maria, na de aankondiging van haar Moederschap van de Messias, de Zoon van God, bij haar nicht Elisabeth aankomt wordt zij door deze begroet als ‘de Moeder van mijn Heer’ en als "zij die geloofd heeft". En dan noteert Lucas een lofzang die hij Maria in de mond legt: haar Magnificat:  

'Mijn hart prijst hoog de Heer,

van vreugde juicht mijn geest om God mijn redder:

daar Hij welwillend neerzag op de kleinheid zijner dienstmaagd.

En zie, van heden af prijst elk geslacht mij zalig

omdat aan mij zijn wonderwerken deed Die machtig is,

en heilig is zijn Naam.

Barmhartig is Hij van geslacht tot geslacht

voor hen die Hem vrezen

Hij toont de kracht van zijn arm;

slaat trotsen van hart uiteen.

Heersers ontneemt Hij hun troon,

maar verheft de geringen.

Die hongeren overlaadt Hij met gaven,

en rijken zendt Hij heen met lege handen.

Zijn dienaar Israël heeft Hij zich aangetrokken,

indachtig zijn barmhartigheid voor eeuwig

jegens Abraham en zijn geslacht.

gelijk Hij had gezegd tot onze vaderen. ' (Lucas 1,46-55)


God loven

Het is de lofzang van een Joods meisje dat zich bewust is van de grote genade, de grote gunst die God haar geschonken heeft. Het was vermoedelijk de droom van menig Joods meisje dat zij de moeder zou worden van de redder van het volk, de Messias.

Het Magnificat is één grote lofzang op God: Mijn hart prijst hoog de Heer. Mijn hart, heel mijn innerlijk bezingt van dankbaarheid God, mijn redder! Maria begreep diep in haar hart dat God haar iets geweldigs geschonken had. Zij voelde zich maar een eenvoudig Joods meisje, en zij beseft nu met welk een welwillendheid, met wat een goedheid God zich over haar eenvoud heeft neergebogen: welwillend heeft Hij neergezien op de kleinheid van zijn dienstmeisje.

In de volgende verzen verwijst Maria naar het eeuwenlange uitzien naar de komst van de Messias, de tijd dat God zou ingrijpen ten bate van zijn volk... Die tijd van verwachtend uitzien is nu vervuld, nu breekt Gods belofte open als een ontkiemend zaad.

Maria is zich bewust van haar uitverkiezing: ieder geslacht zal haar gelukkig heten, haar zalig prijzen omdat Hij, de machtige, heilige God aan haar zijn wonderwerken deed. Met al die Joodse geslachten mogen ook wij Maria zalig prijzen, blij zijn om haar uitverkiezing, om haar moederschap van de Verlosser van haar volk en van alle mensen.

De liefde van God voor haar, het kleine dienstmeisje, brengt haar er toe om die God de bezingen die niet de trotsen, de heersers, de rijken verheft, maar de geringen, de mensen die uitzien naar zijn gaven en niet de zelfgenoegzamen.



Leren van God

En dan bezingt Maria de trouw van de Heer, de liefde voor zijn uitverkoren volk waarin de Messias zal geboren worden. De liefde van de Heer is immers een concrete liefde, voor een concreet volk, voor concrete mensen en het is een trouwe liefde.

Van de liefde van God kunnen wij allen heel wat leren. Ook wij moeten concreet liefhebben, zoals Jacobus schrijft: “wij moeten niet liefhebben met woorden of leuzen maar met concrete daden.” Wij moeten ook trouw zijn in onze liefde: mensen niet in de steek laten omdat het ons elders beter zou uitkomen. Wij moeten bovenal een trouwe liefde hebben tegenover God en ons in alle vertrouwen laten zenden waar Hij ons hebben wil, in de situatie en de roeping waarin Hij ons zendt.

Over de liefde die zich uit in aandacht voor anderen en concrete dienstbaarheid, waarin Maria eveneens ons voorbeeld is, zullen wij het hebben in ons volgend nummer.




Laat ons nu trachten God iets meer te loven en te verheerlijken samen met Maria voor al het grote dat Hij ook aan ons heeft gedaan: het geschenk van het leven, de gave van de verlossing, de belofte op eeuwig leven, zijn trouwe, altijddurende liefde die zich uit in vele kleine attenties: ook midden beproevingen blijft Hij ons nabij. Laten wij ons daarvan bewust worden, onze lofprijzing zal dan af en toe als vanzelf in ons hart oprijzen.

NAAR TOP - NAAR INHOUD


EEN OPEN BRON




In het Johannes-evangelie vinden we volgende passage bij het sterven van Jezus, wanneer de soldaten de benen stukslaan van de twee die met Jezus gekruisigd waren: maar bij Jezus slaan ze de benen niet stuk wanneer ze zien dat Hij reeds gestorven is:


“… maar een van de soldaten doorstak zijn zijde met een lans; terstond kwam er bloed en water uit. Die het gezien heeft getuigt hiervan; zijn getuigenis is waar en hij weet, dat hij de waarheid zegt, opdat ook jij zou geloven. Dit is gebeurd opdat de Schrift vervuld zou worden: ‘Van zijn gebeente zal niets worden verbrijzeld’, terwijl nog een ander Schriftwoord zegt: ‘Zij zullen opzien naar Hem die zij hebben doorstoken’.”

(Joh.19,34-37)

Een getuigenverslag

Het hart van Jezus werd doorboord met een lans door een legioensoldaat, die geleerd had hoe je een tegenstander met een speerstoot moest doden.

De geliefde leerling is getuige dat Jezus’ benen niet werden stukgeslagen en hij denkt daarbij terug aan een tekst uit het Oude Testament waar de ‘gebrokenen van hart’ door God bijgestaan worden, hun ‘beenderen worden niet gebroken’ (Psalm 34,19-21).

Deze leerling (eigenlijk zijn wij dat allen) ziet hoe Jezus’ hart doorboord wordt en herinnert zich een voorspelling in het Boek Numeri 21,9 waar God zegt dat men moet ‘opzien’ naar de bronzen slang die Mozes moest maken zodat men in leven zou blijven.

In het Boek Zacharia wordt gezegd dat “Zij zullen opzien naar hem die zij doorstoken hebben”, zij zullen een weeklacht houden als over de enige zoon, de eerstgeborene (Zach. 12,10). Maar het trof me dat even verder, in Zacharia 13,1, het volgende staat: “Op die dag zal er voor het huis van David en voor de burgers van Jeruzalem een open bron zijn, die zonde en onreinheid wegwast.”


Een open bron

Het water en bloed dat uit het hart van Jezus vloeide wordt meestal gezien als symbool voor de geboorte van de Kerk. In de Kerk, de Jezusgemeenschap, worden wij met Christus verenigd door het water van het doopsel en het voedsel van de Eucharistie. Zo worden wij verlost en toegerust op onze weg door het leven.



Einde van dit jaar zullen we de barmhartigheid van God gedenken om naar zijn voorbeeld zelf ook barmhartigheid te beleven tegenover onszelf maar ook ten overstaan van anderen. Het is goed aan het hart van Jezus te komen rusten in gebed en zijn liefde tot het uiterste dankbaar te gedenken in de Eucharistie. Rustend aan zijn hart kunnen we leren vergevingsgezind, onthalend, teder en liefdevol te zijn in woord en leven.

Wij ontvangen dan ook de vrede in ons hart.


NAAR TOP - NAAR INHOUD


PROFEET (1)  


Soorten



In de Bijbel kunnen wij vaststellen dat er – vooral in moeilijke tijden - altijd mensen waren, speciaal door God gezonden, om het volk te bemoedigen, of om het terecht te wijzen, te vermanen dat ze niet op de goede weg waren én om te wijzen naar de weg die God van hen verwachtte.  Soms kwam er ook zoiets als een dreiging aan te pas:

“Als jullie zo verder doen, lopen jullie in jullie verderf.” Profeten waren niet altijd graag gezien. Vooral niet als ze te vermanend waren, te verwijtend of te dreigend. Daarom waren er ook sluwe mannen die zich voordeden als profeet maar die de mensen naar de mond praatten. De Bijbel noemt dat ‘valse profeten’.


Het lot van profeten

De echte profeten stelden zich helemaal in dienst van God en zij stelden zich in feite ook helemaal ten dienste van de mensen, om hen aan te manen de weg van Gods verlangen te gaan. Vaak was het hun lot weerstand te ondergaan en zelfs vervolging. De profeet Jeremia werd in een vergeetput gegooid. De profeet Elia treffen we op een gegeven moment aan terwijl hij zijn nood klaagt bij God: “Ik heb vurig geijverd voor Jahwe, De Israëlieten hebben uw verbond met voeten getreden, uw altaren omvergehaald en uw profeten met het zwaard gedood; ik alleen ben overgebleven en nu staan ze ook mij naar het leven.'” (1Kon.19,13-14)


God en zijn profeet

Je zou liever een andere job verkiezen boven dat profetenambt.

De een klaagt dat hij er de talenten niet voor heeft: “Het woord van Jahwe kwam tot mij: Voordat Ik u in de moederschoot vormde, koos Ik u uit; voordat ge geboren werd, bestemde Ik u voor Mij; als profeet voor de volken heb Ik u aangewezen. Ik zei: `Ach, Jahwe, mijn Heer, ik kan niet spreken; ik ben veel te jong.' Maar Jahwe antwoordde: … Wees niet bang voor hen, want Ik ben bij u om u te redden - godsspraak van Jahwe.” (Jer 1,4-8)




Een andere profeet zou dan weer liever een stad vervloeken in plaats van ze uit te nodigen tot bekering. In het verhaal van de profeet Jona lezen we hoe hij zelfs op de vlucht slaat. En als hij dan toch tot bezinning komt en bemerkt dat de mensen van die stad zich bekeren, heeft hij er achteraf ook nog spijt van dat de Ninevieten zich bekeerd hebben.(Jon 4,1-10)


De echte profeet wordt wel eens gezonden om mensen op de hielen te zitten. Dat overkwam David, die een van zijn beste en trouwste soldaten liet doden om met diens vrouw te kunnen huwen. Spoedig krijgt hij de profeet Nathan op bezoek die hem zijn daad verwijt en zegt dat het zijn gevolgen zal hebben voor zijn familie. David komt tot inzicht en toont berouw over zijn verkeerd handelen (Psalm 51):

GOD, ontferm U over mij in uw barmhartigheid,

delg mijn zondigheid in uw erbarmen.

Was mijn schuld volkomen van mij af,

reinig mij van al mijn zonden. –

Ik erken dat ik misdreven heb,

altijd heb ik mijn vergrijp voor ogen. –

Jegens U alleen heb ik gezondigd,

wat U tegenstaat heb ik gedaan.

Dus zijt Gij rechtvaardig in uw oordeel,

is het vonnis dat Gij velt gegrond.

Zo blijkt dat een profeet een grote genade is voor de mens, de genade van een nieuw leven.


Profeten vandaag?

Profeten zijn dus zeker geen mensen die alleen maar de toekomst zouden voorspellen, maar personen die door God gezonden worden om vanwege Hem mensen te helpen de weg van het heil te gaan en de verkeerde wegen te mijden.

In de Bijbel kennen wij 4 ‘grote profeten’ van wie wij de meest uitgebreide tekst hebben, denk maar aan Jesaja, Jeremia, Ezechiël, Daniël  (soms zijn gedeelten ervan door anderen geschreven).


Ik wil hier een andere definitie geven van ‘grote profeten’, namelijk dezen die met een heel belangrijke boodschap gezonden worden tot talrijke mensen. Die boodschap hoeft niet steeds schriftelijk te gebeuren of door toespraken; het kan ook zijn dat het leven van een profeet op zich een boodschap inhoudt. Denk bv. aan het leven van Moeder Teresa van Calcutta, het leven van pater Damiaan (Jozef De Veuster), het leven (maar ook de woorden natuurlijk) van pater Werenfried van Straeten. Ook een priester Poppe, een broeder Isidoor en verscheidene pausen hebben door hun leven of/en hun woord een profetische taak vervuld : de mensen een door God gewilde weg aanwijzen.


Samuël, Samuël …

Nee, ik ga jullie niet opnieuw het roepingsverhaal van de profeet Samuël vertellen. Je mag die naam vervangen door je eigen naam! Je weet dat we door ons doopsel (waar we met Christus verenigd werden in leven, dood en opstanding) ook delen in zijn koninklijke (= dienende), priesterlijke én ook in zijn profetische opdracht. Ieder van ons is dus geroepen om zo te leven en te spreken, dat ons leven en ons spreken iets bevatten wat mensen kan uitnodigen om de weg te gaan die leidt naar het heil. Dat we maar ‘kleine’ profeten zijn, tot daartoe, we moeten echt niet jaloers zijn op ‘grote’ profeten: naast de vreugde van in dienst te staan van de Heer, brengt het wel eens problemen met zich mee.



Ons, kleine profeten, mag de opdracht echter niet afschrikken. Wel mogen we er eens van wakker liggen en ons afvragen wat God van ons vraagt om op een goede manier getuigen van Christus te zijn tegenover kinderen, kleinkinderen, echtgeno(o)t(e)e, buren, leden van onze vereniging… Misschien gaf de Heer je zelfs talenten om ook publiek zaken recht te zetten of goede zaken te promoten… (Ik dacht aan lezersbrieven en zo).

Vaak ontlopen we onze verantwoordelijkheid, net zoals de profeet Jonas die op de loop ging richting Tarsis in plaats van richting Ninive, en inscheepte en rustig in slaap werd gewiegd door het klotsende water…  God zendt ook u.

NAAR TOP - NAAR INHOUD

DE AARDE IN ONZE HANDEN


“Als ik naar de hemel kijk, het kunstwerk van uw vingers,

Als ik maan en sterren zie, die Gij daar hebt gezet :

Ach, wat is de mens dan, dat Gij naar Hem omziet,

't mensenkind, dat Gij zo voor hem zorgt ? -

Niet veel minder dan een engel hebt Gij hem geschapen,

hem gekroond met luister en met eer. -

Heel uw schepping aan hem onderworpen,

alles aan zijn voeten neergelegd;” (Psalm 8)


Hoe klein we ook zijn, veel minder dan een korreltje zand in het immense heelal, toch hebben we een verpletterende verantwoordelijkheid gekregen om de aarde (en bij uitbreiding de hele schepping?) “te bewerken en te beheren.” (Genesis 2,15 WB 1995; … ‘om die te bewerken en erover te waken’ noteert de Nieuwe BijbelVertaling 2004)


Maandenlang was er al sprake van dat paus Franciscus bezig was om een brief te schrijven (eigenlijk een encycliek) met als voornaam onderwerp onze verantwoordelijkheid voor de schepping en het respect voor de natuur, waarvan en waarin wij leven en waarin ook de volgende generaties nog ongehinderd moeten kunnen leven. (Zie blz. 94).


Nu hebben de Verenigde Naties paus Franciscus uitgenodigd om op 25 september, naar aanleiding van de 70ste verjaardag van deze internationale organisatie, de jaarlijkse plenaire zitting te komen toespreken.

Secretaris-generaal Ban Ki-moon zei: het zal “een bron van inspiratie zijn voor de internationale gemeenschap opdat ze haar inspanningen verdubbelt met het oog op de menselijke waardigheid voor allen”…  “op een moment waarop de VN belangrijke beslissingen moet nemen over duurzame ontwikkeling, de klimaatproblematiek en de vrede.”

(Op dinsdag 28 april had Kan Ki-moon reeds een gesprek met paus Franciscus o.m. over natuurbehoud).


NAAR TOP - NAAR INHOUD


GODS SCHEPPING RESPECTEREN

bvv



Aan jonge mensen hoef je niet uitleggen dat er respect voor de natuur moet zijn. Zij zullen je zelf uitleggen wat er gaande is door de opwarming van de aarde; misschien hebben ze zelf al een spreekbeurt gehouden of een werkstuk moeten maken over ‘de verdunning van de ozonlaag’ en de gevolgen daarvan voor latere generaties, voor ons en speciaal voor de armere landen.

Misschien hebt u reeds van die natuurreportages gezien op tv. hoe gletsjers aan de Noordpool afkalven aan een versneld tempo, hoe het leefgebied van sommige wilde dieren (bijvoorbeeld ijsberen, sneeuwvossen) daardoor geweldig inkrimpt zodat ze met uitsterven bedreigd zijn. In de wijde omtrek van onze steden hebben we te maken met het fijn stof dat nu reeds een directe bedreiging vormt voor de volksgezondheid, speciaal voor kinderen, hartlijders, mensen met ademhalingsproblemen en bejaarden. Maar de ontwikkelingslanden zouden de grootste slachtoffers zijn door droogte en/of overstromingen…



Er is natuurlijk de grote natuurverontreiniging door de uitstoot van allerlei schadelijke stoffen; men wijst dan naar de energiesector, maar ook naar wat de gezinnen aan schadelijke stoffen in het milieu brengen.

Veel fabrieken hebben de uitstoot van schadelijke stoffen fel beperkt. En eenvoudige stervelingen als wij allen hebben ook ons steentje bijgedragen. Wij trachten zoveel mogelijk het huisvuil te selecteren, we laten ons niet te vlug plastieken zakjes in de handen duwen maar zorgen dat we zelf iets hebben om onze winkelwaar mee te nemen. Wij gebruiken onze auto niet voor kleine verplaatsingen. Als we er nog toe in staat zijn gaan we te voet of nemen we de fiets. Enzovoort... Prachtig! Die zo voort!

Als gelovig mens mogen wij er ook aan denken hoe reeds op de eerste bladzijde van de bijbel God de aarde aan de mens toevertrouwt om ze te behouden en te bewerken. De twee. Het is opvallend dat Paus Franciscus enige tijd terug tijdens de eucharistie (hij zou dat in de encycliek nog eens over doen)  uitnodigde om de zorg voor de schepping niet enkel aan ‘de Groenen’ over te laten. De gemeenschappelijke inzet voor de bescherming van het milieu is typisch christelijk! En hij herhaalde het Bijbelwoord dat we hierboven reeds aangaven: "Christenen moeten de aarde beschermen."



Wij moeten zorgzaam omgaan met de aarde, zei de paus nog, we mogen de bodemrijkdommen niet totaal uitputten, wij mogen de schepping beheren, maar ons niet als eigenaar en uitbuiter gedragen. Een christen die geen zorg draagt voor de schepping, die ze niet helpt, is een christen die geen belang hecht aan het kunstwerk van God, Gods werk dat geboren is uit liefde voor ons. Dit zijn sterke woorden van de paus. Wij mogen ze echt tot ons hart laten spreken.


NAAR TOP - NAAR INHOUD

JAAR v.h. RELIGIEUZE LEVEN


Godgewijd leven

Ieder jaar wordt op 2 februari de "Dag van het Godgewijde leven" gehouden. Er zijn dan, vooral in de kloostergemeenschappen, allerlei gebedsdiensten. In Vlaanderen zijn er op dit ogenblik zo'n 6000 vrouwelijke religieuzen en 1700 mannelijke religieuzen onder wie 305 Broeders. Wereldwijd zijn er ongeveer 900 000 religieuzen waarvan twee derde vrouwen.



Nu zijn we echter in het "Jaar van het Godgewijde Leven" dat loopt van 29 november 2014 tot en met 2 februari 2016. In die periode is het 50 jaar geleden is dat het decreet van het Tweede Vaticaans Concilie over het religieuze leven werd uitgevaardigd (Perfectae Caritatis). In het logo van dit ‘jaar van het Godgewijde Leven’ worden enkele bijzondere doelstellingen vermeld: vreugdevol, profetisch, hoopvol, dàt is de roeping van het Godgewijde Leven in de kerk vandaag. (gegevens van Kerknet)


Religieus leven, een sprekend teken voor de wereld

Nu kunnen wij ons natuurlijk de vraag stellen wat ‘Godgewijd Leven’ vandaag betekent. In het verleden werd dit Godgewijde leven nogal beperkt opgevat als het "religieuze leven". De voornaamste bedoeling van dit jaar is zeker de aandacht gaande te houden of te versterken dat er binnen de Kerk een levenswijze is die bij uitstek de bedoeling heeft gestalte te geven aan de totale toewijding aan God. Deze levenswijze, de expliciete en zichtbare toewijding, wordt belichaamd in allerlei instituten.

De leden van deze instituten (ordes, congregaties, allerlei lekeninstituten) verbinden zich door de geloften van armoede, gehoorzaamheid en celibaat om zo een profetische uitdrukking te zijn van het betrekkelijke van een aantal aardse waarden zoals het huwelijk, het bezit, de vrije beschikking. De Kerk wenst deze objectieve levensvorm te benadrukken en de waarde ervan te onderlijnen. Omdat in de rijkere landen juist het omgekeerde opgehemeld wordt (onbeperkte zelfbeschikking, seksuele vrijheid, vaak als consumptiegoed gepresenteerd, en hang naar bezit) is het gevolg dat het religieuze leven nog maar weinig in trek is. Misschien is een radicale beleving ervan juist meer dan ooit noodzakelijk in onze streken.


Roeping van ieder christen

Maar meer dan deze geïnstitutionaliseerde (= officieel door de Kerk erkende) vorm van de toewijding aan God, is de innerlijke gezindheid belangrijk: erop uit zijn om in alle omstandigheden het verlangen van God te doen. De toewijding aan God kan een christen beleven als religieus (zuster of moniale, broeder, pater of monnik) als ‘godgewijde maagd’, maar ook als lid van een lekeninstituut, of van een ‘private of publieke vereniging van christengelovigen’ (de zogenaamde ‘nieuwe gemeenschappen’).

De toewijding aan God kan men echter ook beleven als gehuwde, als ongehuwde of jongere middenin de wereld. De Maria-Kefasgemeenschap, een ‘nieuwe gemeenschap’, heeft bv. als een van haar stichtingswoorden een tekst van de apostel Paulus uit de


Romeinenbrief 12,1-2:

En nu, broeders (en zusters), smeek ik u bij Gods erbarming: wijdt uzelf aan Hem toe

als een levende, heilige offergave, die Hij kan aanvaarden.

Dat is de geestelijke eredienst die u past.

Stemt uw gedrag niet af op deze wereld.

Wordt andere mensen, met een nieuwe visie.

Dan zijt ge in staat om uit te maken wat God van u wil,

en wat goed is, wat zeer goed is en volmaakt.



Radicaal beleefd christelijk leven

Het jaar van het godgewijde leven zal daarom voor ieder christen een vernieuwde oproep zijn om op radicale wijze de toewijding aan God en de dienst aan de medemens te beleven, er concrete uitdrukking aan te geven. Op die wijze zal het leven van de christen weer een sterk getuigenis zijn dat het leven op deze wereld tegelijk een leven is met God voor ogen, een op weg zijn met God, onze uiteindelijke bestemming.

Als het leven van een christen, religieus of leek, niet beleefd wordt als toewijding aan God en dienstbaarheid aan de mens (het dubbelgebod) dan is het leeg en geen getuigenis meer.


Laten wij in dit jaar geregeld bidden voor de heiliging van al wie zijn toewijding aan God beleeft in de religieuze staat (en daarmee gelijklopende levensvormen) maar ook voor alle christenen die - elk in zijn eigen staat - in feite geroepen zijn om als God toegewijde mensen te leven. Een oproep tot ieder van ons.


Vita Consecrata in ecclesia hodie (Het godgewijde leven in de Kerk vandaag):

Evangelium (Het Blijde Nieuws verkondigen)

Prophetia (Profetisch getuigenis zijn)

Spes (Hoop uitstralen)

NAAR TOP - NAAR INHOUD


PERZISCHE PRINSES IN IRAK


In Noord-Irak zijn heel wat mensen om het leven gekomen door het gewelddadig optreden van I.S. Ontelbaar velen zijn gevlucht. Jonge priesters vrezen dat ze binnenkort geen christenen meer hebben wegens de massale uittocht. Een aantal christenen zijn ook gedood, terwijl die moordenaars zich voor uitverkorenen van ‘God’ achten. Men geeft ook schaamteloos de naam ‘martelaar’ aan (misleide?) moordenaars die zichzelf opblazen en een aantal mensen de dood mee insleuren. Hun slachtoffers zijn vaak de echte ‘martelaars’. Zo noemt men immers christenen die ook bij bedreiging en mishandeling tot in de dood trouw bleven aan hun geloof. Niet enkel bij het prille begin van het christendom, maar ook in de verdere eeuwen zijn er zulke martelaars geweest. Een ervan is goed bekend in Irak: Sultana! Een oud verslag van haar martelaarschap is nu opnieuw uitgegeven in het Syriac en met de vertaling in het Engels erbij.


Misschien heb je al eens Chaldeeuwse christenen ontmoet, vluchtelingen uit Turkije en vooral uit Irak. Wanneer u wat bevriend geraakt met hen, zal het u op een bepaald moment misschien opvallen dat zij het feest vieren van de -volgens hen heilige- Sultana Mahdukht. Het is dan een groot feest, waarop ze vrienden en kennissen uitnodigen om mee te vieren. Eten is er in overvloed en van wat overblijft krijgt ieder nog voldoende mee om de volgende dagen thuis verder te vieren.

Wie is deze Sultana, die vooral bekend was bij de Chaldeeuwse christenen uit de streek ten Noordwesten van de provincie Dohuk (Noord-Irak). Daar was een rots-kerk, wat ruw opeengestapelde steenblokken, waar ook heel wat moslims kwamen en zelfs president Sadam Hoessein ooit zijn opwachting maakte.

Sultana (= prinses) Mahdukht was een Iraanse prinses uit het begin van de vierde eeuw. Zij en haar twee broers, Adarparwa en Mihrnarse, werden in september 318 gedood omdat ze zich vanuit het Zoroastrisme bekeerd hadden tot het christendom; vooral hun vader zat achter die moord. De schrijver die hun aandenken heeft bewaard is Gabriël van Shahrzor (begin 7de eeuw); drie eeuwen dus na hun martelaarschap. Die late geschiedenis doet vermoeden dat er een deel legendarisch is, maar een historische kern is zeker aanwezig.



Wat is deze jonge martelaars overkomen? Met hun gedrieën waren ze op reis naar Karka. Zij hadden een voornaam voorkomen en waren onderricht in de leerstellingen van de magie. Op de terugweg valt de jongste broer, Mihrnarse, van zijn paard en is ernstig gekwetst. Hij wordt opgevangen in een klein dorpje, Ahwan, waar hij een bijna-dood-ervaring heeft:  in een visioen ziet hij hemel en hel en ook hoe een priester, Mar’Abda, voor Gods troon voor hem ten beste spreekt om hem te genezen. Deze priester komt daadwerkelijk bij hen en geneest de jongen, tot vreugde van de dorpsbewoners. Het visioen en de genezing hebben echter tot gevolg dat de jongen vraagt om gedoopt te worden; zijn broer en zijn zus Mahdukht vragen het eveneens. Mar’Abda doopt hen. In een grot leiden de drie jonge mensen gedurende drie jaar een streng ascetisch leven. Hun vader, Pawar, zoekt hen te doden. Als Mar’Abda met zijn diaken Mar Adddai bij hen de Eucharistie komt vieren in de grot, voorspelt de oudste broer dat de priester over 3 dagen de marteldood zal ondergaan; het meisje, Sultana Mahdukht, voorspelt dat zij gedrieën over 7 dagen zullen ontdekt en op de 15de dag zullen gedood worden. Hun vader verwittigt koning Shabur II die Mahdukht wil huwen. Ruiters van koning Pawar komen aan de grot waarin de jongeren wonen, maar zij zijn verblind en zien de jongeren niet. Verscheidene andere mirakelen beletten de koning en zijn soldaten om de jongeren, die hun vader niet willen volgen, te ontvoeren. Wanneer de jongeren gekwetste ruiters genezen, gaan dezen ook geloven. Er is in de verhalen sprake van 750 dienaars van de koning die in het geheim gedoopt worden en die ook martelaar zullen worden. Sultana weigert de koning te huwen en zegt dat hij, in vergelijking met de hemelse Koning, onmachtig is. Ook allerlei bezweerders trachten de kinderen te bereiken maar hun toverijen vermogen niets tegen de drie die trouwens de mensen genezen die door het mislukte optreden van de wichelaars gewond zijn geraakt. Tenslotte zendt hun vader nog een ruiter. De jongeren vragen tijd om nog even te bidden:



“Heer, laat de welvaart toenemen in deze streek waar wij gemarteld worden omwille van de liefde voor U; laat ook welvaart komen over om het even wie ons gedenkt en op deze plaats voor U een gedenkteken maakt van ons.” De beul doodt beide broers, maar zijn hand wordt melaats; na enige aarzeling doodt hij ook het meisje Mahdukht (12 januari). Hun lichamen verdwenen zodat de ruiters ze niet konden verbranden. Na de vervolging werd een gedenkschrijn opgericht waar vaak genezingen gebeurden.


NAAR TOP - NAAR INHOUD


JE BENT DE MOEITE WAARD !

W.V.

Op een dag vroeg een lerares aan haar leerlingen om de namen van alle klasgenoten op een papier te schrijven en naast de naam enige ruimte te laten.

Daarna zei ze tegen de leerlingen dat ze het beste wat ze over deze klasgenoten zouden kunnen vertellen achter de naam moesten schrijven en dat ze achter iedere naam iets moesten schrijven.

De opdracht duurde het gehele lesuur en aan het einde van de les moest de opdracht ingeleverd worden bij de lerares.


In het weekend nam de lerares voor iedere leerling afzonderlijk een blad en schreef per leerling al deze positieve en opbouwende opmerkingen op zijn of haar blad.

Op maandag gaf ze tijdens haar les aan alle leerlingen hun lijst.

Spoedig begon iedereen te lezen en … te lachen.

"Is dat echt zo?", kon je horen fluisteren. "Ik wist niet dat ik voor iemand anders waarde had!" en ... "Ik wist niet dat anderen mij zo leuk vinden", waren de meest gehoorde commentaren.




Na enige tijd werd er over deze lijsten niet meer gesproken.

Ook wist de leerkracht niet of de leerlingen onderling of met hun ouders hierover gesproken hadden.

Maar dat was ook niet het belangrijkste. Die oefening had zijn effect gehad.

De leerlingen waren gelukkig met zichzelf en met de anderen.


Enkele jaren later was een van haar leerlingen, Mark, omgekomen in een oorlogsgebied; de lerares werd uitgenodigd voor de begrafenis en ze ging erheen.

De kerk was overvol met vele vrienden.

Een voor een gingen de mensen die van hem gehouden hadden of hem gekend hadden bij zijn graf voorbij en bewezen hem de laatste eer. De lerares ging als een van de laatste naar zijn graf en bad voor hem.


Nadat zij daarmee klaar was vroeg een collega-soldaat van Mark aan haar: "Bent u Mark's wiskundelerares?"

Zij knikte bedroefd en zei zachtjes: "ja".

Toen zei hij: "Mark heeft zeer vaak over u gesproken".

Na de begrafenis was er gelegenheid tot condoleren en de meeste van Mark's vroegere klasgenoten, ook aanwezig, waren bij elkaar gaan zitten.


Mark's ouders waren blij haar te zien en spraken haar aan. “We willen u iets laten zien", zei Mark's vader en haalde een portefeuille uit zijn binnenzak.

"Dit vonden we toen we in Mark's spullen gingen kijken nadat hij gesneuveld was en we dachten dat u het zou herkennen".

Uit de portefeuille haalde de man een sterk verouderd, veelgebruikt, bij elkaar geplakt blad, dat duidelijk zichtbaar vaak opengevouwen en weer dichtgevouwen was.


De lerares wist zonder verder te kijken dat dit het blad was waarop alle goede, opbeurende en positieve dingen stonden die zijn medeklasgenoten opgeschreven hadden en die zij bijeen geschreven had.


"Wij willen u hiervoor echt bedanken, dat u dit gedaan heeft", zei Mark's moeder. “Zoals u kunt zien heeft Mark dit enorm gewaardeerd.”

Hierna verzamelden alle voormalige leerlingen rondom de lerares.

Charlie lachte een beetje en bekende: "Ik heb mijn lijst ook nog. Deze ligt in de bovenste lade van mijn bureau".

Heleen, de vrouw van Joost, zei: "Joost heeft me gevraagd of ik uw lijst in ons trouwalbum wilde plakken".

"Ik heb mijn lijst ook nog", zei Marylin, "Ik heb hem in mijn dagboek geplakt.


Toen deed Vicky, een van de andere leerlingen, haar handtas open en haalde haar agenda hieruit en toonde haar lijst aan de anderen . Helemaal aaneen geplakt en duidelijk veel gebruikt.

"Ik neem hem overal mee naar toe" zei Vicky en voegde er aan toe : "Volgens mij heeft iedereen die lijst nog, en onder handbereik".

De lerares was totaal ontroerd, zodat ze begon te huilen en moest gaan zitten. Ze huilde om Mark en al deze vrienden die hij nooit meer zou zien.


In het samenzijn met onze medemensen vergeten wij vaak, dat ieder leven eens eindigt en dat we niet weten wanneer dit zal zijn.

Daarom is het zo belangrijk dat we de mensen die we liefhebben, die ons dierbaar zijn, zeggen dat ze speciaal, bijzonder en belangrijk zijn.


Zeg het ze voordat het te laat is.

NAAR TOP - NAAR INHOUD


JEZIDI’S


Karl May

In een van zijn boeken, die ook in het Nederlands werden vertaald, heeft Karl Maier (Karl May) het over de ‘duivelaanbidders’; hij beschrijft een heel ritueel met mooie hymnen en gebeden. Naast literatuur kwam hij misschien in aanraking met Jezidi’s, uitwijkelingen na problemen met het Ottomaanse Rijk.


Jezidi’s

Wegens menige vervolging, vooral dus tijdens de Ottomaanse overheersing, leefden de Jezidi’s verspreid in Mosoel, Aleppo (Syrië), de Kaukasus, Armenië, Perzië; ze vermengden zich met de Koerden en Armeniërs. (Noord-) Koerdisch is hun taal.  

Hun godsdienst is een ingewikkeld mengsel van allerlei godsdiensten. De Engel-Pauw (Tawusi-Mal’ak) speelt er een grote rol in, zo groot dat men de indruk krijgt dat de Ene God wat wordt weggedrukt en daarom noemt men hen ‘duivelaanbidders’. Ook zij geloven echter in de Ene God; maar uit die Ene God zijn zeven zuivere geesten uitgegaan en de voornaamste daarvan is juist die Tawusi-Mal’ak (Engel-Pauw) aan wie het grote scheppingswerk is toevertrouwd. De mens werd echter door God geschapen. Een van hun dogma’s is dat die gevallen engel (die niet wou ingaan op het bevel van God om te knielen voor Adam omdat hij alleen voor God wou knielen) zich ooit zal bekeren. Zij zijn verplicht jaarlijks het heiligdom van Sjeik Adi te bezoeken. Men kan zich niet bekeren tot hun geloof, men moet zo geboren worden en bij geloofsafval wordt men bedreigd tot en met de dood. Ze geloven ook in reïncarnatie. Zij houden er bijzondere zuiverheidstaboes op na en zijn erg 'gesloten', gestructureerd in een soort kastenstelsel.


Vervolgingen

Het jaar 2007 was al bijzonder moorddadig geweest voor de Jezidi’s. Aanleiding was de steniging van een 17-jarig meisje omdat ze een relatie had met een Soenitische jongeman en misschien moslim zou worden (te vergelijken met de ‘eremoord’ bij sommige volkeren wanneer bv. een meisje zich misdragen heeft).  Dit feit kreeg een bloedig vervolg in Noord-Irak, in Mosoel en vooral in Qahataniya; op deze laatstgenoemde plaats vonden zowat 800 Jezidi’s de dood en vielen nog zo’n 1500 gewonden.



In 2014 zouden de Jezidi’s volledig uit Noord-Irak verdwenen zijn als de internationale gemeenschap niet ter hulp was gekomen. Bij hun opstand tegen het ISIS, (in ’t araabs: Daesh) zoals I.S. zich toen noemde, werden op 30 juli 500 van hen vermoord.
Zeer velen konden nog vluchten naar de berg Sinjar, waar ze echter gebrek hadden aan alles en waar dan ook velen om het leven kwamen. Wie niet kon vluchten moest zich bekeren tot de Islam als ze niet gedood wilden worden; meisjes en vrouwen werden verkocht als slavin.


Gered?

In augustus 2014  zijn uiteindelijk een deel van de Jezidi’s, die zich op de berg Sinjar bevonden, bevrijd en begeleid naar o.m. de autonome Koerdische regio in Noord-Irak.

NAAR TOP - NAAR INHOUD


 VERVOLGDE CHRISTENEN

Naar kerknet



Het is opvallend hoe de stem van de paus voortdurend opklinkt tegen racisme, antisemitisme, kinderhandel … maar ook tegen het geweld op christenen in Afrika, Azië en het Midden-Oosten.

Na de gruwelvideo van I.S. met de terechtstelling van een aantal Koptische christenen richtte de paus een rouwtelegram  (20 april 2015) aan de Ethiopisch-orthodoxe patriarch Abuna Mettias. Hij veroordeelde  het geweld tegen onschuldige christenen en riep de verantwoordelijken van de betrokken landen op om niet doof te blijven voor hun schreeuw.

Paus Franciscus schreef verder dat hij met grote ontzetting en droefheid kennis had genomen van het nieuwe geweld tegen onschuldige christenen in Libië. "Of deze slachtoffers nu katholiek, kopt, orthodox of protestant zijn maakt weinig verschil, omdat hun bloed hetzelfde is door hun belijdenis van Christus. Het bloed van onze christelijke broeders en zusters is een getuigenis dat moet gehoord worden door diegenen die nog onderscheid kunnen maken tussen goed en kwaad, in het bijzonder door diegenen die het lot van de volkeren in hun handen hebben"


De paus veroordeelde met klem de gruwel waarvan deze Ethiopische christenen slachtoffer werden en herhaalde nogmaals dat zij werden vermoord louter omdat zij volgeling waren van onze Heer en onze redder Jezus Christus." Tot slot maande hij aan tot onophoudelijk gebed voor het martelaarschap van christenen in Afrika, het Midden-Oosten en in bepaalde gebieden van Azië.


Wie zijn die moordenaars? (Naar DS 25-26 april)

Maandenlang hebben we gedacht dat de moordenaars fundamentalistische moslims waren. Maar wie gaat in feite schuil achter I.S.? De Duitse journalist Christoph Reuter kreeg inzage van buitgemaakte IS-documenten waaruit blijkt dat, vooral sedert 2012, Soenitische oud-officieren en spionnen van het -in 2003 door de Amerikanen ontbonden- Irakese leger de strategie van IS bepalen. Voor het vuile werk gebruiken ze hoofdzakelijk buitenlandse moslims, die het als hun ‘plicht’ zien mee te doen aan de ‘heilige oorlog’ (Jihad). Ze worden echter gebruikt als kanonnenvlees door Sadams gewezen spionnen, goed thuis in militaire strategie en in het opzetten van netwerken. Godsdienst interesseert die strategen maar weinig, enkel het reanimeren van een uitdijende spionagestaat zoals ze die kenden onder Saddam Hoessein.