GELOOF en LEVEN



 HOME

 INHOUD


GELOOF EN LEVEN  2015 nr 1


INHOUD 2015 NR 1


Een ongelooflijke stap   bvv Een Kerstbezinning   1

Het Weesgegroet  Stichting Immaculata  3

Het Onze Vader Een nieuw lied   6

Een vroegere christen  Een oud gedachtenisprentje  7

Een mens van hoop   8

Hij leeft!  Getuigenis  Ria Geysen    9

De Kerk onderweg  Bisschoppensynode 2014 Naar Kerknet    11

In een beproeving  Psalm 31, 2-3   12

Vrucht van de kuisheid  H. Johannes-Paulus II  13

Iconen (2)   Jean-Pierre Vanhopplinus gmk  14

Boerenkrijg in Waasland (11)  Luc De Brant  19

“Ja” zeggen zoals Jezus Michel Quoist pr.  23

Missie in Irakese context (1)  p. Vincent  24

In de vrede van de Heer (EE.PP. Bergmans, Van Wichelen, Moons) 28

Missie vandaag in Irak (2)  p. Vincent  30

Broeder Liguori in W.O. I Autobiografisch   32

Opmerkelijke christenen  Pierre Gourçat  Marthe Robin       bvv en Kerknet  36

Zalige Idesbald van Duinen (11)  Dom Nivardus 37


INHOUD       -      NAAR TOP


Abonneer u op ‘Geloof en Leven’ (12,5 euro)

(Verschijnt in: januari / april / juli / oktober)


GELOOF en LEVEN v.z.w.

Groot Begijnhof 19

9040 Sint-Amandsberg


IBAN: BE86 8925 9053 2450

BIC: VDSPBE91

(of : Rek: 892-5905324-50)



INHOUD       -      NAAR TOP




EEN ONGELOOFLIJKE STAP


Stille nacht, heilige nacht

De Menswording en Geboorte van Jezus zijn zo’n gewone begrippen geworden in ons christelijk jargon, dat we wel eens voorbijgaan aan de diepe inhoud van die mysteries.

Vooral Kerstmis, waarop we Jezus’ geboorte vieren, is soms beperkt geworden tot een kerstboom met wat geschenkjes eronder, of tot wat sentimentele gevoelens rond een kerststal en –kribbe, met schaapjes en herders en in het centrum het Kind Jezus met Maria en Jozef.  Het is goed dat we dit feest blijven vieren, en het mag best wat familiaal zijn en gepaard gaan met innige kerstliederen.


Gods droom krijgt gestalte
Maar echt christelijk wordt het maar als we ons engszins bewust worden van wat God ons daar laat vieren. Gods mens-geworden Zoon die geboren wordt, Die zichtbaar tussen ons is komen wonen om de mensheid op te tillen tot de droom die God vanaf het begin over haar had.  Want in Jezus wordt de mensheid herschapen: in alles heeft Hij, Gods Zoon, het verlangen van de Vader gedaan. In zijn vrij korte leven, in zijn optreden, zijn verkondiging van het Blijde Nieuws; ook en vooral in zijn dood, waarin Hij zich vol vertrouwen overgeeft in de handen van de Vader, en in zijn Opstanding en verheerlijking...


Zozeer heeft God de wereld liefgehad

Wij kennen van het leven van Jezus vooral een aantal uiterlijke feiten. Maar aan het ‘verschijnen’ van Jezus in ons midden, gaat Gods liefde vooraf. De liefde van de Drie-Ene God. “Zozeer immers heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven” (Joh.3,16).

En dat is nu juist die ‘ongelooflijke’ stap:

We lezen het in de brief aan de christenen van Filippi: “Hij die bestond in goddelijke majesteit heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God: Hij heeft zich van zichzelf ontdaan en het bestaan van een slaaf aangenomen. Hij is aan de mensen gelijk geworden. En als mens verschenen heeft Hij zich vernederd, Hij werd gehoorzaam tot de dood, tot de dood aan een kruis.” (Fil.2,6-8)

Een ongelooflijke stap van Gods Zoon!

In de theologie van Johannes klinkt het zo: “Het woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. Wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, zulk een heerlijkheid als de Eniggeborene van de Vader ontvangt, vol van genade en waarheid.” (JOH.1,14)

Die ongelooflijke stap is dat Gods Zoon is mens geworden. Vanuit de heerlijkheid van zijn God-zijn is Hij in ons aardse bestaan gekomen. We moeten ons goed realiseren wat een ongelooflijke afstand er is tussen de heerlijkheid van God en de armzaligheid van ons, mensen. Wij zijn dan wel gemaakt als ‘beeld van God’, maar we kunnen niet eens voor onszelf instaan. Hij echter is in ons bestaan gekomen om ons te verheffen tot ‘kinderen van God’, tot ‘geliefden van de Vader’.


En daarom zongen wij op Kerstmis ‘Komt, laten wij aanbidden’.

Eer aan de Drie-Ene God, Vader, Zoon en heilige Geest!


INHOUD       -      NAAR TOP



HET WEESGEGROET


Stichting Immaculata


Een halve eeuw geleden publiceerde father Tuckwell dit waar gebeurde verhaal in Kentucky 's Carmel Home Chil.


Een zesjarige jongen had zijn katholieke vrienden vaak het Weesgegroet horen bidden. Hij vond dit zo mooi dat hij het overnam, uit zijn hoofd leerde en het iedere dag ging bidden.

Op een dag zei hij:  "Kijk mam, wat een mooi gebed!" "Bid dat nooit meer", was het antwoord, "het is een bijgelovig gebed dat katholieken bidden, die afgoden vereren en denken dat Maria een godin is. De bijbel bevat alles waaraan wij ons moeten houden!" Van die dag af hield de jongen op met het bidden van het Weesgegroet.


Hij las in plaats daarvan de bijbel. Eens toen hij het evangelie aan het lezen was, las hij de passage over de boodschap van de engel aan Maria. Vo1 vreugde rende hij naar zijn moeder. "Mam, ik heb het Weesgegroet in de bijbel gevonden. Waarom noemt u het een bijgelovig gebed?" En ook vond hij de mooie begroeting van de H. Elisabeth aan de H. Maagd en het loflied, waarin gezegd wordt dat alle geslachten haar zalig zullen prijzen. Hij zei verder niets meer tegen zijn moeder, maar begon als voorheen weer iedere dag het Weesgegroet te bidden. Hij vond er voldoening in, deze woorden uit te spreken tot de Moeder van Jezus, onze Verlosser.


Toen hij 14 jaar was, hoorde hij een discussie over Onze Lieve Vrouw onder zijn gezinsleden.

Zij zeiden dat Maria een gewone vrouw was zoals alle anderen. Vol verontwaardiging onderbrak hij hen door te zeggen "Maria is niet als één van de andere kinderen van Adam, besmet door de zonde! Neen! De engel noemde haar vol van genade en gezegend onder alle vrouwen. Maria is de Moeder van Jezus Christus en Moeder van God. Er is geen hogere waardigheid waartoe een schepsel kan worden verheven. Zij heeft haar bloed aan Jezus gegeven, die gans de mensheid er mee heeft verlost. Het evangelie zegt dat alle geslachten haar zullen zalig prijzen en jullie kijken op haar neer; jullie geest is niet de geest van de bijbel, waarvan jullie beweren dat het de basis is van onze christelijke godsdienst."


Zij waren zo diep onder de indruk van zijn woorden, dat zijn moeder meerdere malen vol verdriet uitriep: "O mijn God! Ik ben bang dat deze zoon van mij eens katholiek zal worden, de godsdienst van de pausen". En inderdaad, niet lang daarna, na beide religies te hebben bestudeerd, vond de jongen dat het katholiek geloof de enige ware godsdienst was, omhelsde het en werd een vurige apostel.


Enige tijd later gaf zijn gehuwde zuster hem een standje en zei; "Jij weet toch maar heel slecht hoezeer ik van mijn kinderen houd. Zou een van hen verlangen katholiek te worden, dan zou ik nog eerder mijn hart doorboren, dan hem het geloof van de pausen te laten omhelzen!"


Maar toen gebeurde het, dat een van haar jongens ernstig ziek werd; de dokters hadden de hoop op herstel opgegeven. Nu ging haar broer heel vriendelijk en hartelijk naar haar toe en zei: “Mijn lieve zus, je wilt natuurlijk dat je kind herstelt. Doe daarom wat ik je vraag. Laten we een Weesgegroet bidden en beloof dat als je zoon herstelt, je het katholiek geloof serieus zal bestuderen. Wanneer je tot de conclusie komt, dat dit het ware geloof is, dan zou je het moeten aanvaarden ongeacht de offers die het met zich mee zal brengen.” Ze aarzelde eerst nog, maar uiteindelijk nam ze het voorstel van haar broer aan en bad met hem het Weesgegroet. De volgende dag was haar zoon volledig genezen. Ze hield zich aan haar belofte en na lange voorbereiding ontving ze het doopsel samen met haar hele gezin. Zij bedankte haar broer dat hij een ware apostel voor haar was geweest.


Dit verhaal werd verteld tijdens een misviering en de priester ging aldus verder; "Vrienden, de jongen die katholiek werd en zijn zuster bekeerde, ging ertoe over zijn hele leven aan de dienst van God te wijden. Hij is de priester die nu tot u spreekt! Wat ik ben, heb ik aan Maria te danken.”


Laat nooit een dag voorbij gaan zonder het Weesgegroet te bidden en de Rozenkrans. Zorg ervoor geheel toegewijd te zijn aan onze Gezegende Moeder; vraag haar de geest te verlichten van de afgedwaalden, die zijn gescheiden van de ware Kerk van Christus : de Kerk die gevestigd is op de Steenrots ( Petrus) en de poorten der hel zullen haar nooit overweldigen. (Stichting Immaculata)


INHOUD       -      NAAR TOP


HET ‘ONZE VADER’


Vader, God, uw liefde
is zo onbeschrijflijk groot,
en ik weet echt niet hoe ik leven zou
zonder U, o Heer.
Gij maakt mij tot uw kind,
Gij schenkt mij elke dag uw liefde.
Gij laat mij nooit in de steek
Want, Vader, Gij zijt altijd bij mij:


Heer, ik loof en prijs uw Heil'ge Naam.
U bent mijn Koning,
U alleen mijn Heer en mijn God.
Heer, ik loof en prijs uw Heil'ge Naam.
U bent mijn Koning,
U alleen mijn Heer en mijn God.

(ZNL 577)


INHOUD       -      NAAR TOP


EEN VROEGERE CHRISTEN


Helena (Leentje) Devent die een tijdlang kokkin was voor de paters van het toenmalige Redemptoristenklooster in Gent (Voskenslaan) had nog het Gedachtenisprentje van haar grootmoeder, Silvie Leonie Van Vooren (1851-1932), weduwe van Petrus Andries. Leentje, die altijd opgewekt oude liedjes zong, getuigde: “Mijn grootmoeder heeft mij vaak schone oude liedjes geleerd.” Eigenlijk blijft dit gedachtenisprentje een mooi christelijk getuigenis, dat we hier in de oude spelling weergeven:

“O Heilig Kruis, onder uw schaduw wil ik rusten en hopen.”

(Uit de Navolging van Christus van Thomas a Kempis)


Diep godvruchtig,, zonder geveinsdheid, kweet zij nauwkeurig hare christelijke plichten. Het gebed en de naastenliefde waren het dagelijks brood harer ziel: in haar Geloof en haar Hoop vond zij sterkte en in Liefde leefde zij voor God en de menschen.


Goed doen aan den naaste om God: dat is het leidingsmotief geweest van gansch haar leven. Niemand, zelfs de armste en de meest verlatene, heeft haar te vergeefs aangesproken; altijd was zij gereed om hulp te bieden, ook daar waar anderen niet durfden of wilden gaan. Steeds had zij een goed woord en een gullen lach voor iedereen; haar opgeruimdheid en haar verschijning bracht opbeuring en vertrouwen in vele huizen, waar ziekte en troosteloosheid heersten.


Gansch haar leven, zelfs in haar hoogen ouderdom, heeft ten dienste gestaan van iedereen, doch meest van de armen; daarom zal haar gedachtenis in eere blijven en in liefde bewaard worden.


Beminde Kinderen en Familie, ik dank u van harte voor uw onophoudende en tedere zorgen; gij hebt mij altijd teeder bemind en goed verzorgd, ik dank u er om. Vaartwel, mijn duurbare Kinderen, Klein- en Achterklein Kinderen; herinnert u dikwijls mijn woord: “Als ik dood zal zijn, leeft dan naar mijn voorbeeld en zooals God het wil”; gedenkt u mijner in uwe gebeden. Vaartwel, houdt u rein en schoon

INHOUD       -      NAAR TOP



EEN MENS VAN HOOP


Zowel in ons persoonlijk of familiaal leven, als in de samenleving, in de kerk en de wijde wereld kunnen wij soms gevoelens van ontgoocheling hebben, zelfs van ontmoediging en geen echte oplossing meer zien.


Een eerste weg die we op menselijk vlak kunnen gaan is in ieder geval het probleem eens rustig te bekijken, op ietwat afstand van het emotionele; de verschillende mogelijkheden. We kunnen met onze vragen of problemen ook eens met een betrouwbaar en discreet iemand gaan praten? De zaak van verschillende kanten bekijken en dan het -niet-bindend- oordeel beluisteren van iemand die het goed met u meent.

Misschien moeten we, naargelang het probleem, ook eens met een deskundige gaan praten; ook zijn/haar opinie tot u laten komen..


Misschien dat een of ander aspect van het probleem al wat gerelativeerd is, dat het misschien toch minder erg is dan je aanvankelijk gedacht had; dat er misschien wel oplossingen zijn.

Misschien kreeg je ook een meer helder zicht op het probleem en bemerk je dat het toch wel om een keuze vraagt, een bekering, een therapie, een engagement… Soms moet de koe direct bij de horens gepakt worden, soms moet je alles even laten rusten… Het kan immers om zoveel verschillende zaken gaan…


Als christen heb je nog enkele andere mogelijkheden, vooral deze: je vertrouwen op God; vertrouwen dat je mag hebben vanuit je toevertrouwd zijn aan God.

“… laat u niet verontrusten, heiligt in uw hart Christus als de Heer. Weest altijd bereid tot verantwoording aan al wie u rekenschap vraagt van de hoop die in u leeft.” (1Petr.3,14c-15)

Vertrouwen en hoop. Wees zeker dat de Heer bij u is en dat je eeuwig geborgen blijft in zijn liefde.

Toemaatje:

Als je in de put zit,

stop dan met graven!

(Bond zonder naam)

INHOUD       -      NAAR TOP



HIJ  LEEFT !


Ria Geysen, Medewerkster van het Apostolaat


HIJ  leeft !  HIJ  wil onze Vreugde zijn !

Af en toe komt mij een citaat in herinnering van onze godsdienstcursus in het secundair onderwijs : “De zin van ’t leven is : alles komt van God en alles gaat naar God terug”. Treffend was dit in een tijd waarin sommigen hoog opliepen met de theorieën van atheïstische filosofen.

Ik ben nu senior (70). Als ik terugblik merk ik echt de Hand Gods doorheen mijn leven. Graag haal ik een paar herinneringen op.

Met dankbaarheid denk ik aan mijn diepgelovige ouders en opvoeders. Ze hebben ons de smaak voor het gebed en de christelijke deugd meegegeven.

Eens, bij een bezoek aan mijn gehandicapte broertje die door de Broeders van Liefde verzorgd werd, was ik zo getroffen door hun  toewijding dat mijn medelijden veranderde in een verlangen om te dienen. Ik was 19. Onbewust drong Jezus’ woord in mij door “wat je voor de minsten van de mijnen gedaan hebt, heb je voor Mij gedaan”.

Een artikeltje over de christelijke vreugde maakte me duidelijk dat de echte vreugde niet ligt in voorspoed, laat staan in bezit of succes, maar dat ze een gave is die we in ons mogen laten groeien.

Het werd me later nog duidelijker doorheen een studie over de genade waaruit we leerden dat de vreugde van de hemel nu al voor een stuk ons deel mag zijn naarmate we in de geest der Zaligsprekingen leven.

Vaak denk ik ook, instemmend, aan wat iemand zei : “De mooiste dag van mijn leven, was de dag van mijn Doopsel”.


Engagement, bron van vreugde

Een lerares wekte in mij, met veel takt en geduld, het verlangen om mij als leek te engageren in dienst van Kerk en wereld. Ik begreep met de tijd steeds beter dat roeping een enorm geschenk is van Boven, en dat ijver voor Gods Glorie en zijn Rijk een bron van diepe vreugde is.

Vanuit mijn roeping bracht ik een 10-tal jaren door in Lourdes en ongeveer 30 jaar in Burundi. Ik liet wel een stukje van mijn hart in Afrika.

Sinds 6 jaar terug in België moet ik wel eens de “DVD” van mijn herinneringen in stand bye zetten. En dan denk ik aan wat Mgr Kaburungu eens zei : “een christen voelt zich overal thuis”.


De Heer leeft!

Onze herinneringen mogen ons aanzetten tot dank, lofprijzing en smeekgebed voor Kerk en wereld.

Als ik aan bepaalde mensen denk die ik in Afrika persoonlijk mocht kennen, en aan hun gelovig en soms heldhaftig getuigenis, dank ik de Heer die zijn kracht in mensen openbaart.

Tegelijk helpt het mij om mijn eigen kleinheid en zwakheid met vreugde voor de Heer te brengen want Hij slaat nooit de deur dicht en geeft ons telkens nieuwe kansen.


Toekomstgericht leven

Nog een jeugdherinnering. Een godsdienstleraar zei dat we moeten streven naar een lineaire levenswijze, niet een circulaire levenswijze. Hij bedoelde een zekere vrijheid t.o.v. onze gewoonten.

Dit betekent niet verzaken aan principes en goede gewoonten maar waakzaam zijn om zich niet te “installeren”.  ‘k Zou het zo zeggen : er naar streven te groeien als mens, als christen, groeien in geloof, hoop en liefde, toekomstgericht zijn.


De weg wijzen naar de Bron

Ook hier bij ons wenkt de Heer van vele kanten. Onze tijdgenoten hebben dorst naar duurzame waarden en naar hun bron, die God is. Verbonden met Hem en met onze hemelse Moeder, vanuit de Schrift en de sacramenten, samen ook met de broers en zussen die de Heer ons geeft, mogen we daar aan meewerken. Want God zond zijn Zoon en verlangt dat allen zouden leven en wel in overvloed. De Apostolische exhortatie van onze Paus, “De Vreugde van het Evangelie”, heb ik als een rijk boeket ervaren. Ik wil het nog dieper in mij laten doordringen.


INHOUD       -      NAAR TOP


DE KERK ONDERWEG


In de loop van vorig jaar, kort vóór de bisschoppensynode te Rome, schreef bisschop Bonny van Antwerpen een open brief aan paus Franciscus. Die brief, waarmee de bisschop vroeg om de morele opvatting en praxis van de Kerk wat meer in overeenstemming te brengen met de overheersende mening en toepassing van de leer door de gelovigen.

Naar aanleiding daarvan brachten de media en bepaalde christelijke middens sommige kwesties naar voor die dan weer bij nogal wat katholieke christenen de wenkbrauwen deden fronsen. Zo was er bv. de kwestie dat volgens het kerkelijk wetboek gescheiden en hertrouwde katholieken wel uitgenodigd bleven tot de h. Eucharistieviering, maar niet te communie mochten gaan. Ook vroeg men zich af of er niet gedacht worden aan de mogelijkheid van hertrouwen nadat een huwelijksrelatie helemaal stuk was. Nog een ander probleem: de houding van de Kerk ten overstaan van homoseksuelen waarbij sommigen zelfs aan de mogelijkheid van een soort huwelijksband dachten. Verder hoopten sommigen op de mogelijkheid om vrouwen tot priester te wijden. Al die zaken kwamen leven, ook in katholieke middens, terwijl een mogelijke verandering in de opvatting en de praxis van de Kerk andere katholieken verontrusten.

In dit artikel willen we geen uitsluitsel geven omtrent deze kwesties, temeer omdat paus Franciscus misschien nog een apostolische brief zal schrijven als besluit bij de bisschopssynoden.  De grondtoon zal dan zeker zijn: de trouw aan de belangrijke kerkelijke principes maar aangevuld met een grote mate van barmhartigheid in de lijn van de Exhortatie Evangelii gaudium (de vreugde van het evangelie).

Op zaterdag 18 oktober 2014 werd het slotdocument (Relatio Synodi) gepubliceerd van de Derde Buitengewone Algemene Assemblee van de Bisschoppensynode. Over elk van de 62 paragrafen werd gestemd door de 138 aanwezige synodevaders; naast heel wat ja-stemmers was er toch telkens ook een minderheid die tegenstemde.

Over de praktische houding van de kerk ten overstaan van hertrouwde echtgescheidenen, ongehuwd samenwonenden en homoseksuelen waren er in ieder geval serieuze meningsverschillen. Er bleek wel een meerderheid om hertrouwde echtgescheidenen tot de communie toe te laten ‘in bepaalde gevallen’, bv. als morele verantwoordelijkheid tegenover de kinderen, die daar anders zouden onder lijden.

Een van de paragrafen komt op tegen  elke vorm van “onrechtvaardige discriminatie” van personen met een homoseksuele gerichtheid. Maar anderzijds wordt duidelijk gesteld dat er geen enkel fundament bestaat om een homoseksuele relatie gelijk te schakelen met het door God ingestelde huwelijk noch om een analogie tussen beide aan te brengen. (118 synodevaders waren voor deze tekst, 62 tegen.)

Het eindrapport zal als werkinstrument dienen voor de commissie, die in overleg met de bisschoppenconferenties, de bisschoppensynode van 2015 zal voorbereiden.


Indrukwekkend was de slottoespraak van paus Franciscus waarin hij sprak over de verleidingen van  synodevaders zoals vijandige onbuigzaamheid, of anderzijds de verwoestende neiging tot ‘goeiigheid’ (zonder mensen te helpen iets te doen aan de oorzaken van verkeerd gegroeide situaties). Als een wijze begeleider vermeldde de paus nog enige verleidingen maar hij wees er ook op dat meningsverschillen tijdens de synode een teken waren dat er beweging was in de geesten en dat is beter dan te zwijgen terwijl men toch een andere mening heeft.

De paus zei te geloven dat de synodedeelnemers altijd het heil van de zielen voor ogen hebben gehad. En dat niemand de fundamentele waarheden over het huwelijkssacrament in twijfel trok: “De onontbindbaarheid, de eenheid, de trouw, de vruchtbaarheid, de openheid naar het leven”.

INHOUD       -      NAAR TOP


IN EEN BEPROEVING


Uit Psalm 31,2-3


Bij U, o Heer, zoek ik toevlucht,

laat mij niet voor immer vernederd,

geef mij door uw gerechtigheid uitkomst;

hoor mij, kom mij ijlings te hulp.

Wees mij tot een onneembare rots,

tot een burchtmuur die mij beveiligt.

INHOUD       -      NAAR TOP



VRUCHT VAN DE KUISHEID


H. Johannes Paulus II

“De vrucht van de kuisheid is

de innerlijke harmonie van de persoon

en de bekwaamheid
tot een grootmoedige en zelfvergeten liefde

in de vrijheid van de Geest

en in een meer levende gevoeligheid

voor de waarde van bovennatuurlijke goederen.”


“De christen staat heden in een voortdurende strijd,

want ook hij wordt een teken van tegenspraak

door de beslissingen die hij moet nemen.”


INHOUD       -      NAAR TOP


JA ZEGGEN ZOALS JEZUS


Michel Quoist , pr., in  ‘Maak iets van je leven’.

Uitg. Lannoo / Tielt 1963,  p. 124.

Uit het Frans vertaald door Jean H.P. Jacobs.


Zeg bij het aanbreken van elk nieuw ogenblik

‘ja’ op de uitnodiging van God,

dan zal je steeds volkomen in het heden leven.


Als je ‘ja’ zegt

op het actuele ogenblik,

werk je mee aan de mystieke

menswording van de Zoon in jou.


Als je ‘ja’ zegt tegen wat je op een bepaald ogenblik te doen hebt,

werk je mee aan de vervolmaking van de schepping in de Zoon.


Als je ‘ja’ zegt tegen de moeite
die het ogenblik van je vergt,

werk je mee aan de vervolmaking van de Verlossing in de Zoon.

INHOUD       -      NAAR TOP



MISSIE VANDAAG

IN DE IRAAKSE CONTEXT


p. Vincent Van Vossel cssr 14/09/2014

1° Notities omtrent de situatie in Irak

In augustus 2014 kwam een groep verzetsstrijders uit Syrië over naar Irak. In Syrië hadden ze gevochten tegen het regime van president Assad; hun groep bestond uit enkele duizenden rebellen, die voor het grootste deel uit vreemdelingen bestond, waaronder ook een belangrijk aantal Europeanen. Plots rees de idee van een Islamitische staat. Ze konden gemakkelijk een gedeelte van westelijk Syrië bezetten, en breidden dat dan uit naar Oost-Irak.

Op dat grondgebied werd de nieuwe ‘islamitische staat’ opgericht. Het plan moet tamelijk plots zijn opgekomen, naargelang ze succes boekten bij hun veroveringen. Later in Mosul riepen ze het kalifaat uit, als een terugkeer naar het kalifaat van de Abassiden in Baghdad gedurende de 9de tot 13de eeuw. In die tijd had de islam een groot deel van de toen bekende wereld veroverd en het Perzische en Byzantijnse rijk teruggedrongen.

In Irak vonden de rebellen nu een bondgenoot in de Soennieten die juist in die streek langs de Syrische grens gevestigd waren. Onder het bewind van president al-Maliki van Irak werden deze mensen in de hoek gedrukt. Hun rechten werden niet geëerbiedigd en economisch kwamen ze niet aan hun trekken. Een derde van de Irakese bevolking voelde zich achtergesteld en kwam in opstand tegen de regering, die in hoofdzaak Sjiitisch was. Toen de rebellen de stad Mosul bezetten, gaf het bestuur van de stad en het leger zich zonder verzet over. Deze mensen waren praktisch allemaal Soennieten, die sinds meerdere jaren de stad onveilig hadden gemaakt met aanvallen op christelijke winkels en ontvoering met moord op de Chaldeeuwse bisschop en enkele priesters en diakens. Nu echter vielen al de wapens en munitiedepots zonder slag of stoot in de handen van de rebellen. Een groot deel van het leger en de ambtenaren vervoegden de rangen van de rebellen.

De nieuwe kalief werd aangesteld en hij hield zijn wekelijkse redevoeringen waarin hij de princiepen van het kalifaat bepaalde: een radicaal islamisme zonder genade voor andersdenkenden. De eerste dagen mochten de christenen kiezen tussen drie mogelijkheden: islamiet worden of taks betalen of uitwijken en alles achterlaten. Maar de volgende week werd er slechts keuze gelaten tussen twee mogelijkheden: islamiet worden of gedood. Aan de twee uitgangswegen van Mosul werden christenen aangehouden en werd hun alles afgenomen. Auto, geld en juwelen, zelfs de trouwring. Te voet, enkel met de klederen die ze aan hadden, probeerden ze de naburige dorpen te bereiken, 30 km. verder.


Mosul is de tweede grootste stad na Baghdad. Het is een oude stad, waar veel oude monumenten bewaard zijn. Ook een tiental oude kerken uit de 5de tot 10de eeuw. Gedurende eeuwen hebben de christenen er samen geleefd met de moslims, in min of meer goede verstandhouding. Nu worden ze plots uit hun huizen verdreven, verliezen alles, hun kerken worden onteerd en gebruikt als magazijn of vergaderplaats voor de rebellen. Deze poneren een radicaal islamisme dat niets ontziet: geen menselijke waardigheid, geen culturele monumenten. Met ontzettende brutaliteit wordt ieder andersdenkende uit de weg geruimd. Een mooie oude moskee, genoemd naar de profeet Jona, die gebouwd was over een klooster met graven van patriarchen, blazen ze gewoon op.  Dit nietsontziende terreurregime, doet heel de omgeving beven. Vanuit Mosul rukten ze op naar de Oostkant. Daar liggen enkele belangrijke christelijke dorpen. Die worden een tijdje verdedigd door de Koerden, maar als de rebellen naderen, slaat iedereen op de vlucht. Begin september, op een nacht, naderen de rebellen het grootste Syrisch-christelijke dorp Qaraqosh, op 30 km. ten Oosten van Mosul. Het dorp wordt gebombardeerd. Het Koerdisch bataljon moet wijken en het dorp ligt onverdedigd. Meer dan 4000 christelijke families slaan op de vlucht, midden in de nacht, met wat ze mee kunnen dragen. Met allerlei soorten vervoer, maar ook te voet wordt de tocht naar Erbil, 50 km. verder, aangevangen.

Mijn vriend en mede-redemptorist is bisschop in een groot Chaldeeuws dorp naast Erbil. Daar worden de vluchtelingen ’s nachts opgevangen. Met duizenden stromen ze de binnenhof van zijn bisschopshuis binnen. Hij is een geniale organisator. Onmiddellijk worden maatregelen genomen om deze mensenzee te herbergen. De eerste nacht is de moeilijkste. Velen overnachten op de binnenkoer, anderen in de kerken. Met de banken worden kleine hokjes gemaakt voor elk gezin. Sommige slapen onder het altaar. De bisschop zelf maakt plaatsen schoon in een in aanbouw zijnde constructie, die nu als voorlopige opvangplaats dienst doet. De volgende dagen richt hij barakken en tenten op. Een deel van de mensen worden in andere dorpen van het bisdom ondergebracht. Hij spreekt dan internationale organisaties aan voor de bevoorrading van die hulpeloze vluchtelingen. Vooral water is schaars, voedselpakketten worden uitgedeeld maar de behuizing blijft primitief. De volgende dagen komen er grootschalige acties op gang.


Maar dan veranderen de rebellen plots hun strategie, en doen een uitval naar het Noorden van Mosul. Daar ligt een reusachtige waterdam, die heel Irak kan overstromen. Verderop liggen 5 grote Chaldeeuwse dorpen. Het grootste met meer dan 7000 inwoners. Hier klopt het hart van de Chaldeeuwse christenheid. Hun traditionele taal en gebruiken worden hier bewaard en de gelovigen leven ervan. Maar de vrees voor de fanatieke rebellen jaagt hen allen weg. De dorpen worden verlaten. Een groot deel van de bewoners zoekt heil naar de tweede Koerdische stad, Dehok, die op 50 km ten Noorden ligt. Maar vele anderen trekken ook naar Erbil, Ainkawa, waar bisschop Bashar ze opvangt. Alles bijeen zijn er 15000 Chaldeeuwse christenen weggetrokken uit hun dorpen. (lees vervolg hierna)

INHOUD       -      NAAR TOP

MISSIE VANDAAG IN IRAK (2)


2° De tragedie van de christenen in Irak.

Er waren meer dan een miljoen christenen ten tijde van president Sadam; nu nog een goede 100.000. De exodus begon te  tijde van de oorlogen van Sadam en duurde onverdroten voort. Maar hij krijgt nu een werkelijk dramatische dimensie. Het gaat om het voortbestaan van de christenen in Irak. Hun eeuwenlange aanwezigheid midden de islamitische wereld, was een getuigenis van kracht en waarheid van het christendom, het voorbeeld van de leerlingen van Christus. Hun stil getuigenis werd geëerbiedigd en gewaardeerd.

Reeds 600 jaar voor de Islam er verscheen, vormden zij de meerderheid van de Irakese bevolking, met martelaren en culturele impact: zij vertaalden de Griekse filosofie en geneeskunde uit het Grieks en dan in het Arabisch. Zij hadden invloedrijke denkers, schrijvers en kunstenaars. Hun kerken en kloosters versierden het landschap met centra van denken en geestelijk leven. Op dit ogenblik blijft er niet veel meer van over. De geschiedenis is ruw geweest voor hen. Maar zal het nu volledig weggevaagd worden?

Veel christenen die nu alles plots verloren hebben, geloven er niet meer in. Waarom nog blijven in een land dat ons alles, ook onze toekomst, ontrukt? Er is een ontzettend groot geloof nodig om te blijven, ondanks alles, en weer eens opnieuw trachten herop te bouwen wat vernield werd. In Baghdad hebben we een centrum voor Oosterse Studies opgericht, waar de tradities van al die verschillende groepen worden bestudeerd: Assyrisch, Chaldeeuws, Syrisch Orthodox, Grieks, Armeens, zelfs Koptisch.  De bedoeling is de christenen bewust te maken van hun enige roeping: hun identiteit, die verbonden is met dat land waar de bronnen liggen van hun tradities en liturgieën en christelijk leven en denken. Hun wortels liggen vast in het tweestromenland, waar zoveel culturen en religies elkaar gekruist hebben. Het zou spijtig zijn moesten ze de overwinning gunnen aan een groep rebellen, die er vandaag rondzwerven en morgen weer verdwijnen in het zand van de woestijn.


3° Wat nu met de ISIS en de Islam?

De Islam moeten we eerbiedigen en de ware moslim als broeder beschouwen, maar de Isisdoctrine is iets anders. Deze leer is fanatiek en absoluut en verwerpt elke tegenstand. Deze geïndoctrineerde mensen zijn gevaarlijk zoals Hitler en zijn Nazi’s.

Maar hoe ze tegenhouden? Wat kunnen we doen?

1- De Isisrebel in onszelf overwinnen: elke houding van haat of geweld, van afgunst of wraak trachten uit te bannen uit onszelf en onze omgeving.

2- Een gebed voor die verdrukte christenen, opdat ze in de grootste ellende toch hun enige roeping getrouw zouden blijven: in de Islamwereld een getuigenis van Gods aanwezigheid, de God, wiens liefde en menslievendheid is verschenen in Christus! Dat deze tegenwoordigheid hun kracht moge zijn, en hun diepste identiteit, als levende martelaren, getuigen van zijn Rijk.


(nvdr. Misschien kunnen we ook bidden voor de vervolgers opdat hun hart ook zou herboren worden tot menselijkheid.)

INHOUD       -      NAAR TOP



BROEDER LIGUORI IN W.O. I


Broeder Liguori, Redemptorist, later een zeer gewaardeerd broeder-koster in Gent, werd op 4 augustus 1914 bij het uitbreken van de oorlog terug onder de wapens geroepen en bij de vestingartillerie van Luik ingelijfd. Toen de vijand deze stad binnentrok werd zijn regiment genoodzaakt achteruit te trekken en verbleef achtereenvolgens te Waremme – Hannut – l’Ecluse- Hoegaarden en kwam tenslotte te Antwerpen aan. We lezen in zijn verslag:


Vandaar werd ik naar het fort van Walem gezonden, waar ik de 2de oktober bij de overgave van het fort in handen van de vijand viel.

Dit fort had zich dapper verdedigd en door zijn standvastigheid aan het Belgische leger de tijd gegeven om de Schelde over te steken en op Gent terug te trekken. Gedurende 5 dagen en 4 nachten doorstond het fort de afgrijselijkste bombardementen. Tussen 6 à 7 duizend obussen en schrapnels zijn er op neergekomen. Tot driemaal toe werd de aanval van de Duitsers afgeslagen. Uiteindelijk was het fort totaal verbrijzeld en was de bezetting genoodzaakt zich over te geven. Van vluchten kon er geen spraak zijn, daar het fort reeds sedert twee dagen door de vijand volledig omsingeld was. De 2de dag van het bombardement werd trouwens het poedermagazijn in brand geschoten. Bij deze ontploffing werden 60 manschappen gedood en 46 gewond. De wagen met de electrogroep lag met zijn wielen in de lucht. Wij zaten bijgevolg zonder licht, zonder schijnwerper, zonder telefoon… zonder communicatie, die van alle kanten afgesneden was. Acht dagen lang hadden wij niets dan droge beschuiten te knabbelen, schrik en angst te verduren, en de dood af te wachten. Bij de overgave van het fort bleven van de 520 manschappen nog 211 over.

Ik werd toen samen met anderen naar het stadhuis van Mechelen gebracht en daar gedurende 2 dagen opgesloten met enkel een stuk zuur brood. Dan moesten wij te voet naar Brussel. Aan het Noordstation moesten de Duitsers, met bajonetten op het geweer, de straten afspannen om het volk tegen te houden of wij geraakten het station niet binnen. Rond 5 uur ’s avonds werden wij in de trein gestoken –eerste klas beestenwagen- met 40 man en nog 4 Pruisen erbij.

Ze reisden met ons heel Duitsland door om overal de eerste vruchten van de val van Antwerpen te tonen en uit te bazuinen. Gedurende die 63 uren kreeg ik een keer 2 sneden brood en eens een bol soep.


De 7de oktober kwam ik in het krijgsgevangenkamp te Soltau terecht. Daar kreeg ik een zak schavelingen, 2 dekens, een soepbol, een lepel en werd dan in een tent gestoken. Het eten bestond uit 250 gr brood en wat koffie ’s morgens, ‘s middags bij afwisseling soep met stukken beesteningewanden erin of soep met haringkoppen of soep met stukjes visgraten enz. en ’s avonds een soort rijstwater ofwel thee zonder iets erbij.

 

Om dit te bekomen moesten wij drie uur lang in ‘t gelid staan zonder te bewegen of we kregen een slag van de matrak of geselroede. Na bediend te zijn werden we op een hoop bijeengestampt, omringd door een massa bewakers, gewapend met bajonetten, en onderofficieren met hun honden.

Bijna dagelijks gebeurde het dat de een of de ander een steek kreeg van de bajonetten of een hondenbeet. Dit alles opdat ze zich geen tweemaal in de rij zouden zetten om nog een bol van die lekkere soep te ontvangen. Dit gebeuren had driemaal per dag plaats. Voor het overige van de tijd moest wij aan het station planken of balken halen, de heide omspitten, aan de wagens trekken, enz.. Wie niet wilde werken werd aan een staak gebonden te midden van het kamp, blootgesteld aan zon, regen, sneeuw en koude, zonder enige barmhartigheid. Het kamp was vergeven van alle soorten van ongedierte, luizen, vlooien en ratten met de macht. ‘s Nachts kon men niet slapen van de honger en van het ongedierte aan en rondom uw lijf.

Rond Nieuwjaar 1915 werd ik in het zangkoor opgenomen en enige tijd nadien werd mij het kosterambt toevertrouwd. Dan moest ik in kamp 1 en 2 in het burgergevangenkamp en in de lazaretten overal de aalmoezenier vergezellen: hetzij om het altaar op te stellen, om mis te dienen, ofwel om de H. Communie te dragen aan de zieken of de stervenden of de H. Sacramenten te helpen toedienen. In de kapel van het kamp was ik een soort onderpastoor en leidde, naast een diaken van de Jozefieten van Leuven, die het Franse morgen- en avondgebed verzorgde, het Vlaamse gebed, ik was orgelist om de Franse, Vlaamse en Poolse gezangen te begeleiden en maakte deel uit van het secretariaat of kerkfabriek. Ik preekte er verscheidene sermoenen over O.L.Vrouw en het H. Sacrament, de Passie in de vasten van 1915 voor een publiek van 300 tot 400 soldaten, gaf voordrachten in de liturgische studiekring, over soldatenwerken en retraitehuizen.

In juni 1916, ondanks de invloed van de machtige voorsprekers, werd ik onbarmhartig naar het Vlamingenkamp van Göttingen gezonden.  Na een maand werd mij ook daar het ambt van koster toevertrouwd. Bij de aalmoezenier deed ik mijn best om evenals in Soltau studiekring, avondgebed, gedurige aanbidding te doen inrichten, wat dan ook daar tot stand kwam en lange tijd zeer goed bloeide. Al was ik daar in een Vlamingenkamp, toch bleef ik als in Soltau de vriend van de Fransen, Walen, Polen en Vlamingen.

Op 15 augustus 1917 werd ik geselecteerd voor Zwitserland, maar ik geraakte niet weg. In mei 1918 werd mij het aanbod gedaan om weer naar huis te keren, wat ik met de toestemming van pater Provinciaal aanvaardde. Op 12 juli van hetzelfde jaar kwam ik in Sint-Truiden aan en verbleef er tot 21 november na de wapenstilstand. Dan bood ik mij opnieuw aan om in het Belgisch leger mijn dienst te hernemen. Achtereenvolgens werd ik gezonden naar Brussel, Leysele, Eu (Frankrijk), Leopoldsburg en Antwerpen, waar ik bij het 2de regiment veld-artillerie ingelijfd werd.

Op 30 december 1918 werd ik voorgoed ontslagen en kwam op 12 januari 1919 terug aan in het klooster van Roeselare.

(P. Hugo Gotink CSsR ontdekte dit relaas in het archief van Roeselare)


INHOUD       -      NAAR TOP


OPMERKELIJKE CHRISTENEN




Pierre Goursat (°15/08/1914) (een kandidaat voor zaligverklaring) overleed op 25 maart 1991. Op jonge leeftijd was hij ontsnapt aan de Naziterreur, dankzij een speciale bescherming van Maria, zo getuigde hij.

Samen met Martine Laffitte  (op de foto samen met haar echtgenoot Hervé Marie Catta) stichtte hij de Gemeenschap Emmanuël, die hij vooral zag als een evangeliserende gemeenschap van leken; ook de aanbidding en de aandacht voor menselijke nood werden grondpijlers van de nieuwe gemeenschap, die grote diensten zou bewijzen aan de Kerk. Pierre was een man van gebed; dagelijks besteedde hij drie uur aan aanbidding. Tijdens retraites van de Fraternité de Jésus (toen een onderdeel van Emmanuël), in de kerk van de Jezuïeten te Paray-le-Monial, lag hij - ziekelijk als hij toen was – vaak in een zijbeuk op een rustbed. Soms nam hij het woord en dan sprak hij wel eens over een Marthe Robin, die hij als een heilige bewonderde, een uitverkoren werktuig van God tot vernieuwing van de Kerk.


Marthe Robin (1902 tot 1981), eveneens een Franse leek, is dan weer de stichtster van de “Foyers de Charité”; in ons land vertegenwoordigd door de Foyer in Bonheiden (Kasteel Zellaar) en deze in Spa. Hun belangrijkste zending is die van het gebed en het geven van retraites, vooral ook aan gezinnen.



De spirituele invloed van Marthe kan niet overschat worden. Vanop haar ziekbed werd zij een bron van vernieuwing en christelijk engagement binnen de Kerk. Het proces voor haar zaligverklaring werd reeds in 1986 gestart. Nu heeft paus Franciscus haar ‘eerbiedwaardig’ verklaard, wat wil zeggen dat zij – als een wonder erkend wordt dat op haar voorspraak gebeurt – vrij spoedig zou kunnen zaligverklaard worden. De Franse postulator Bernard Peyrous kondigde op 8 november (2014)  aan dat hij weldra naar Rome reist om er een dossier over te maken met alle informatie over een wonder dat aan de voorspraak van de Française wordt toegeschreven.

Ondertussen blijft Châteauneuf-de-Galaure (Drôme), een klein dorp ten zuiden van Lyon, een druk bedevaartsoord waar talrijke pelgrims de kamer van Marthe komen bezoeken die ze van haar 18de tot aan haar dood in 1981 niet meer kon verlaten wegens een toenemende verlamming. Eens ze zich volledig aan Christus had toevertrouwd heeft ze intense mystieke ervaringen gehad, vaak midden zwaar lijden maar waarin ze de liefde en schoonheid van God mocht ervaren.


Op vraag van Christus stichtte ze dan in 1936 het werk van de ‘Foyers de Charité’. Die zouden later vanuit de geest van het Tweede Vaticaans concilie een impuls geven aan de vernieuwing van de katholieke Kerk Momenteel zijn er nog 76 Foyers de Charité, verspreid over 40 landen. In de foyers leven ongehuwden, gehuwde koppels en priesters samen in gemeenschap. (Naar gegevens uit Kerknet-Vlaanderen)



Het is treffend dat deze twee figuren door geduldig lijden en een sterk gebedsleven aan de oorsprong liggen van gemeenschappen die een grote invloed hebben in de vernieuwing van de Kerk.


INHOUD       -      NAAR TOP