GELOOF en LEVEN



 HOME

 INHOUD


TOESPRAKEN PAUS FRANCISCUS



- Wat de eerste kerk kenmerkte : De leer - de broedergemeenschap - eucharistie en gebed

- Robotfoto van een Katholieke geneesheer Rome 2019-06-22

 

-  kerken moeten een plaats zijn van ontmoeting met God en geen markt 2018-11-09 Rome (ZENIT.org)


- Het achtste gebod: gij zult tegen uw naaste niet leugenachtig getuigen 2018-11-14


- Wat de eerste kerk kenmerkte 2020-11-25 Paus Franciscus, Audiëntie. 16 Het gebed van de eerste Kerk

Rome (ZENIT.org)


“De krachtige motor van de evangelisatie, dat zijn de gebedsbijeenkomsten”, verzekert paus Franciscus. In deze bijeenkomsten doet men “de levende ervaring” op “van Jezus’ aanwezigheid” en wordt men “geraakt door de Geest”. “Gebed verspreidt licht en warmte”, benadrukt hij.

De paus gaat verder met zijn catechese over het gebed en buigt zich over de ervaring van de eerste christengemeenschappen. “Wij moeten de zin van aanbidding terugvinden. Aanbidden, God aanbidden, Jezus aanbidden, de Geest aanbidden”, luidt zijn uitnodiging. Want “als de Heilige Geest ontbreekt … is er geen Kerk. Wel een mooie vriendenclub, met goede bedoelingen, en dat is goed, maar geen Kerk”.

“Het is God, niet het gewoel van de werken, maakt de Kerk. De Kerk is geen markt. De Kerk is geen ondernemersvereniging die vooruitgang maakt met een nieuwe onderneming. De Kerk is het werk van de Heilige Geest, die Jezus ons gezonden heeft om ons samen te brengen.”

Paus Franciscus evoceert ook “de mystieke oorsprong van ieder gelovig leven” en vat het zo samen: “God geeft liefde, God vraagt liefde”.


Dierbare broeders en zusters!


De eerste stappen van de Kerk in de wereld werden door het gebed geritmeerd. De apostelgeschriften en het grote verhaal van de Handelingen van de Apostelen beschrijven het beeld van een Kerk op weg, een actieve Kerk, die nochtans in gebedsbijeenkomsten de basis en impuls vindt voor de missionaire activiteit. Het beeld van de eerste gemeenschap in Jeruzalem is een referentiepunt voor iedere andere christelijke ervaring. Lucas beschrijft dit in het boek van de Handelingen: “Zij legden zich ernstig toe op de leer der apostelen, bleven trouw aan het gemeenschappelijk leven en ijverig in het breken van het brood en in het gebed” (2,42). De gemeenschap volhardt in het gebed.


Wij vinden hier vier wezenlijke kenmerken van het Kerkelijk leven: ten eerste, luisteren naar het onderricht van de apostelen – ten tweede, het onderling bewaren van de gemeenschap – ten derde, het breken van het brood – en ten vierde, het gebed. Deze herinneren ons eraan dat het bestaan van de Kerk betekenis heeft als zij sterk met Christus verenigd blijft, dat wil zeggen door de gemeenschap, door Zijn Woord, door de Eucharistie en het gebed. Dat is de manier om ons met Christus te verenigen. Verkondiging en catechese getuigen van de woorden en handelingen van de Meester. Het constant zoeken van broederlijke gemeenschap behoedt voor egoïsme en particularisme. Het breken van het brood verwezenlijkt sacramenteel de aanwezigheid van Jezus onder ons: Hij zal nooit afwezig zijn, in de Eucharistie is Hij het echt. Hij leeft en gaat met ons op weg. En tenslotte, het gebed, de ruimte voor het gesprek met de Vader, door Christus, in de Heilige Geest.  


Al wat in de Kerk los van deze “coördinaten” groeit, is zonder fundament. Om een situatie te onderscheiden, moeten wij ons afvragen wat deze vier coördinaten daarin zijn: de verkondiging, het constant zoeken van broedergemeenschap – de naastenliefde, het breken van het brood – dat wil zeggen, het Eucharistisch leven, en het gebed. Elke situatie moet geëvalueerd worden in het licht van deze vier coördinaten. Wat daar niet toe behoort, is niet Kerkelijk. God, niet het gewoel van de werken, maakt de Kerk. De Kerk is geen markt. De Kerk is geen ondernemersvereniging die vooruitgang maakt met een nieuwe onderneming. De Kerk is het werk van de Heilige Geest, die Jezus ons gezonden heeft om ons samen te brengen.


De Kerk is precies het werk van de Geest in de christengemeenschap, in het gemeenschapsleven, in de Eucharistie, in het gebed, altijd. En al wat buiten deze coördinaten groeit, is zonder fundament, als een huis dat op zand gebouwd is (cf Mt 7,24). Het is God, niet het gewoel van de werken, die de Kerk maakt. Het is het woord van Jezus dat betekenis geeft aan onze inspanningen. Het is in nederigheid dat de toekomst van de wereld gebouwd wordt.


Soms voel ik grote droefheid wanneer ik sommige gemeenschappen zie die zich ondanks hun goede wil, van weg vergissen omdat zij denken Kerk te maken met bijeenkomsten, alsof zij een politieke partij zou zijn: meerderheid, minderheid, wie dit denkt, wie dat denkt … Als een synode, een synodale weg die wij moeten afleggen. Ik vraag me af: waar is de Geest? waar is het gebed? waar is de gemeenschapsliefde? waar is de Eucharistie? Zonder die vier coördinaten wordt de Kerk een menselijke samenleving, een politieke partij met meerderheid en minderheid – waar men veranderingen doorvoert alsof het een onderneming is, met meerderheid en minderheid. Maar dat is de Heilige Geest niet. En de aanwezigheid van de Heilige Geest wordt juist gewaarborgd door deze vier coördinaten.


Om te evalueren of een situatie Kerkelijk is of niet, vragen wij ons af of die vier coördinaten er zijn: het gemeenschapsleven, het gebed, de Eucharistie, de verkondiging - hoe het leven zich in deze vier coördinaten ontplooit. Als dat ontbreekt, ontbreekt de Geest en als de Geest ontbreekt, zullen wij een mooie humanitaire vereniging van weldadigheid zijn, dat is goed, of een partij, laat het ons zo zeggen, maar er is geen Kerk. En daarom kan de Kerk niet groeien: zij groeit niet door proselitisme, zoals eender welke onderneming, maar door aantrekkingskracht. En wie bezielt de aantrekkingskracht? De Heilige Geest. Vergeten wij dit woord van Benedictus XVI niet: “De Kerk groeit niet door proselitisme, zij groeit door aantrekkingskracht”. Als de Heilige Geest ontbreekt, wat brengt dan dichter bij Jezus? Een mooie vriendenclub, met goede bedoelingen, dat is goed, maar er is geen Kerk, geen synodaliteit.


Bij het lezen van de Handelingen van de Apostelen ontdekken wij dat de krachtige motor van de evangelisatie de gebedsbijeenkomsten zijn, waar degene die eraan deelneemt de levende ervaring opdoet van de aanwezigheid van Jezus en geraakt wordt door de Geest. De leden van de eerste gemeenschap – maar dat geldt altijd, ook voor ons vandaag – bemerken dat de geschiedenis van de ontmoeting met Jezus niet stopt bij het ogenblik van de hemelvaart, maar dat zij verdergaat in hun leven. Door te vertellen wat de Heer gezegd en gedaan heeft – het luisteren naar het Woord – door te bidden om met Hem in gemeenschap te treden, wordt alles levendig. Het gebed verspreidt licht en warmte: de gave van de Geest geeft er vuur aan.


Hierover doet de Catechismus een heel rijke uitspraak. Er staat: “De Heilige Geest (…) die zo Christus weer in herinnering roept, leidt haar ook tot de volledige waarheid en laat nieuwe formuleringen ontstaan die uitdrukking zullen geven aan het ondoorgrondelijke mysterie van Christus, dat werkzaam is in het leven, in de sacramenten en in de zending van de kerk” (nr. 2625). Dat is het werk van de Geest in de Kerk: Jezus in herinnering brengen. Jezus heeft zelf gezegd: Hij zal u alles in herinnering brengen. De zending is Jezus in herinnering brengen, maar niet als een oefening van het geheugen. Door op weg te gaan op de wegen van de zending, brengen christenen Jezus in herinnering door Hem opnieuw aanwezig te brengen. En van Hem, van Zijn Geest ontvangen zij het elan om te gaan, te verkondigen, te dienen. In het gebed dompelt een christen zich onder in het mysterie van God die van elke mens houdt, de God die verlangt dat het Evangelie aan iedereen verkondigd zou worden. God is God voor iedereen en in Jezus wordt elke scheidingsmuur definitief neergehaald, zoals de heilige Paulus zegt. Hij is onze vrede, dat wil zeggen “Hij die de twee werelden één gemaakt heeft” (Ef 2,14). Jezus heeft eenheid bewerkt.


Zo wordt het leven van de eerste Kerk geritmeerd door een onophoudelijke opeenvolging van vieringen, samenkomsten, gebedstijden, zowel in gemeenschap als persoonlijk. En het is de Geest die de kracht geeft aan de verkondigers die zich op reis begeven en die uit liefde voor Jezus zeeën doorkruisen, het hoofd bieden aan gevaren, zich aan vernederingen onderwerpen.


God geeft liefde, God vraagt liefde. Dat is de mystieke oorsprong van heel het geloofsleven. De eerste christenen in gebed, maar ook wij die vele eeuwen later komen, wij hebben allemaal dezelfde ervaring. De Geest bezielt elk ding. En elke christen die niet bang is tijd te besteden aan het gebed, kan de woorden van de apostel Paulus tot de zijne maken: “Voor zover ik nu leef in het vlees, leef ik in het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en zichzelf heeft overgeleverd voor mij” (Gal 2,20). Gebed maakt u daar bewust van. Het is pas in de stilte van de aanbidding dat men heel de waarheid van die woorden ervaart. Wij moeten de betekenis van de aanbidding terugvinden. Aanbidden, God aanbidden, Jezus aanbidden, de Geest aanbidden. De Vader, de Zoon en de Geest aanbidden. In stilte. Aanbidding is gebed dat ons God doet erkennen als het begin en het einde van heel de geschiedenis. En dat gebed is het levende vuur van de Geest die kracht geeft aan het getuigenis en de zending.

Dank u.



vert. Maranatha-gemeenschap


- Paus Franciscus, Robotfoto van een katholieke geneesheer 2019-06-22 Rome (ZENIT.org)


Paus Franciscus herinnert katholieke geneesheren aan de vereisten van hun “roeping”, “bekwaamheid, geduld, geesteskracht en broederlijke solidariteit”: “De stijl van een katholieke geneesheer verbindt professionalisme, bekwaamheid tot samenwerking en ethische striktheid”.

De leden van de Internationale Federatie van Verenigingen van Katholieke Geneesheren (FIAMC) werden op zaterdag 22 juni 2019 door paus Franciscus ontvangen.

Zij waren in Rome bijeen om in deze junimaand, maand van het Heilig Hart, de toewijding van FIAMC aan het Heilig Hart van Jezus te doen (Pauselijke Universiteit Urbanianum, 21-22 juni 2019).

De paus nodigt uit alles te doen om het lijden te verlichten - woorden die herinneren aan de naam van de kliniek, door de heilige pater Pio in San Giovanni Rotondo gewild – het Huis om het Lijden te Verlichten: “Wij kunnen en moeten het lijden verlichten en iedereen opvoeden om verantwoordelijker om te gaan met zijn gezondheid en die van de naaste en familie”.

Hij nodigt uit het leven en ieder mensenleven te eerbiedigen en er dienstbaar aan te zijn: “Wij mogen ook niet vergeten dat verzorgen betekent, de gave van het leven respecteren van het begin tot het einde. Wij zijn er geen eigenaar van: het leven wordt ons toevertrouwd en de geneesheren zijn de dienaren ervan”.

Leven, dat God aan iedereen wil geven: “Uw zending is zowel een getuigenis van menselijkheid, een bevoorrechte manier om ons te laten zien, te laten voelen dat God, onze Vader, zorg draagt voor elke mens, zonder onderscheid. Daarom verlangt Hij tevens gebruik te maken van onze kennis, onze handen en ons hart om elke mens te verzorgen en te genezen, want Hij verlangt aan iedereen leven en liefde te geven.”


Mijnheer de Kardinaal,

Mijnheer de Voorzitter,

Dierbare broeders en zusters!


Ik heet u welkom en dank kardinaal Turkson voor zijn vriendelijke woorden. Ik waardeer dat u tijdens uw bijeenkomst, een bijzondere toewijding heeft willen doen aan het Heilig Hart van Jezus en ik verzeker u van mijn gebed opdat zij voor ieder van u vruchtbaar mag zijn. Ik zou enkele eenvoudige gedachten met u willen delen.


De eerste christengemeenschappen hebben de Heer Jezus dikwijls voorgesteld als “geneesheer”, en benadrukten zo de constante aandacht, vol medelijden, die Hij toedroeg aan wie onder allerlei ziekten leden. Zijn zending bestond er vooreerst in, zieken of gehandicapten nabij te zijn, vooral degenen die geminacht en gemarginaliseerd werden. Zo doorbreekt Jezus het oordeel, dat een zieke dikwijls als zondaar beschouwde; met deze medelijdende nabijheid toont Hij de oneindige liefde van God de Vader voor Zijn meest noodlijdende kinderen.


De zorg voor de zieken lijkt dus één van de opbouwende dimensies van de zending van Christus; en om die reden is het in de zending van de Kerk zo gebleven. In de Evangelies is de nauwe band dus evident tussen de verkondiging van Christus en de genezingen die Hij verricht voor degenen die “er slecht aan toe waren, die door velerlei ziekten en pijnen gekweld werden, bezetenen, lijders aan vallende ziekte en lammen” (Mt 4,24).


Ook de manier waarop Jezus zorg draagt voor zieken en mensen die lijden, is belangrijk. Hij raakt deze mensen dikwijls aan en laat zich aanraken, zelfs in de gevallen waarin dat verboden was. Hij doet het bijvoorbeeld met de vrouw die jarenlang aan bloedvloeiingen leed. Hij voelt dat Hij aangeraakt wordt, Hij voelt de genezende kracht die van Hem uitgaat en wanneer deze persoon Hem op de knieën belijdt wat zij gedaan heeft, zegt Hij haar: “Dochter, uw geloof heeft u genezen; ga in vrede” (Lc 8,48).


Voor Jezus betekent genezen, de persoon nabij zijn, ook al zouden sommigen dat willen verhinderen, zoals in het geval van de blinde Bartimeüs, in Jericho. Jezus laat hem roepen en vraagt hem: “Wat wilt ge dat Ik voor u doe?” (Mc 10,51). Het kan verrassend lijken dat de “geneesheer” aan degene die lijdt, vraagt wat deze van Hem verwacht. Maar dat onderlijnt de waarde van het woord en van het gesprek in de zorgrelatie. Voor Jezus betekent genezen, in gesprek gaan om het verlangen van de mens naar boven te laten komen en de zachte macht van Gods liefde, die werkzaam is in Zijn Zoon.


Want genezen betekent, een weg inslaan: een weg van verlichting, vertroosting, verzoening en genezing. Wanneer een bepaalde behandeling met oprechte liefde voor de ander gedaan wordt, dan verruimt de horizon van de verzorgde persoon, want de mens is één: hij is een eenheid van geest, ziel en lichaam. En dat is duidelijk zichtbaar in de werkzaamheid van Jezus: Hij geneest nooit een deel, maar heel de mens, integraal. Soms begint Hij bij het lichaam, soms bij het hart – dat wil zeggen door de zonden te vergeven (cf Mc 2,5) – maar altijd om het geheel te genezen.


Tenslotte valt de zorg van Jezus samen met het oprichten van de persoon en na hem nabij te komen en genezen, te zenden. Er zijn veel zieken die na hun genezing door Jezus, Zijn leerling worden en Hem volgen.  


Bijgevolg, Jezus komt nader, draagt zorg, geneest, verzoent, roept en zendt. Zoals men ziet, Zijn relatie met mensen die verdrukt worden door ziekte en gebreken, is voor Hem een persoonlijke, rijke relatie, en niet mechanisch of afstandelijk.


In die school van Jezus, de geneesheer en broeder van lijdende mensen, bent u geroepen, u, geneesheren die in Hem gelooft, die lid bent van Zijn Kerk, om mensen nabij te zijn die lijden onder de beproeving van ziekten.

U bent geroepen om te verzorgen met fijngevoeligheid, met respect voor de waardigheid, de lichamelijke en psychische integriteit van de mens.

U bent geroepen om aandachtig te luisteren, het gepaste antwoord te geven dat de verzorging begeleidt, menselijker maakt en dus ook doeltreffender.

U bent geroepen om aan te moedigen, te troosten, op te richten, hoop te geven. Men kan niet genezen en genezen worden zonder hoop; daarin zijn wij allemaal behoeftig en God dankbaar, die ons hoop geeft. Maar ook dankbaar aan degenen die werkzaam zijn in het medisch onderzoek.


In de loop van de laatste eeuw, was er zeer veel vooruitgang. Nieuwe therapieën en vele behandelingen werden beproefd. Al die zorgen waren voor de voorbije generaties ondenkbaar. Wij kunnen en moeten het lijden verlichten en iedereen opvoeden om verantwoordelijker om te gaan met zijn gezondheid en die van de naaste en familie. Wij mogen ook niet vergeten dat verzorgen betekent, de gave van het leven respecteren van het begin tot het einde. Wij zijn er geen eigenaar van: het leven wordt ons toevertrouwd en de geneesheren zijn de dienaren ervan.


Uw zending is tegelijk een getuigenis van menselijkheid, een bevoorrechte manier om ons te laten zien en voelen dat God, onze Vader, zorg draagt voor elke mens, zonder onderscheid. Daarom verlangt Hij tevens gebruik te maken van onze kennis, onze handen en ons hart om elke mens te verzorgen en te genezen, want Hij verlangt aan iedereen leven en liefde te geven.


Dat vraagt van u bekwaamheid, geduld, geesteskracht en broederlijke solidariteit. De stijl van een katholieke geneesheer verbindt professionalisme, bekwaamheid tot samenwerking en ethische striktheid. En dat alles komt ten goede aan de zieken en het milieu waarin u werkzaam bent. Het is geweten, dat de kwaliteit van een dienst dikwijls niet alleen afhangt van het hoog gehalte aan instrumenten waarover men beschikt, maar van het niveau aan professionalisme en menselijkheid van het diensthoofd en het artsenteam. We zien het alle dagen, vele eenvoudige mensen die naar de kliniek gaan: ik zou die dokter willen – waarom? – omdat zij hun nabijheid voelen, hun toewijding.


Door u voortdurend te vernieuwen, door naar de bronnen van het woord Gods en de sacramenten te gaan, zult u uw zending goed kunnen vervullen en zal de Geest u de gave van onderscheiding geven om aan delicate en ingewikkelde situaties het hoofd te bieden, om het juiste woord op de juiste manier te zeggen en door de juiste stilte op de juiste manier.


Dierbare broeders en zusters, ik weet dat u dat reeds doet, maar ik roep u op te bidden voor degenen die u verzorgt en voor de collega’s die met u samenwerken. En vergeet alstublieft ook niet voor mij te bidden. Dank u!


vert. Maranatha-gemeenschap


- kerken moeten een plaats zijn van ontmoeting met God en geen markt Rome 2018-11-09 (ZENIT.org)



Kerken moeten een plaats zijn van ontmoeting met God en geen markt. Hierop insisteerde paus Franciscus op het feest van de wijding van de kathedraal van Sint-Jan in Lateranen, op 9 november 2018.

In zijn homilie, waarvan Vatican News verslag geeft, mediteert hij over het Evangelie waar Jezus de verkopers van de Tempel verjaagt. De plaats was door afgodendienaars bevolkt, mensen die het geld willen dienen in plaats van God: “achter geld, staat een afgod, afgoden zijn altijd van goud. En afgoden maken verslaafd”.



Volgens de paus doet dit gebeuren “denken aan de manier waarop wij onze tempels, onze kerken behandelen; of zij werkelijk het huis van God zijn, een huis van gebed, van ontmoeting met de Heer; of de priesters dit in de hand werken; of dat zij op markthallen gelijken”.


“Soms zag ik … een prijslijst. Wordt er dan betaald voor de sacramenten? - Nee, maar als offergave. - Maar als zij een offergave willen geven, dat zij die dan in het offerblok steken, dan ziet niemand hoeveel ge geeft. Ook vandaag bestaat dit gevaar. - Maar wij moeten de kerk onderhouden, ja, echt. - Dat de gelovigen haar onderhouden, maar in het offerblok, niet met een prijslijst.”


De paus haalde “bepaalde vieringen” voor de geest “van een of ander sacrament of herdenking en waar ge ook gaat en kijkt, ge weet niet of het huis van God een plaats voor de eredienst is of een lokaal voor sociale contacten. Sommige vieringen glijden af naar de geest van de wereld. Het is waar dat vieringen mooi moeten zijn – mooi, maar niet werelds, want de geest van de wereld is afhankelijk van de afgod van het geld … Dat doet ons nadenken … waar ligt onze ijver voor onze kerken, hoe is ons respect wanneer wij er binnengaan?”.


Het hart van ieder vertegenwoordigt “een tempel: de tempel van God”. Paus Franciscus nodigt uit tot een gewetensonderzoek: “ik vraag niet wat uw zonde is, mijn zonde. Ik vraag u of er binnen in u een afgod is, een heer van het geld. Want als er zonde is, is er de barmhartige Heer en God die u vergeeft als ge u tot Hem keert. Maar als er de andere heer is – de afgod van het geld – bent ge een afgodendienaar, dat wil zeggen bedorven: niet een zondaar, maar een corrupte mens. De knoop van corruptie is juist afgoderij: zijn ziel verkocht hebben aan de god van het geld, aan de god van de macht. Dat is afgoderij”.  (9/11/2018 op St.Marta)



vert. Maranatha-gemeenschap



2018-11-14 Paus Franciscus, Audiëntie. Het achtste gebod: gij zult tegen uw naaste niet leugenachtig getuigen Rome (ZENIT.org)


   

Algemene audiëntie van 14 november 2018 © Vatican Media


“Niet authentieke communicatie is ernstig want zij verhindert relaties en bijgevolg de liefde”, verklaart paus Franciscus. “Waar leugen is, is geen liefde, kan geen liefde zijn.” De paus legt vervolgens uit dat waarheid niet ligt in oprechtheid of in de exactheid van de gesproken woorden “want men kan oprecht zijn terwijl men zich vergist, of precies in het detail doch zonder het geheel te vatten”.

Paus Franciscus ging verder met zijn wekelijkse catechese over de Decaloog met commentaar op het achtste gebod, “gij zult tegen uw naaste niet leugenachtig getuigen”.  

“Maar wat is dan de waarheid?” vraagt hij. “Waarheid is de wonderbare openbaring van God, van Zijn gelaat als Vader, zij is Zijn grenzenloze liefde”, zij “vindt haar volledige verwezenlijking in de persoon van Jezus, in Zijn manier van leven en sterven” waardoor Hij “de Vader manifesteert, Zijn barmhartige en trouwe liefde”. En deze waarheid “wordt zichtbaar gemaakt door wie Hem toebehoort en dezelfde houdingen aan de dag legt”.


Dierbare broeders en zusters, goeie dag!

In de catechese van vandaag hebben wij het over het achtste Woord van de Decaloog: gij zult tegen uw naaste niet leugenachtig getuigen.

Dit gebod, zegt de Catechismus, “verbiedt in de relaties met de medemens de waarheid te verdraaien” (nr. 2464). Niet authentieke communicatie is ernstig want zij verhindert relaties en bijgevolg de liefde. Waar leugen is, is geen liefde, kan geen liefde zijn. En wanneer wij spreken over communicatie tussen mensen, horen wij niet alleen woorden, maar zijn er ook gebaren, houdingen, zelfs stilte en afwezigheid. Iemand spreekt met al wat hij is en doet. Wij zijn allemaal in communicatie, altijd. Wij leven al communicerend en worden voortdurend getrokken tussen waarheid en leugen.

Maar wat betekent de waarheid zeggen? Betekent het oprecht zijn? Of exact zijn? Eigenlijk volstaat dat niet, want men kan oprecht zijn terwijl men zich vergist, men kan precies zijn in het detail maar zonder het geheel te vatten. Soms rechtvaardigen wij ons en zeggen: maar ik heb gezegd wat ik voelde! Ja, maar ge hebt uw standpunt verabsoluteerd. Of ook: ik heb alleen de waarheid gezegd! Misschien, maar ge hebt persoonlijke of vertrouwelijke feiten bekend gemaakt. Hoeveel roddel vernietigt de communicatie omdat ze ongepast is of niet fijngevoelig. En roddel is zelfs dodelijk. De apostel Jakobus zegt het in zijn Brief. Wie roddelt, doodt: hij doodt de ander want de tong is als een mes. Let op! Wie roddelt, is een terrorist want hij werpt een bom met zijn tong en gaat er rustig van door, maar wat hij zegt, de bom die hij wierp, vernietigt de reputatie van de ander. Vergeet niet: roddel is dodelijk.


Maar wat is de waarheid dan? Dat is de vraag die Pilatus stelde, precies op het ogenblik waarop Jezus tegenover hem het achtste gebod realiseert (cf Joh 18,38). Inderdaad, de woorden “gij zult tegen uw naaste niet leugenachtig getuigen” behoort tot de juridische taal. De Evangelies lopen uit op het verhaal van het lijden, de dood en de verrijzenis van Jezus en dat is het verhaal van een proces, de uitvoering van een vonnis en de ongehoorde consequentie ervan.

Door Pilatus ondervraagd, zegt Jezus: “Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen om getuigenis af te leggen van de waarheid” (Joh 18,37). En dit “getuigenis”, geeft Jezus door Zijn lijden, door Zijn dood. De evangelist Marcus vertelt: “de honderdman die tegenover Hem post had gevat en zag dat Hij onder zulke omstandigheden de geest had gegeven, riep uit: “Waarlijk, deze mens was een Zoon van God” (Mc 15,39). Ja, omdat Hij coherent was. Hij was coherent: door Zijn manier van sterven manifesteert Jezus de Vader, Zijn barmhartige en trouwe liefde.


De waarheid vindt haar volle realisatie in de persoon van Jezus zelf (cf Joh 14,6), in Zijn manier van leven en sterven, de vrucht van Zijn relatie met de Vader. Dit bestaan als Zoon van God, geeft Hij ons, ook aan ons, als Verrezene, door de Heilige Geest te zenden die de Geest van waarheid is, die ons hart verzekert dat God onze Vader is (cf Rom 8,16).

In al zijn doen en laten, bevestigt of ontkent de mens deze waarheid. Te beginnen met de kleinste dagelijkse situaties tot en met de meest engagerende keuzes. Maar het is dezelfde logica, altijd: de logica die ouders en grootouders ons leren wanneer zij ons zeggen niet te liegen.

Stellen wij ons de vraag: van welke waarheid getuigen onze werken, woorden, keuzes? Ieder kan zich die vraag stellen: ben ik een getuige van de waarheid of ben ik min of meer een leugenaar die zich waarachtig voordoet? Dat ieder zich die vraag stelt. Wij, christenen, wij zijn geen uitzonderlijke mannen en vrouwen. Maar kinderen van de hemelse Vader, die goed is en ons niet teleurstelt, en liefde voor onze broeders in ons hart legt. Deze waarheid geschiedt niet zozeer door gesprekken, ze is een manier om in het leven te staan en dat is te zien aan elk van onze daden (cf Jak 2,18). Deze man is echt, deze vrouw is echt: dat ziet men. Maar hoe dan, als hij zijn mond niet opendoet? Omdat hij zich zo gedraagt. Hij zegt de waarheid, hij handelt waarachtig. Een mooie levenswijze voor ons.


De waarheid is de wonderbare openbaring van God, van Zijn gelaat als Vader, zij is Zijn grenzenloze liefde. Deze waarheid komt overeen met de menselijke rede maar overstijgt ze ook oneindig want zij is een gave uit de hemel, belichaamd in de gekruisigde en verrezen Christus; zij wordt zichtbaar gemaakt door wie Hem toebehoort en dezelfde houdingen aan de dag legt.

Gij zult tegen uw naaste niet leugenachtig getuigen, wil zeggen leven als kind van God, die zich nooit, nooit tegenspreekt, die nooit liegt; leven als kind van God door al ons doen en laten onder te dompelen in de grote waarheid dat God Vader is en dat men Hem kan vertrouwen. Ik vertrouw God: dat is de grote waarheid. Uit ons vertrouwen in God, die Vader is en van mij houdt, die van ons houdt, ontstaat mijn waarheid en het feit echt te zijn en geen leugenaar.  

vert. Maranatha-gemeenschap