GELOOF en LEVEN



 HOME

 INHOUD

GELOOF en LEVEN

OOSTERSE MISSIE

TERUG NAAR INHOUDSOVERZICHT


GEZONDEN NAAR DE CHALDEEUWSE CHRISTENEN (1)

Hoe een Redemptoristische missie-opdracht gestaltekreeg


Begin van een Redemptoristische missie-opdracht

Onlangs (29 februari 2008) werd in Mosul (Mossoel) Monseigneur Faraj Raho, een aartsbisschop van de Chaldeeuwse kerk, ontvoerd. De ontvoerders (en moordenaars van zijn lijfwachten)  hebben hem mishandeld en hem doodgemarteld, mede als gevolg van zijn hartproblemen en zware suikerziekte. Ze hebben hem ergens begraven en de plaats doorgeseind aan het bisdom. Zand erover en op naar de volgende? Uit geldgewin? Uit godsdienstfanatisme? De kleine man, en in ieder geval de kleine christen wordt er het slachtoffer van. Een hele christelijke gemeenschap is aan het uitsterven of aan het uitwijken daar in Irak en in heel het Midden-Oosten. Het doet pijn.


Redemptoristen voor de Chaldeeuwse kerk

Het gebeuren met die Chaldeeuwse aartsbisschop  deed me terugdenken aan het begin van een nieuwe missie tussen de Chaldeeuwse christenen in het Midden-Oosten (i.c. Syrië, Libanon, Irak) door de Vlaamse Redemptoristen, ongeveer 55 jaar geleden. Het begon toen allemaal heel klein, stil, behoedzaam.

Er was bij de generale overste van de Redemptoristen te Rome een vraag gekomen vanwege de Pauselijke Congregatie voor de Oosterse kerken ‘of men geen paters zou kunnen afstaan om de arme, verdrukte en soms verdreven kerkgemeenschappen van de Chaldeeuwse kerk in het Midden-Oosten te gaan ondersteunen’. Zoals we laten nog zullen zien is de Chaldeeuwse kerk sedert lang in volledige eenheid met de Rooms-Katholieke kerk. Deze vraag was reeds in 1951 gesteld geworden en … doorgegeven aan de toenmalige Belgische Provincie (Vlaanderen en Wallonië vormden toen nog één provincie). Begin 1952 komt de genoemde pauselijke commissie voor de Oosterse kerken nogmaals opzetten met haar vraag. En dan begint er echt wat los te komen. Pater Maurice Demarey was ondertussen al gepolst door pater provinciaal De Ceuninck. In Mei 1952 wordt in het provinciaal consult formeel positief gereageerd op de vraag van Rome (vermoedelijk was P. Van Biervliet, generaal consultor, hier ter plekke wel een stootje komen geven) en dat werd meegedeeld aan p. Demarey en uiteraard aan pater Generaal.  Het generaal consult ging akkoord en deelde dit dan ook mee aan de pauselijke Congregatie voor de Oosterse kerken.

Het hek was dus van de dam en met p. Provinciaal ging p. Demarey vrij spoedig polshoogte nemen bij de paters Dominicanen te Parijs (die reeds werkzaam waren in het Midden-Oosten, o.m. te Mossoel) en even later ook bij kardinaal Tisserant,  secretaris van de heilige Congregatie voor de Oosterse Kerk.

Ontlast van zijn rectoraat in het klooster te Jette kon pater Maurice Demarey (geboren te Vlamertinge in 1900), vergezeld van p. Jan Praats (geboren te Antwerpen in 1924) op 3 november 1952 naar Parijs vertrekken om daar het Arabisch en het Syriac te gaan studeren en allerlei vakken rond de Bijbel en de levende  talen in het Midden-Oosten. Op 29 juni 1953 laten ze Parijs reeds achter zich en een paar maand later (6 oktober 1953) vertrekken beiden uit Brussel richting Midden-Oosten. De Chaldeeuwse missie van de Redemptoristen neemt een aanvang.


Situering van de Chaldeeuwse kerk

Is dat een grote kerkgemeenschap? Enige jaren geleden kon je nog volgende cijfers aantreffen: 460.000 Chaldeeuwse christenen voor het gehele Midden-Oosten (slechts 500 in Egypte waar in hoofdzaak Koptische christenen zijn, 7000 in Iran, 450.000 in Irak, 200 in Israël, 12.000 in Libanon waar vooral Maronitische christenen zijn, 20.000 in Syrië en 5000 in Turkije) (Er worden ook andere aantallen gegeven bv. op website Orient-Oosten. Org : Chaldeeuwen, aantal gelovigen: 700.000, van wie 580.000 in Irak, de rest in de diaspora  o.m. Frankrijk, Zweden, U.S.A. en Australië)..

Om deze kerk nog iets beter te situeren kunnen we zeggen dat, hoewel ze volledig verbonden is met de Rooms-Katholieke Kerk, ze toch semi-autonoom is en – meest opvallend - van Oosterse ritus. Zij heeft dus haar eigen gewoonten en riten die vrij ver kunnen afwijken van de Rooms-Katholieke gebruiken.

Rond 1550 werd een deel van de Oude Oost-Syrische kerk aangetrokken door Westerse missionarissen en aanvaardde de Unio (vereniging) met Rome. Nadien liep dit weer spaak, maar sinds de XVII-de eeuw, werd de unie stabiel en de Chaldeeuwse kerk met eigen patriarch en instellingen geraakte stevig gevestigd.

Lange tijd was de zetel van de Chaldeeuwse Patriarch gevestigd in  Mossoul, maar in de jaren 1940 werd hij overgebracht naar Baghdad.  Sommige bronnen vermelden onder hem 4 aartsbisdommen (2 in Irak, 2 in Iran) en 7 bisdommen. Volledigheidshalve, omdat onze paters aanvankelijk vooral daar zullen werken, vermelden we nog dat de Syrische Chaldeeuwen geleid worden door het bisdom Aleppo, de Libanese door het bisdom Beiroet. (In Iran had je eerder 3 aartsbisschoppen: in Ahwaz, Teheran en Ourmyah).

De Chaldeeuwse kerk heeft de Oost-Syrische liturgie van Addai en Mari behouden en maakt daarbij gebruik van het Syriac, een taal die zeer verwant is met het Aramees, de taal van Jezus; de Chaldeeuwen zijn daar trouwens heel trots op. Ze beschouwen zich als de afstammelingen van de antieke volkeren der Babyloniërs en Assyriërs. Hoofd van de Chaldeeuwse kerk is patriarch Emmanuel III Delly, die in november 2007 te Rome tot kardinaal werd verheven.

TERUG NAAR INHOUDSOVERZICHT


Onzichtbaar bij ons?

De situatie van Chaldeeuwers in Vlaanderen ligt zo dat er honderden uitgeweken families  gecentreerd zijn rond Brussel, Mechelen en Gent (ook nog Antwerpen en West-Vlaanderen) en ze leven nog in verbondenheid met hun familie in de ons naburige landen. Een oudere Turkse Chaldeeuwse priester bedient hen vanuit Brussel (2008). De Chaldeeuwse gemeenschap in Mechelen werd aangetrokken door de protestanten en verliet de katholieke kerk. Een spijtige zaak volgens pater Vincent Van Vossel (aboena Mansour). Daarom lanceert hij de idee dat de kerk in de Voskenslaan te Gent, een geschikte locatie zou kunnen vormen, “desnoods met een Vlaamse redemptorist, die hen opvangt en ze hun liturgie laat vieren en zich daar wat aan aanpast. Op de grote bijeenkomst in Banneux van 15 oogst zou dit aangekondigd kunnen worden en dan stilaan wat uitgewerkt”.  Vlaanderen mag de Chaldeeuwen niet loslaten. (Foto: In 2013 zou de redemptorist Paulus Sati door bisschop Bonny van Antwerpen belast worden met de zorg voor de Chaldeeuwse christenen in zijn bisdom; het werd een prachtige aanstellingsviering met chaldeeuwse gezangen. NVDR )


GEZONDEN NAAR DE KERK VAN HET OOSTEN (2)

Hoe een Redemptoristische missie-opdracht gestalte kreeg

Ben Van Vossel

In onze pas begonnen reeks over "Hoe een Redemptoristische missie-opdracht gestalte kreeg" laten wij onze eerste missionarissen, p. Maurice Demarey en p. Jan Praats, nog even voor de poorten van hun nieuwe missiegebied staan. We konden er niet aan weerstaan om een paar flitsen te geven van wat onze Redemptoristen-Missionarissen 55 jaar later in Libanon en Irak bezig houdt.  Eerst iets over het werk van p. Timon De Cock in Libanon (A), daarna over Irak (B).

   TERUG NAAR INHOUD   

A : MEESTVERLATENEN IN LIBANON

Antoon van den Abbeele

De zendingvan de Redemptoristen naar de Kerk van het Oosten beperkt zich niet tot Irak. Ook in Libanon, waar naast de moslims in hoofdzaak Maronitische christenen wonen, werken vandaag nog twee Redemptoristen die behoren tot de Clemensprovincie (het samengaan van de Vlaamse, Nederlandse, Noord-Duitse en Zwitserse provincies): pater Elie Sader (een libanese confrater die het Pastoraal centrum van Zahlé in de Bekaa-vallei openhoudt dat gefinancierd werd door de vroegere Vlaamse Provincie) en pater Timon De Cock, Gentenaar die reeds 54 jaar als Redemptorist-Missionaris in Libanon missiewerk verricht. Hij is de verantwoordelijke voor de kerk 'Onze Lieve Vrouw van Altijddurende Bijstand', de jeugdlokalen, vergaderingen en een gratis school met zo’n 350 leerlingen. De wijk waarin deze Redemptorist woont en werkt, is een uitgesproken armenwijk, waar de rijkere buurten op neerzien. Het schooltje, waarvan hij directeur is, omvat kinderen uit christelijke gezinnen (vooral Maronieten, Chaldeeuwen, Assyrische christenen, Kopten enz.) en moslimkinderen uit o.m. Libanon, Irak, Egypte en Syrië. We laten pater Timon aan het woord:

Een armenwijk

Redemptoristen zijn gezonden naar mensen in materiële en geestelijke nood. We hebben ons gevestigd in een van de meest verlaten wijken van Beiroet: Hay Essyrian en Sedd el Bouchriyé. Weinig mensen buiten onze wijk zijn op de hoogte van het bestaan ervan. De wijk bestaat uit: Hay Essyrian, Hay Zaaytarié Fanar, Hay Ezzaaytarié Bouchriyé.

Deze wijk bestaat voor 50 procent uit christenen van diverse riten en voor 50 procent uit moslims, waarvan met name de vluchtelingen afkomstig zijn uit Irak. Ik heb het dan vooral over mensen waarvan de kinderen onze school bezoeken.

Er zijn heel wat problemen die het leven van de mensen zeer moeilijk maakt: de levensduurte, lage lonen, hoge werkloosheid, ziektes en de veelal grote gezinnen. De leefomstandigheden in de wijk maken de situatie er niet beter op: kostwinners die in de gevangenis verblijven en gezinnen waarvan de vader in het buitenland werkt, vaak zonder een spoor achter te laten. En dan zijn er nog de weeskinderen, eenoudergezinnen, een groot aantal echtscheidingen en gezinnen waarvan de vader twee tot drie vrouwen heeft. Ook problemen op het gebied van watertoevoer en elektriciteit spelen de buurt parten.

Onderwijs

Onze school is een ‘gratis’ school. Gratis volgens de normen van het ministerie van onderwijs. Dit wil zeggen dat elke leerling een bepaald bedrag moet betalen voor de inschrijving, het verblijf op school en de schoolbenodigdheden.

Het ministerie betaalt subsidies (met twee jaar vertraging). Deze subsidies moeten allerlei onkosten dekken: het salaris van de docenten, sociale verzekeringen (elk trimester een aanzienlijk bedrag), reparaties en aanschaf van nieuwe benodigdheden. We kunnen dus amper twee tot drie maanden salaris uitbetalen aan de leerkrachten.

De school neemt de waterkosten voor haar rekening. Het water wordt echter regelmatig afgesloten, waardoor we verplicht zijn watertankwagens te laten komen. Ook de elektriciteitsrekening is zeer hoog. Ik kan onmogelijk een opsomming geven van alle kosten die wij voor onze rekening nemen.

Er zijn liefdadigheidsinstellingen, die ons vroeger hielpen voor sommige onkosten, maar  die nu ophouden ons te helpen onder het mom dat alles nu goed gaat in Libanon. De realiteit is echter dat de situatie nog nooit zo slecht is geweest dan nu. We zoeken dus hulp voor die arme kinderen, want er zijn families die werkelijk niet in staat zijn in hun onderhoud  te voorzien. Er zijn gezinnen die niets betalen en er zijn enkelen die een klein beetje kunnen betalen. Er zijn ongeveer 30 kinderen die alles betalen. Alle andere gezinnen vragen om hulp, zodat hun kinderen toch onderwijs kunnen genieten. Wij trachten daarom de diverse liefdadigheidsinstellingen uit te leggen dat er zeer veel nood is in sommige families.

Nu al zijn er kinderen die niet naar school kunnen komen. Deze kinderen belanden op straat en lopen de kans op latere leeftijd in de gevangenis terecht te komen. Dit is voor een belangrijk deel te wijten aan onze wijk, die bepaald niet geschikt is voor kinderen. Ze komen al snel met de verkeerde personen in aanraking. Natuurlijk zijn er die trachten ons te bedriegen, daarom ben ik zeer voorzichtig.

Gezondheidszorg

Zo heb ik een dossier aangelegd voor medische hulp. De zieken geven mij het recept dat ze van de arts hebben gekregen, het rapport van het laboratorium, en papieren van het ziekenhuis. Ik zie wat ik kan doen. Ik geef echter nooit geld. Ik heb een zuster gevonden in een apotheek die mij van de nodige medicijnen voorziet tegen een lagere prijs. Ook heb ik een arts gevonden die soms kosteloos zijn diensten aan patiënten verleent. Over het algemeen kan overigens gesteld worden dat de artsen geen hoge bedragen vragen voor diensten en dat ze geen dure recepten voorschrijven. Sinds september 2001 heb ik 72 patiënten te behandelen gehad.

Op een zekere avond ging ik op bezoek bij een eenoudergezin bestaande uit de moeder en vier kinderen. Een zoon van een jaar of achttien zat te beven in een hoekje met een opgezwollen wang en een zweer bij zijn mond. Onmiddellijk liet ik de dokter komen, die hem direct naar het ziekenhuis stuurde. De arts vroeg voor zijn diensten USD 33,-. Bij het binnenkomen van het ziekenhuis brachten ze USD 300,- in rekening. Bij het verlaten nog eens USD 700,-. Eenmaal thuisgekomen moest de zoon voor ongeveer USD 88,- per dag aan medicijnen gebruiken.

De moeder moet rondkomen van een minimumsalaris. Twee kinderen zitten op school. De oudste van de twee is zeer intelligent. Het vierde kind zit in het leger, maar moet een grote schuld afbetalen voor een ongeluk waarbij hij in de fout was.Helaas zijn veel gevallen zoals hierboven beschreven, gelukkig is een en ander niet zo dramatisch.

Een andere familie moest hun huis verlaten, omdat de moeder die verlaten is door haar echtgenoot, met vier kinderen de huur niet kan betalen. Een van haar kinderen gaat niet naar school om de pasgeboren baby te passen. De moeder gaat werken, negen uur per dag, zes dagen in de week voor een loon van USD 200,- per maand.

Dit zijn twee gevallen, maar er zijn nog zo veel meer schrijnende situaties. De ouders leven in een voortdurende nachtmerrie. ‘Wat gaan we morgen doen, hoe zal ik eten vinden voor de kinderen?’ Dit alles is vaak reden voor familieruzies, zenuwinzinkingen, suikerziekte, maagzweren enz. Wij geven ook kleding uit als er mensen zijn die ons deze kleding geven. Ik heb dit jaar hulp gegeven in de vorm van: schoolboeken, schrijfbenodigdheden en uniformen aan zeer veel kinderen. Ik durf echt niet naar de rekening te kijken.

Vluchtelingen

Het probleem van de Irakese vluchtelingen; zeer velen komen naar Libanon en een groot aantal vestigt zich in onze wijk. Ze sturen hun kinderen naar onze school. Maar het studieniveau in Irak is (sedert enige jaren) veel lager dan hier in Libanon. Een groot deel van deze kinderen verliet hun school twee of drie jaar geleden. Dus moeten ze twee of drie klassen lager om weer mee te kunnen in onze school. Zo zijn veel Irakezen echt verbitterd geraakt. Ze dachten dat Libanon het luilekkerland was, maar ze zijn ontnuchterd als ze de werkelijkheid voor ogen hebben. Allen trachten nu Libanon te verlaten om uit te wijken naar de VS, Canada en Australië. Er zijn er die erin slagen. De meesten echter niet. Gezien de stijgende werkloosheid in Libanon, zijn deze mensen ontredderd. Velen komen mij om werk vragen, maar er is bijna geen werk meer. Andere vreemdelingen (Filippijnen, Pakistani, Indiërs) werken voor een nog lager salaris.. Er is nog heel veel te zeggen over de situatie van de gezinnen, Libanese en anderen.

Het is triest om te zien hoe die mensen dag in dag uit moeten leven. Vroeger leefden ze armoedig, maar nu is het zo mogelijk nog slechter geworden. We doen ons best om hen zo veel mogelijk te helpen. Maar het wordt echter ieder jaar lastiger. Wij zijn onze weldoeners uiterst dankbaar voor alle hulp die we mochten ontvangen.

Ik wens u vrede toe. Hartelijke groeten uit een ontredderd Libanon. Onze groeten uit mijn naam en uit naam van alle mensen die ik heb kunnen helpen.

Pater Timon de Cock, directeur van de school WD. du perpituel secours Hay Essyrian Sedd el Bouchriyé, B.P. 90713 Jdeidet el Metn Metn 12012060 Libanon

Voor steun aan P. Timon en zijn werk in de armenwijk van Beirut:

083-0462975-94 van De Cock Timon

BP 90713 JDEIDET EL METNRL_HAY ESSYRIAN

   TERUG NAAR INHOUD     TERUG NAAR TOP   

B :  CHRISTENEN IN IRAK


De actuele toestand van de Chaldeeuwse Christenen in Irak

Irak blijft ook vandaag nog onrustig, zij het iets minder gewelddadig dan enige tijd geleden. Hoe het zal evolueren wanneer een volgende Amerikaanse president eventueel zijn troepen terughaalt, blijft een open vraag.

Voor de Chaldeeuwse christenen was tot voor een jaar Bagdad inderdaad een opvallend gevaarlijke stad geworden (niet enkel voor de christenen natuurlijk, maar zij waren wel een uitgelezen doelwit voor ontvoeringen, afpersingen, uitdrijving). Velen (zo’n 6000  christelijke gezinnen zijn Baghdad ontvlucht) zijn uitgeweken naar het buitenland (via Jordanië, Syrië, Libanon, Turkije) waarbij ze vooral naar het Westen, Australië, Canada, de V.S. en Europa willen op zoek naar veiligheid en een beter bestaan voor zichzelf en hun kinderen…

Een aantal van hen zijn ook naar het wat veiliger Noord-Irak getrokken, waar zij eeuwenlang verbleven in christelijke dorpen, omgeven door Koerdische of Islamitische dorpen. Af en toe waren er tijdens de vorige eeuwen ook wel schermutselingen tussen die dorpen. Zo verliepen de eeuwen, ook onder het Ottomaanse bewind en later onder Saddam. Omdat de Koerden aan autonomie dachten èn omdat in de streek rond Mossul er ook wel rijke olievoorraden zaten, werden nogal wat dorpen met de grond gelijk gemaakt en hield Saddam de streek goed in het oog. Rond de jaren '60 hadden we de Koerdische kwestie en trokken veel christenen naar Bagdad; de patriarch zorgde dat er gronden waren waarop ze konden bouwen. Sedert enige jaren kent het Noorden nu wat meer rust omdat de V.S. die streek beschermde tegen luchtaanvallen en omdat, sedert het nieuwe Irakese bewind, die regio ook wat meer onafhankelijkheid kent (zij het binnen de eenheid van Irak). Ook de Chaldeeuwse christenen genieten er ‘een zekere’ rust.

Waar leven die Chaldeeuwse christenen in Noord_Irak?

Om een beeld te krijgen van de Chaldeeuwse kerk in het Noorden van Irak, moeten wij ons een bergachtige streek voorstellen, met aan de voet van die bergen een aantal dorpen. Vanuit Zakho, Alqosh, Erbil, Amadiya zie je in het Noorden de bergen liggen. Dehok, Kirkouk en zeker Mosul (Mossoel) liggen heel wat zuidelijker, maar in feite toch nog in vrij ruw gebied. Een aantal van die dorpen hebben ook een (Chaldeeuwse) bisschop, waarbij we wel moeten bedenken dat zo’n bisdom niet helemaal te vergelijken is met onze bisdommen qua belangrijkheid; soms zou je het bijna kunnen vergelijken met een wat uitgebreide dekenij van bij ons. De sfeer, culturele ontwikkeling en de geloofsontwikkeling in die kleine bisdommen kan onderling ook nogal verschillen; sommige zijn heel primitief, andere enigszins moderner.

Een rondrit op de rand van het gebergte

Laten we nu even kijken naar die dorpen en dorpjes waar onze Chaldeeuwse medechristenen wonen, en waar onze missionarissen een heel deel van hun actuele verwachting op gericht hebben. Vertrekkend van het Westen hebben we eerst Zakho (een bisschopsresidentie), met zowel ten Noorden als ten Oosten een 5-tal dorpen waar christenen wonen. Even naar het Zuiden, op weg naar Dehok (geen bisschopsresidentie maar een centrum waar sommige Chaldeeuwse christenen in Vlaanderen van afkomstig zijn; nu zijn er nog zo’n 2000 christelijke gezinnen) ontmoeten we een tweetal christelijke dorpen en dan van Dehok op weg naar Alqosh, in Noord-Oostelijke richting, ontmoeten we weer zo’n 5-tal christelijke dorpen. Alqosh zelf, waar een bisschop woont, heeft zo’n 1500 christelijke gezinnen. Het is in Alqosh dat onze Redemptoristen actueel een centrum hebben opgericht van waaruit ze het hele gebied beïnvloeden om te evangeliseren en de Chaldeeuwse kerk te re-animeren. Daarover straks meer. Alvorens nu mooi op te schuiven naar het Oosten, naar Erbil, trekken we eerst een heel eind naar het Zuiden, naar Mosul (op zo’n 400 km. boven Bagdad ) en onderweg ontmoeten we een 6-tal vrij grote christelijke dorpen. In Mosul was van oudsher een sterke christelijke aanwezigheid, o.m. met het seminarie van de paters Dominicanen; nu nog wonen er een 1000-tal Chaldeeuwse gezinnen. We moeten hierbij wel aanmerken dat Mosul en de dorpen die we erbij vermeldden, buiten het Koerdisch gebied liggen, wat niet zonder betekenis is. Oostelijk van Alqosh (2 uur rijden) ligt Erbil, weer  een bisschopsresidentie, waar nu het seminarie uit Bagdad is gevestigd; daar geven  zowel p. Lucien Cop als p. Vincent en p. Warda Beshar periodiek les. Boven Erbil, vlak voor het gebergte, bevinden zich weer een aantal (4) christelijke dorpen. Verder naar het Oosten (3 uur rijden) komen we in Amadiya (bisschopsresidentie) waarboven zich ook weer een 4-tal Chaldeeuwse dorpen bevinden.

Ten Zuiden van Erbil en Amadiya, en ook buiten het Koerdisch gebied ligt Kerhouk (Kirkouk, een bisschopsresidentie), met een 2000 christelijke gezinnen.

Pastorale bijstand voor de Chaldeeuwse christenen

In Bagdad hebben de Redemptoristen zich sedert 2001 toegelegd om een pastoraal centrum op te richten waar men pastorale jeugdactiviteiten kon bieden, opleiding van catecheseleraars, ook een opvoedingscentrum waar het Syriac erfgoed kon doorgegeven worden; verder ook voor recollecties voor jongeren, een gespecialiseerde bibliotheek op het vlak van catechese, ook voor pastorale leiding en het stimuleren van pastorale initiatieven op de parochies. Dit Vormingscentrum voor de achteruitgestelde Chaldeeuwse christenen wordt nu nieuw leven ingeblazen: 1° Christelijke Oosterse literatur, 2° Oosterse Theologie en filosofie, 3° Oosterse Christelijke kunst (kerken en iconen) en christelijke (hymnen en) liederen.

Intussen richtte men zich meer naar het Noorden, waar het veiliger was en waar - zoals gezegd - ook heel wat Chaldeeuwse christenen wonen die nood hebben aan pastorale zorg en vorming. Alqosh is zo'n christelijk dorp en heeft zijn eigen christelijke pastorale vorming. Het ligt bovendien midden een “christelijke streek” (1 uur van Zakho, 1 uur van Dehok, 2 uur van Erbil) waar meer dan 7000 gezinnen wonen waarvan de meeste arm zijn, zowel materieel als pastoraal. De “meestverlaten zielen” noemden de Redemptoristen dat in vroegere tijden. Daar was dus duidelijk een nood aan een gespecialiseerd pastoraal centrum dat de pastorale dienst zou helpen ontwikkelen aan de omliggende dorpen die binnen niet al te grote afstand gelegen zijn. Dit werd dan een nieuw Redemptoristisch objectief.

Het Pastoraal Centrum Sint-Jozef te Alqosh

Zo gezegd, zo gedaan dus. En ziedaar: het centrum stond er snel, althans de ruwbouw (juni 2008)!

Het omvat een kapel voor 80 personen. Een bibliotheek waar een duizendtal boeken plaats kunnen vinden met een leesruimte voor 10 personen. Twee leslokalen voor telkens 40 studenten. Een eetzaal voor 50 personen. Twee slaapzalen telkens voor 25 bedden. Acht individuele slaapkamers. Ruimten voor baden en toiletten. Een keuken en cafetaria. 4 administratielokalen. Wasserij, garage, een tuin vlakbij het gebouw.

Het staat er. Het heeft heel wat gekost. De Missie is er voor tussengekomen, maar ook de minister van financiën van de regionale Koerdische regering leverde een ernstige bijdrage leverde omdat men inzag hoe belangrijk dit project is voor de streek en voor de christelijke dorpen. Voor de inrichting van het gebouw heeft men ook een beduidende steun gekregen van de Katholieke Gemeenschap.

Maar daarmee was niet alles gezegd. Men  moest nog zorgen voor de afwerking, en dat was heel wat: ondermeer het schilderen van de lokalen en de halls (15.000 US$), voor die streek onmisbare airconditioningsystemen voor het gebouw (26.000 US$), de inrichting van de baden en toiletten (US$ 38.000), grondbekleding (vloeren)(35.000), waterleiding, waterafvoer en waterzuivering, watervoorraadtanks (22.000 US$)… Alles samen zo'n 135.000 dollar, of zowat 87.000 Euro. Dankzij de familie van onze paters en enkele weldoeners is ook dat voor mekaar gekomen. Natuurlijk blijft men met lopende uitgaven zitten en het heropgestarte vormingsproject in Bagdad vraagt ook nog blijvende steun (o.m. voor het bezoldigen van de professoren op wie men beroep doet).

De oogst is groot: bid om arbeiders en steun hun werk

Omdat deze missie in dienst van de arme Chaldeeuwse kerk ons ter harte gaat, willen wij u tenslotte twee zaken vragen.

- “Geloof en Leven” doet een beroep op zijn lezers en sympathisanten (zij die het zich kunnen veroorloven) om zich door een financiële bijdrage achter dit prachtige project te zetten voor de pastorale bijstand van de eeuwenlang verdrukte Chaldeeuwse christenen in N-Irak en Bagdad. Uw bijdrage kan u storten op de spaarrekening van Geloof en Leven VZW 892-5905324-50 met vermelding “Chaldeeuwse Kerk”. Wij danken u bij voorbaat en stellen ons garant dat uw bijdrage integraal voor deze missie wordt aangewend.

- Maar nog nadrukkelijker willen wij om uw gebed vragen voor een intentie die nauw samenhangt met het bovenstaande. Jezus trok rond in de dorpen om heil te brengen aan de mensen: “Bij het zien van die menigte mensen werd Hij door medelijden bewogen, omdat ze afgetobd neerlagen als schapen zonder herder. Toen sprak Hij tot zijn leerlingen: ‘De oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er weinig. Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten.’” (Mt.9,36-38). En op een ander moment, toen Hij, na zijn gesprek met de Samaritaanse aan de put van Jacob, de kans kreeg om ook aan de Samaritanen van het stadje Sichar blij nieuws te brengen, zei Hij: “…slaat uw ogen op en kijkt naar de velden; ze staan wit, rijp voor de oogst”. (Joh.4,35). Onze confraters in Irak staan op dit eigenste moment voor een geweldige maar hoopvolle pastorale taak, een overrijpe oogst biedt zich aan. Voor jonge Irakese Confraters is het een bekoring om naar het buitenland te trekken om allerlei redenen, maar daar, in hun thuisland,  in Noord-Irak en in Bagdad staan momenteel “de velden wit, rijp voor de oogst”. Onze Irakese confrater Warda Beshar en onze beide ouderwordende Vlaamse paters (pater Luk Cop en Vincent Van Vossel) staan voor de reuzentaak om de enorme pastorale mogelijkheden die zich in N.-Irak en Bagdad aanbieden, op een zo goed mogelijke manier in te vullen. Naast hun werk op het seminarie van Erbil, liggen nu al die christelijke dorpen te wachten, naast het lastige werk in Bagdad. De deuren staan wagenwijd open om de Chaldeeuwse kerk op een degelijke manier te hulp te komen en de nodige vorming te bieden waar ze nog steeds behoefte aan heeft. Verbindt u er nu toe om met aandrang te vragen aan “de Heer van oogst, arbeiders te sturen om te oogsten”. Want de velden staan “rijp voor de oogst”. Laten we de tekenen van de tijd verstaan en er op de juiste manier op reageren. “Van het beeld van land en lucht weet ge de juiste betekenis te bepalen, maar waarom dan niet van deze tijd?” (Lk.12,57)

Naschrift

Met deze actuele voorstelling onderbraken we de logische en chronologische ontwikkeling van onze missie voor de 'Kerk van het Oosten'. In volgend nummer nemen we de draad weer op. Omwille van de hoogdringendheid en de tekenen van de tijd, wilden we nu de aandacht trekken op de praktische en dus ook financiële hulp die we op dit ogenblik onze paters kunnen bieden bij hun boeiende en veelbelovende zending naar de Kerk van het Oosten. Tegelijkertijd wilden we een beroep doen op uw gebed opdat de Irakese jongeren die zich op dit ogenblik op het seminarie van Erbil in het spoor van onze paters willen engageren, niet de veilige en zekere weg naar het Westen zouden verkiezen boven het engagement voor hun eigen verwaarloosde Chaldeeuwse medechristenen, waarvoor Vlaamse Redemptoristen zich gedurende meer dan 50 jaar hebben ingezet. (vervolgt)

   TERUG NAAR INHOUD     TERUG NAAR TOP   

GEZONDEN NAAR DE OOSTERSE CHRISTENEN (3)

Hoe een Redemptoristische missieopdracht gestalte kreeg

Ben Van Vossel


2009 in Irak, een beproefd land evenals Libanon. In Mosul werden, enige maanden terug, duizenden christenen weggejaagd en weggepest door extremistische moslims. En toch bieden in Irak, net als vroeger,  jonge mannen zich aan om priester te worden, vooral in de Chaldeeuwse kerk. Irak is op dit ogenblik zelfs een van de vruchtbaarste landen voor priesterroepingen. Juist zoals in Vlaanderen in de hoogtij van het kerkelijk leven… Als Redemptoristen mogen de paters Lucien Cop, Vincent Van Vossel en Warda Beshar (een Irakees) daarvan getuigen zijn... Maar hoe was het allemaal begonnen?

Het begin

In 1953, gehoor gevend aan een dringende vraag van de Pauselijke Commissie voor de Oosterse Kerken, vertrokken twee Vlaamse paters naar het Midden-Oosten, om de Chaldeeuwse kerk (die in eenheid was met Rome) te ondersteunen en zo mogelijk wat vorming te geven aan priesters en parochies. De vorming van de priesters – zo hadden ze vernomen- liet vaak veel te wensen over. Vaak waren het gewone landbouwers, vaders van een groot gezin, die het vertrouwen hadden van hun dorpsgenoten, en die dan door de bisschop wat opgeleid werden om de sacramenten toe te dienen. Hun theologische vorming was meestal uiterst miniem. Dit had natuurlijk ook zijn weerslag op de godsdienstige vorming van de kinderen en volwassen gelovigen…

Ondanks een jaar voorbereiding op hun zending stonden er voor p. Maurice Demarey en p. Jan Praats nog levensgrote vraagtekens hoe hun opdracht en de mogelijkheden om zich dienstbaar te maken er concreet zouden uitzien. Laten we ondertussen onze twee pioniers even volgen op de reis naar hun eerste bestemming.

Van Alexandrië over Caïro naar Beirut.  Oosterse impressies.

In enkele nummers van de Sint-Gerardusbode van 1954 verschenen, telkens met wat maanden achterstand, de reisverslagen van onze twee pioniers. Hun nog baardeloze foto’s sieren het relaas van de bootreis op de Esperia (‘Men zegt dat het de grootste boot is van de Middellandse zeedienst; hij doet 30 km/u.’) vanuit het Italiaanse Bari naar Alexandrië, de Egyptische havenstad.

Na een lange woestijntocht naar Cairo worden ze daar gastvrij onthaald in het kosmopolitische Franciscanenklooster. Mgr. Coyen, Franciscaan van Canadese afkomst en bisschop van Cairo vangt hen op en laat hen de Oosterse sfeer wat opsnuiven tijdens een rondleiding door de stad:

“Eerst zien we de prachtige moderne wijken met de banken, de grootwarenhuizen en de beroemde hotels.  Dan verder de brede lanen op en af. Rammelende, overvolle trams, in drie klassen ingedeeld met daarbij de categorie van de niet-betalende reizigers op de buffers achteraan. Langs de drukke helverlichte bioscopen naar de oude wijken. Dat is een heel andere wereld van straatjes en steegjes met altijd nieuwe zijgangetjes, die voortlopen onder poortjes, met daarin galerijen van uitstallingen. Geen bestrating, geen voetpaden, geen riolering. Het hele leven speelt zich af op straat.  Alles krioelt er door elkaar: bakkers, slagers en schoenmakers zijn druk in de weer. De matrasklopper is nog in volle zwier om 10 uur ’s avonds. De straat, zeker op dat uur, is één vuilhoop van alles wat de vorige dagen en misschien wel vorige jaren daar samenbrachten. En over alles een onmogelijke geur…

Monseigneur laat ons even luisteren naar de zang die uit de hoogte van een minaret valt. Cairo heeft zo’n 3000 moskeeën…”

’s Anderendaags bezoeken ze zelfs in de vroegte nog even de piramiden. Dan vlug terug met de auto om de trein van 9.30 u.  te halen.

“We rijden met een goede vaart door de vruchtbare Nijldelta. Een indruk van overvloed, de ene oogst volgt immers op de andere, verscheidene per jaar. Een indruk van een zwaar arbeidende bevolking. Een indruk ook van achterlijkheid: men werkt met dezelfde methoden en hetzelfde getuig dat ook de oude Egyptenaren aanwendden van wie Jozef het overtollige graan kocht in de zeven jaren van overvloed…”

Opnieuw Alexandrië. Om 15 uur vertrekken ze per boot voor de laatste etappe naar Beiroet. Ze meren daar aan op 29 oktober 1953. Dezelfde avond nog trekken ze naar Bikfaya, naar de residentie van de paters Jezuïeten, om onder leiding van pater d’ Alverny het Arabisch degelijker te studeren.

Taalstudie en de zoektocht naar een concrete startplaats

Onze beide pioniers legden zich toe op een zo goed mogelijke kennis van het Arabisch, een eerste vereiste immers voor een missionaris om niet enkel de intelligentsia maar de hele gemeenschap te kunnen bereiken. Voor p. Demarey zou het Arabisch uiteindelijk een min of meer gesloten boek blijven en hij zou zich vooral behelpen met het Frans (in Libanon kenden velen het Frans, zeker onder de geestelijkheid die door Franse priesters was opgeleid); pater Jan Praats, wat jonger, stootte door en kreeg het Arabisch als spreektaal vrij vlug onder de knie.

Na een pelgrimstocht naar Jeruzalem, einde 1953, ondernemen beiden in april 1954 een prospectiereis naar Aleppo (Alep) in Syrië, op zoek naar een geschikte startplaats voor hun apostolaat. Je krijgt de indruk vanuit hun verslagen, dat ze enerzijds een steun willen bieden aan de Chaldeeuwse kerk, die voor zover zij wisten, qua opleiding van de clerus en qua theologie, vrij arm was; zij verlangden ook verkondigingswerk te doen op parochies maar tegelijk leefde er in hun achterhoofd dat zij gezonden waren om de “Nestorianen” de weg te tonen naar de eenheid met Rome

In mei treffen wij onze twee wegbereiders opnieuw aan in Aleppo want ze willen naar de Khabour reizen. Maar het politieke klimaat in Syrië gelijkt helemaal niet op wat ze kennen vanuit een Westerse democratie. Ze geraken niet direct aan een visa en keren noodgedwongen terug naar Bikfaya (Libanon). Ze geven echter niet op. Een paar dagen later – de aanhouder wint – staan ze weer in Damacus (Syrië) waar ze logeren bij de Franciscanen en opnieuw trekken trekken ze er op uit om een visa te bekomen. Op 29 mei lukt het hun nog ook en opgelucht keren ze terug naar Aleppo.

De eerste helft van juni (1954) ondernemen ze een reis naar Djèyrah ( ?) waar ze een gedeeltelijk verslag van geven in de ‘Gerardusbode’.Halfweg juni zijn ze terug in Bikfaya.

Einde juni reist p. Demarey per vliegtuig heen en weer tussen Rome en Brussel om een aantal zaken in verband met de nieuwe missieopdracht te regelen. Half oktober landt hij opnieuw in Beirouth. Ondertussen heeft p. Praats zijn Arabisch geperfectioneerd bij een zustercommuniteit.

4 november 1954: met vier!

Maar minstens zo belangrijk voor de nieuwe missie is de aankomst te Bikfaya op 4 november 1954 van 2 jonge paters, Maurits Bloemen en Timon De Cock. Zo vormen onze eerste missionarissen een eerste kleine communiteit en dit betekent dan meteen de start van de Chaldeeuwse missie van de Vlaamse Redemptoristen.  Pater Timon De Cock, op dit ogenblik de enige Vlaamse Redemptorist in Beirut, is op zijn tachtigste 54 jaar missionaris in Libanon. Een prestatie!

In kort bestek even vooruitkijken

In 1955 zouden onze missionarissen een eerste missiepost stichten in Syrië, in de streek van de Khaboer. Het grootste deel van de Assyrisch-Nestoriaanse parochie van Tell-Arboch (hoge Jariza) wou reeds kort daarna toetreden tot de katholieke kerk, maar omwille van politieke redenen moesten de Redemptorisen deze missie opgeven. In september 1956 richtten ze een tweede post op in een voorstad van Beiroet (Libanon), en in 1959 zou Bagdad (Irak) aan de beurt komen.

Lees verder in een volgend nummer.


SLECHT EN VOORAL GOED NIEUWS UIT IRAK

Slecht nieuws hebt u ongetwijfeld vernomen langsheen bepaalde media (vooral Tertio want onze officiële Vlaamse media vonden het het vermelden niet de moeite waard) hoe christenen in Mosul te lijden hadden onder het geweld en de dreiging vanuit extremistische moslimkant en waar andere begerige mensen direct hun steun aan verlenen (om christelijk bezit goedkoop in handen te krijgen). Duizenden christenen zijn gevlucht naar dorpen in de omtrek. Voor onze missie is ook slecht nieuws dat een van de jonge fraters die in Europa hun vorming kregen ontslag van zijn tijdelijke geloften heeft gevraagd en gekregen.

Goed nieuws is de oprichting van een residentie in Al Qosh in Noord-Irak waarvoor onze Irakese pater Bashar Warda tot overste werd benoemd. Onze pasgewijde pater Meyassar Behnam Moussa zal, na de voleinding van zijn studies in Rome,  pater Bashar daar gaan vervoegen, zodat we daar toch twee jonge Irakezen hebben die, eventueel samen met p. Cop, in en vanuit Al Qosh hun pastorale bediening zullen kunnen uitoefenen tot ondersteuning van de  kerk van het Oosten; hopelijk zal hun aanwezigheid ook aantrekkingskracht hebben op andere jonge Irakese christenen die zich geroepen zouden voelen om zich toe te wijden aan God en zijn Rijk daar in het Oosten, samen met onze confraters in Al Qosh.

Ondertussen is p. Vincent Van Vossel begonnen met het op poten zetten van een Faculteit voor Oosterse Studies in Bagdad. Sinds jaar en dag is hij gedreven om de eigenheid van de Chaldeeuwse kerk (haar aloude wortels, haar taal, haar liturgie, haar verleden dat  nog spreekt uit de liturgie, de oude vaderteksten en archeologische vondsten zoals de resten van oude kerken) door te geven en doen waarderen door de Chaldeeuwse priesters en leken. Nogal wat jonge Chaldeeuwse christenen zijn daar zeer aan geïnteesseerd. Op zijn website http://cssrb.com vindt u onder 'travels' interessante gegevens over christelijke archeologische sites die hij kon bezoeken in Noord-Irak.

Met dank aan de personen die iets stortten voor de Chaldeeuwse Kerk !

    TERUG NAAR INHOUD     TERUG NAAR TOP   

GEZONDEN NAAR DE OOSTERSE CHRISTENEN (4)

Hoe een Redemptoristische missieopdracht gestalte kreeg

Samengebracht door: Ben Van Vossel


Chaldeeuws - Assyrisch - Nestoriaans – Katholiek - Maronitisch?

Met de Redemptoristische missie is er dit aan de hand dat ze nogal verschillende benamingen kreeg… en nog krijgt tot op de huidige dag. Als je er bijvoorbeeld Geloof en Leven (toen nog ‘Gerardusbode’) op naleest vanaf oktober 1953 (!) dan tref je daar volgende titels aan: “De Nieuwe Missie: De Chaldeeuwse Missie der Paters Redemptoristen in Libanon en Syrië” (okt.’53 en febr. ‘54), “Onze Nieuwe Missie in Chaldea” (jan. ’54). In 1955 verschijnt dan een artikel dat voornamelijk handelt over de Assyrische christenen maar toch ook de Chaldeeuwse christenen vermeldt: “Een opgejaagd volk”. Dan weer een brief uit november 1956: “Echo’s uit Chaldea. Missie van de Redemptoristen onder de Chaldeeërs en de katholieke Assyriërs van Jazira (Djazira), streek in de Noord-Oosthoek van Syrië”. In 1957: “Onder de ceders van de Libanon” door M. Demarey CSsR van de ‘Chaldeeuwse ritus’. Nog uit 1957: “Brief van Pater Demarey”; hierin wordt duidelijk dat onze paters uit Syrië (Khabour) zijn weggetrokken naar Beirut en o.m. zegt hij daarin terloops: ‘Rome gelaste ons toch met de zielzorg van de Assyriërs en Nestorianen in Syrië en Libanon’ en hij heeft het ook nog over ‘onze Assyriërs’. Tot wie voelden ze zich nu eigenlijk gezonden?


Een 'beetje' wegwijs i.v.m. de ‘kerken’

In een artikel van J. Gijsel, Licentiaat Filosofie, krijgen we dan (eindelijk!) een uiteenzetting over “De Oosterse Kerken” waarin betoogd wordt dat er naast de Grieks-Byzantijnse kerk er nog andere Oosterse Kerken zijn en o.m. zegt hij iets wat voor de werking van de Redemptoristen in Libanon niet zonder betekenis is: “Al deze Oosterse Kerken hebben aanvankelijk in gemeenschap met Rome geleefd. Hun eerste ontwikkeling geschiedde in de ene, algemene Kerk. Op een bepaald ogenblik zijn ze dan (“met uitzondering van de Maronitische Kerk”) schismatiek geworden, meestal na ketterse twisten. Eenmaal autonoom geworden, hebben ze zich naast Rome en van Rome weg verder ontwikkeld, terwijl de Byzantijnse Kerk slechts in de 11de eeuw (1054) tot volledige afscheuring is gekomen” … “Na allerlei pogingen van Rome uit, uitdrukkelijker vanaf de 12de  en 13de eeuw, kwam er tenslotte, en in enkele gevallen pas in de 19de eeuw, van ieder van die schismatieke Kerken een groep tot de oorspronkelijke eenheid met Rome terug. Vermits ze echter, ook na de terugkeer, hun eigen ritus, tradities en organisaties behielden, bestaan er tegenwoordig van elke Oosterse Kerk 2 takken: de schismatieke, die beweert alleen de authentieke te zijn, en een andere, de katholieke, verbonden met Rome. Zulke situatie maakt natuurlijk het overzicht nog ingewikkelder.” Tracht aan wat volgt maar eens uit te geraken:

Ritussen

Binnen de Westerse Rooms-Katholieke Kerk hebben we hoofdzakelijk de Latijnse ritus (sedert jaren ook in de volkstaal) en de Mozarabische (enkel in de kathedraal van Toledo) en Ambrosiaanse ritus (enkel in de kathedraal van Milaan), afgezien dan van kleinere verschillen binnen sommige oudere kloosterorden).

In de Oosterse kerk heb je heel wat meer ritussen. Licentiaat J. Gijsel onderscheidt ze gemakkelijkheidshalve volgens de twee grote patriarchale zetels:

I De ritussen van de groep Antiochië-Jeruzalem waartoe behoren:

1- De Syrische tak, die 3 ritussen telt:

a- de Perzische of Chaldeeuwse (in gebruik bij de katholieke Chaldeeërs en de afgescheiden Nestorianen die men ook Assyriërs noemt);

b- de zuiver Syrische ritus (in gebruik bij de katholieke Syrische Kerk en bij de afgescheiden Jacobieten;

c- de Maronitische ritus (in gebruik bij de Maronitische Kerk, de enige Oosterse kerkgemeenschap waarvan alleen een katholieke groep bestaat)

2- De zuiver Byzantijnse ritus.

Onder invloed van de Kerk van Caesarea van Cappadocië leidde de oude Antiocheense ritus tot deze zuiver Byzantijnse ritus (in gebruik bij een groot aantal katholieke en evenveel afgescheiden kerkgemeenschappen; het is de best bekende Oosterse ritus).

3- De Armeense ritus

 die ook voortgekomen is uit dezelfde Antiocheense ritus (in gebruik bij zowel de katholieke als de afgescheiden Armeniërs)

II De ritus van Alexandrië leidde tot:

1- De Koptische ritus

(in gebruik bij de katholieke en afgescheiden Kopten, vooral in Egypte)

2- De Ethiopische ritus

 (in gebruik bij de katholieke en afgescheiden Kerken van Abyssinië).

Verscheidenheid aanvaarden!

Ik vermoed dat sommige lezers heel deze indeling hebben overgeslagen: “zo ingewikkeld, zeg!” En ingewikkeld is het inderdaad. Dat heeft zijn oorzaken: naast de grote scheiding van katholiek en afgescheiden staan we voor het feit dat nogal wat christengemeenschappen zich vele jaren lang ‘plaatselijk’ ontwikkeld hebben (in een bepaald - vaak afgelegen - bergdorp, in een bepaalde stad, met eigen bisschoppen of patriarchen…).  Als die nu door allerlei historische omstandigheden (plaatselijke vervolgingen waardoor die christenen zich naar andere streken of dorpen verplaatsen) alle in eenzelfde streek of stad terechtkomen, ontstaat er inderdaad een grote verscheidenheid, een soort van lappendeken van ritussen, bisdommetjes, geestelijke leiders… terwijl je in het Westen alleen maar Rome hebt.

Het is echter met die ‘feitelijke gegevenheden’ dat onze paters stilaan geconfronteerd werden en worden. Je moet het Nabije Oosten en Egypte aanvaarden zoals het is, anders blijf je er beter weg. Maar evenzeer is het van belang je niet te vereenzelvigen met één bepaalde ritus met uitsluiting van alle andere, noch met één bepaalde bisschop (een raad die kardinaal Tisserant indertijd gaf aan onze missionarissen in de beginnende missie van Syrië en Libanon). Concreet: in de lagere school van pater Timon De Cock, die vooral de Maronitische ritus volgt (de hoofdritus in Libanon), hebt je kinderen uit gezinnen van allerlei verschillende christelijke ritussen (Maronieten, Chaldeeërs, Grieks-Katholieken, Syriërs, Assyriërs…), naast bovendien de moslimkinderen. En in Bagdad (Irak), waar onze paters vooral ten dienste staan van de Chaldeeuwse Kerk, helpen zij ook de Grieks-katholieken (de St.-Joriskerk die ze in Bagdad heropgebouwd hebben na de dynamitering is zo’n Grieks-Katholieke kerk) en ook de Assyrische Kerk en hebben ze goede relaties met nog andere christelijke Kerken. Ten dienste van het veelkleurige Lichaam van de Kerk dat ondanks alles het Mystieke Lichaam van Christus is.

(We beëindigen hiermee voorlopig deze reeks over onze zending naar de Chaldeeuwse christenen)


   TERUG NAAR INHOUD     TERUG NAAR TOP