GELOOF en LEVEN



 HOME

 INHOUD

PIERRE TEILHARD DE CHARDIN

(1881- Pasen 1955)

Een poging tot verzoening tussen wetenschap en geloof

    NAAR INHOUD       

Met Pasen 2005 was het 50 jaar geleden dat de jezuïet-wetenschapper Teilhard de Chardin overleed. Zijn boek “Het verschijnsel mens” (Le Phénomène humain) was de neerslag van enerzijds zijn paleontologisch onderzoekswerk en anderzijds van zijn diepgaande bezinning op de ontwikkelingen die hij vaststelde bij de opgravingen, ontwikkelingen ook bij de menselijke skeletten of fossielen. Zelf was hij betrokken bij de ontdekking van de ‘homo pekinensis’ tijdens paleontologische opgravingen in China, maar later ook bij opgravingen in Zuid-Afrika in vindplaatsen van een neef van het menselijk geslacht, de ‘australopithecus africanus’.

Zijn jonge jaren

In 1892 verlaat de toen 11-jarige Pierre het statige kasteel en het grote gezin  om bij de Jezuïeten in Villefranche aan het college Mongré zijn middelbare studies aan te vangen. Hij was intelligent maar ook iemand die zijn aandacht richtte op innerlijke van de dingen. Als kind hadden ijzeren voorwerpen hem reeds geïntrigeerd, later werd het de inwendige geschiedenis van rotsen en stenen… In 1899 treedt hij evenwel in bij de Jezuïeten. Even later werd de Jezuïetenorde uit Frankrijk verjaagd (af en toe zijn er van die ‘ruimdenkende’ - vaak rationalistische of nationalistische -  regimes geweest die het niet konden hebben dat religieuzen internationaal georganiseerd waren; je had het gevoel daar geen vat op te hebben). In het scholasticaat op het eiland Jersey strijd Pierre de Chardin met de keuze: kan ik nog van de wereld houden als ik radicaal van God wil houden? Zijn novicenmeester helpt hem eruit: “Nu weet ik dat ik niets behoef te verminken om God geheel en al toe te behoren”. 

De wetenschapper steekt de kop op

Vóór de aanvang van zijn theologische studies wordt hij in 1905 tot docent benoemd in chemie en fysica aan de jezuïetenschool in Cairo. Naast zijn onderwijsfunctie “trekt hij de woestijn in en verzamelt stenen en fossielen, bestudeert insecten en weekdieren maar richt zich vooral op de paleontologie”. En hij doet dit niet op amateuristische manier maar echt wetenschappelijk. Van 1908 tot 1912 werkt hij zijn theologische studies af in Engeland. Op 24 augustus 1911  wordt hij priester gewijd. Tijdens zijn studies deed hij ook allerlei natuurwetenschappelijke excursies doorheen Engeland en af en toe bezorgde hij het ‘British Museum’ door hem ontdekte fossielen. Wereldoorlog I breekt uit en Teilhard wordt brancardier. Zijn moed en doodsverachting hebben misschien te maken met een uitspraak van hem: ‘Als ik gedood wordt, wissel ik immers slechts van toestand’[1]. Na de oorlog publiceert hij aan de Sorbonne zijn proefschrift over “De zoogdieren van het vroeg-eoceen” waarin hij vastberaden en geestdriftig de evolutietheorie, ja zelfs het transformisme aanhangt. Teilhard, die in eerste instantie wetenschappelijk werk wil leveren, is als christen zonder schroom omdat hij er rotsvast van overtuigd is dat geen natuurlijke waarheid in strijd kan zijn met de geopenbaarde waarheid. Bij een aantal medechristenen stoot hij echter op wantrouwen en onbegrip; men zag hem ten onrechte als besmet door het modernisme, hoewel hij geen enkel dogma van de hand wees, alleen om de godsdienst op goedkope wijze meet de wetenschap te kunnen verzoenen. Hij wordt professor in de geologie en paleontologie aan het Institut Catholique van Parijs: “Het geloof heeft de gehele waarheid nodig, ook de waarheid van de natuurwetenschap”[2].

De mens: geroepen tot groei en eenheid (blijven zoeken naar de oorsprong)

Teilhard zou je kunnen omschrijven “als een vermaard natuuronderzoeker en tevens als een diep religieus man, die tussen zijn geloof en de wetenschap een brug wist te slaan”. In het schijnbaar dode, nietszeggende verleden van rotsen, aardlagen, fossielen en skeletten vond hij tekenen die verwezen naar de levende God, de oorsprong en bestemming van alles:  “… voor ons is er maar één God, de Vader, uit wie het al voortkomt en voor wie wij bestemd zijn, en één Heer, Jezus Christus, door wie het al bestaat en wij in het bijzonder. (Paulus in 1Kor.8,6 )”. Teilhard ziet het heelal als een geweldig evolutieproces, van het tot stand komen van de dode stof, de drempeloverschrijding naar het leven en tenslotte de drempeloverschrijding naar het reflexieve denken, het reflexieve bewustzijn. De roeping van de mens is te groeien in menselijkheid of hominisatie (we zijn mens maar moeten het stilaan worden: werde was du bist); hier ziet hij de roeping tot toenemend verantwoordelijkheidsbesef, toenemende vrijheid, liefde, eenheid. Dat is dan ook de toekomst waartoe we in Christus geroepen zijn.

Verdere wetenschappelijke arbeid (De 'chinese mens')

In 1923 reist hij naar China voor geologische, prehistorische en paleontologische opgravingen. Af en toe is hij dan weer in Frankrijk of in Amerika, Engeland of elders voor wetenschappelijke ontmoetingen of congressen, maar telkens keert hij terug naar China. Wanneer in de periode 1927/1929 men in Tsjoe-Koe-tien de resten van de ‘Chinese mens’ ontdekt, de ‘sinanthropus’ of ‘homo pekinensis’, als een soort tussenschakel op weg naar de ‘homo sapiens’, de hedendaagse mens. Teilhard wordt dan geteld onder de meest vooraanstaande paleontologen. Tijdens een reis door Amerika (1930) moet hij echter vaststellen dat het evolutionisme, de theorie van een langzame ontwikkeling van het heelal en de mensheid, nog steeds gezien wordt als een bestanddeel van het materialisme. Vooral de katholieken in Amerika stonden afwijzend tegenover het evolutionisme. Teilhard betreurt het omdat het katholicisme zich op die manier afsluit voor de wetenschappelijk gevormde elite. Zelf doet hij in Amerika tal van geologische en paleontologische vondsten. Men wil hem daar houden en stelt hem heel wat middelen in het vooruitzicht. Maar in Tsjoe-Koe-tien heeeft men nog vercheidene ontdekkingen gedaan en men heeft een specialist nodig om alles te ordenen en te dateren. Hij trekt erheen en als internationaal expert reist hij door India, Java, Zuid-Afrika en vele andere streken; maar China blijft zijn thuishaven. In 1936 valt Japan China binnen.  

Bejubeld en gecontesteerd. Pasen 1955

Een jaar vóór W.O.II is hij in Frankrijk en komt er met allerlei mensen in contact, priesters, studenten en jongeren van de katholieke arbeidersjeugd. Ondanks de aanvang van de oorlog geraakt Teilhard,na een verblijf in Amerika toch opnieuw in China. Zes jaar zet hij zijn wetenschappelijke arbeid er voort al bemoeilijkte de Japanse invasie wel de opgravingswerkzaamheden. In 1946 is Teilhard terug in Parijs. Hij voelt veel voor de progressistische vleugel van het Franse katholicisme. Hij wil de handarbeiders weer voor Christus winnen. Het hoogste onerwijsinstituut van Frankrijk – het Collège de France – biecht hem een leerstoel aan. Maar zijn orde wenst dt hij Parijs en Frankrijk verlaat. Hij zal dan Amerika als thuisbasis hebben mar dat belt de 70-jarige niet om in 1951 nog op zoek te gaan naar de eerste sporen van de mensheid in Zuid-Afrika. “Naar zijn mening schijnt Afrika niet alleen de wieg van de ‘eerste mens’, maar ook het oudste werelddeel te zijn”[3]. In 1954 mag hij even naar Frankrijk terugkeren maar dan terug naar Amerika. Teilhard had in zijn jonge jaren aan familie geschreven dat hij graag op een paaszondag wou sterven (de dag van Jezus’ opstanding). Op Paszondag, 10 april 1955 had hij in New-York na de eucharistieviering met vreugde geluisterd naar een concert van religieuze muziek. Hij was bij vrienden te gast. Plots voelde hij zich onwel. Even later was hij dood.  

Zijn invloed (actualiteit)

In de jaren 1955 – 1965 was er nogal wat nieuwsgierigheid en werd er nogal geschreven en gedacht rond de spectaculaire ideeën van Teilhard omdat hij in zijn beschouwingen als wetenschapper en christen een synthese zag in de christelijke gedachte, die niet tegengesteld maar juist in harmonie was met de bevindingen van de wetenschap. In nogal wat intellectuele milieus was men dolenthousiast. De evolutieleer en de spectaculaire ideeën van Teilhard stonden in nogal wat studieavonden op het menu. De volgende tien jaar vervaagde de interesse in heel wat culturele kringen. Maar toen in 1981 de honderdste verjaardag van zijn geboorte werd gevierd bleek dat er over heel de wereld de gedachtegang van Teilhard toch echt doorgang gevonden had. Zijn visie zal zich nu verder moeten aanpassen aan de omstandigheden; hijzelf zou dit de “overschrijding” noemen[4].

Beperkingen en rijkdom

Uit de visie van Teilhard zijn nogal wat toepassingen te maken en ze zijn in feite ook gemaakt. Met sommige van die toepassingen (en zelfs van de uitgangspunten) hebben instanties in de kerk nogal moeilijkheden of sterke twijfels en tegenwerpingen[5]: Staat God dan niet aan de oorsprong van alles (evolutionisme of creationisme)? Schept God – ondanks de evolutie - toch niet de (persoonlijke) ziel, het diepste geestelijk beginsel van ieder mens? Staat er niet één echtpaar of zelfs niet één mensensoort aan het begin van de mensheid? Hoe moet het met de erfzonde als alles maar louter evolutie is (dus als er geen menselijke verantwoordelijkheid steekt in de oerzonde)?

Maar ondanks al deze vragen is er vanuit de visie van Teilhard een weldadige invloed uitgegaan, ook naar het theologisch denken in het christendom. Het was een weldadige ervaring om het christelijk geloof los te maken van bepaalde vastliggende ideeën en het te confronteren en te zien samengaan met nieuwe wetenschappelijke gegevens. Dit is geen pleidooi om het geloof en het theologisch denken direct te doen samenvallen met nieuwe wetenschappelijke bevindingen (bepaalde wetenschappelijke vaststellingen van Teilhard zijn ondertussen reeds achterhaald en bepaalde theologische toepassingen blijken niet vol te houden) maar om de openheid van geest te hebben om - evenwel zonder afbreuk te doen aan het christelijk eigene – ook de positieve invloed van wetenschappelijke bevindingen te zien in het verhelderen en ‘aan de dag brengen’ (agiornamento) van de christelijke leer.

Enige citaten uit de publicaties van pater Teilhard de Chardin

1 Wat vraagt het leven van ons? 

“Niet enkel zichzelf ontplooien, noch enkele zich geven aan zijn gelijke, maar bovendien zijn leven onderwerpen aan en terugvoeren tot Iemand die groter is dan ikzelf. Anders gezegd: eerst zijn, vervolgens beminnen en eindelijk aanbidden. Dat zijn de natuurlijke fasen van onze personalisatie. Het geluk van het groeien, het geluk van lief te hebben, het geluk van te aanbidden.”[6]

2 Perspectieven vanuit het evolutionistisch wereld- en mensbeeld:

“We hebben langdurig binnengedrongen in volgende perspectieven: de vooruitgang van het Heelal, en speciaal van het menselijk Universum, is geen concurrentie voor God, noch een verloren verlies van energieën die we Hem verschuldigd zijn. Hoe groter de mens, hoe meer de Mensheid verenigd is en bewust en meester van haar kracht, des te mooier zal de schepping zijn, des te volmaakter zal de aanbidding zijn[7], des te meer zal Christus, voor mystieke uitbreidingen, een Lichaam aantreffen, waardig van verrijzenis.”[8]

3 Een enthousiaste kijk op de menselijke arbeid (het menselijk handelen in de wereld):

“U hebt nog moeite om voor uzelf da gevoel van welbehagen te rechtvaardigen, dat u vervult terwijl u in de ‘business’ duikt … Omdat uw onderneming – die zedelijk is, naar ik veronderstel – bloeit, verspreidt zich in de massa der mensheid een klein beetje meer gezondheid, en bijgevolg een klein beetje meer vrijheid om te handelen, te denken en te beminnen. Wat wij ook doen, wij kunnen en moeten het doen in het verruimende en versterkende bewustzijn, dat wij op minuscule schaal meewerken aan de verwerkelijking van iets, dat zelfs in zijn tastbare gestalte nodig is voor Het Lichaam van Christus, op zijn minst indirect (…). Door uw werk zo goed mogelijk te doen, bouwt u uzelf in de Wereld op, en helpt u de wereld om zich rondom u op te bouwen. Hoe zoudt u dan soms niet in u de onmetelijke vreugde van de Schepping voelen stijgen?”[9]

    NAAR INHOUD           NAAR TOP  


Beperkte bibliografie:

CARP, Prof; dr. E.A.D.E. -, Teilhard, Jung en Sarte over evolutie. Aulaboeken. Het Spectrum 1969.

CHAUCHARD, Dr. Paul -, Teilhard, getuige van de liefde. Teilhard Cahiers 2. Lannoo Tielt/Den Haag 1964.

CHARDIN, Pierre Teilhard de -, Brieven uit Egypte. Deslée De Brouwer, Brugge-Utrecht 1965.

CHARDIN, Pierre Teilhard de -, Het goddelijk milieu. Het Spectrum 1962;

CHARDIN, Pierre Teilhard de -, Het verschijnsel mens. Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 19626 (De previtale fase – Het leven – Het denken – Het voortleven).

LEPP, Ignace -, Teilhard de Chardin en het christendom in de moderne wereld. Het spectrum 1963, Bibliotheek Teilhard de Chardin..

SMULDERS, Prof. Dr.P. – S.J., Het visioen van Teilhard de Chardin. Poging tot theologische waardering. Deslée De Brouwer, Brugge-Utrecht 1962².

WILDIERS, N.M.-, Teilhard de Chardin. Ed.Universitaires , Paris 1960 (Classiques du XXe siècle) [1] Gecit. door Ignace LEPP, p.  27 in op. cit. aan einde van dit artikel.

[2] Id. p. 29/30.

[3] Id. p. 47.

[4] Naar Rudolf Kasper in tdc home over deze 4 stadia van de Teilhard-interesse.

[5] Op 30 juni 1962 vaardigde het H. Officie een Vermaning uit over de werken van Teilhard “om de geesten vooral van de jonge mensen te beveiligen tegen de gevaren van de wereld van Pater Teilhard de Chardin en van diens partijgangers”. De vermaning had het blijkbaar vooral over het blinde gedweep met Teilhard, waarvan op verschillende plaatsen de symptomen duidelijk zichtbaar zijn. Pater Smulders helpt in zijn boek zijn lezers om tot een kritische houding te komen en daarom tracht hij onduidelijkheden te verhelderen, dwalingen aan de kaak te stellen en waar mogelijk vanuit Teilhard’s eigen visie te corrigeren.

[6] Gecit. in: Dr. Paul Chauchard, Teilhard, getuige van de liefde. p. 61. Teilhard Cahiers 2. Lannoo Tielt/Den Haag 1964.

[7] “1 De Heer heeft de mens uit de aarde geschapen … Hij heeft hun tong gevormd en hun ogen en hun oren en hun een hart gegeven om te denken. 7 Hij heeft hen vervuld met onderscheidingsvermogen; Hij toonde hun het goed en het kwaad. 8 Hij heeft zijn oog in hun hart geplant om hun te laten zien hoe groot zijn werken zijn, 9 zodat zij van de grootheid van zijn werken gewagen 10 en zijn heilige naam prijzen”.  (Jezus Sirach 17,1.7-10) 

[8] Uit: ‘Le Milieu Divin’ (Ed. Du Seuil; 1957), gecit. in:  COURTOIS, René -, S.J., Des savants nous parlent de Dieu. Ed. Foyer Notre-Dame, 1958, p.51.

[9] Lettres de Voyage (1923-1939), recueillies par Cl. Aragonnès, Grasset, Paris 1956, 129 v., 1930; gecit. in Smulders: Het visioen van Teilhard de Chardin p. 321.

    NAAR INHOUD           NAAR TOP