GELOOF en LEVEN



 HOME

 INHOUD

  TERUG NAAR INHOUDSOVERZICHT     


ENIGE OUD-TESTAMENTISCHE CHRISTOLOGISCHE TYPOLOGIEÊN 1

Ben Van Vossel cssr



Wat betekent deze titel?  

Toen ik bovenstaande titel aan het intikken was dacht ik ‘Wat voor een taal is dat nu? Is dat een soort chinees?’ Nee dus.  Het gaat over het Oude of Eerste Testament: die bijbelboeken die ook in de Joodse gemeenschappen als heilig boek worden aangenomen (er zijn wel enige verschillen).

Met ‘Christologisch’ bedoelen we gewoon dat het daar reeds over Christus gaat, dat het op Hem betrekking heeft. En dan het woord ‘typologie’. Dat is wel een beetje ingewikkelder. Het bevat twee Griekse woorden: ‘tupos’ en ‘logos’. Logos betekent hier ‘de leer over de ‘tupos’ of ‘tupoi’ (dat is het meervoud van tupos). Tupos heeft heel wat betekenissen gekregen in de Griekse literatuur, maar het gaat toch meestal over “gegraveerde tekst, geschilderd beeld, voetspoor, spoor (bv. spoor van de nagels in de doorboorde handen van Jezus die Hij toont bij zijn verschijning aan de leerlingen Joh. 20,25), schilderijen en beeldhouwwerken, een kopie, een afbeelding die gereflecteerd wordt, kinderen worden ook wel eens het beeld van hun ouders genoemd, model, voorbeeld, een plan enz. Keuze te over dus. Maar in ons woord “typologie” betekent  ‘tupos’: voorafbeelding, een persoon of zaak uit het verleden die ons iets duidelijk maakt over Jezus Christus.  In onze reeks gaat het dus over voorafbeeldingen van Christus in het Oude Testament. Bijvoorbeeld de priester Melchisedek, Abel de onschuldige, Izaak die door zijn vader zou geofferd worden, David de herder-koning, de lijdende dienaar van Jahwe, maar ook bv. het Paaslam, de wonderbare rots in de woestijn, het manna …  

Jezus aan de oorsprong

Het best laten wij ons voor die voorafbeeldingen leiden door het Nieuw Testament, dat zelf ook heel wat voorafbeeldingen van Christus zag in het Oud-Testament.  

Jezus zelf gaf er aanleiding toe toen Hij aantoonde dat over Hem reeds geschreven was in het “Oude Testament”. Ik citeer hier het evangelie volgens Lucas (hoofdstuk 24, verzen 44 tot 49:  “44 Hij sprak tot hen: Dit zijn mijn woorden, die Ik tot u sprak, toen Ik nog bij u was:  

Alles wat over Mij geschreven staat in de Wet van Mozes,  

in de profeten en psalmen moet vervuld worden.’ 45 Toen maakte Hij hun geest toegankelijk  

voor het begrijpen van de Schriften.  

46 Hij zei hun: ‘ Zo staat er geschreven:  dat de Christus moest lijden  

en op de derde dag verrijzen uit de doden  

47 en dat in zijn naam bekering  

tot vergiffenis van de zonden gepredikt moet worden  

onder alle volken, te beginnen met Jeruzalem.  

48 Gij zijt getuigen hiervan  

49 Daarom zend Ik tot u wat door mijn Vader beloofd is;  

blijft dus in de stad, totdat gij uit den hoge met kracht zult zijn toegerust.” En in hoofdstuk 24 zegt Jezus tot de ontmoedigde leerlingen die op weg waren naar Emmaüs:

“25 (...)‘O onverstandigen, die zo traag van hart zijt in het geloof  aan alles wat de profeten gezegd hebben!  

26 Moest de Messias dat alles niet lijden om in zijn glorie binnen te gaan? ‘  27 Beginnend met Mozes verklaarde Hij hun uit al de profeten  

wat in al de Schriften op Hem betrekking had.” (Lk.24,25-27)  

Allegorieën enz…

Soms lieten christenen (ook sommige kerkvaders) hun vrome verbeelding wel eens de vrije loop en gingen zowat overal voorafbeeldingen van Christus zien. Men noemt dat dan ook wel eens allegorieën, voorafbeeldingen die men dan tot in de kleine details wil toepassen op Christus.  Dat is een minder objectieve, minder verantwoorde en eerder oppervlakkige toepassing. Met “minder verantwoord” bedoelen we dat er weinig aanwijzingen in het Nieuwe Testament te vinden zijn, terwijl daar wel duidelijke vergelijkingspunten tussen de figuur in kwestie en Jezus gegeven worden. Maar laten wij gewoon een paar christologische typologieën uit het Oude Testament onder ogen nemen, dan zal je zelf kunnen oordelen. Naast de kleine titels zetten we tussen haakjes de plaats in het Nieuw Testament waar die voorafbeelding op Christus wordt toegepast.   

1. ABEL DE ONSCHULDIGE (Mt.23,35)

De tekst

3 Na verloop van tijd bracht Kaïn een offer aan Jahwe van de vruchten van de grond. 4 Ook Abel bracht een offer, de eerstgeborenen van zijn beste schapen. Jahwe zag genadig neer op Abel en zijn offer, 5 maar op Kaïn en zijn offer sloeg Hij geen acht. Een wilde woede greep Kaïn aan, en zijn gezicht werd grimmig. 6 Nu zei Jahwe tot Kaïn: `Waarom zijt gij woedend en waarom staat uw gezicht zo grimmig? 7 Als gij het goede doet, is er opgewektheid; maar doet gij het goede niet, dan loert de zonde als belager aan uw deur, begerig u te grijpen. Zult gij hem meester kunnen blijven?’ 8 Daarop zei Kaïn tot zijn broer Abel: `Laten we gaan wandelen.’ En toen zij buiten waren, viel Kaïn zijn broer aan en vermoordde hem. 9 Nu zei Jahwe tot Kaïn: `Waar is uw broer Abel?’ Hij antwoordde: `Ik weet het niet. Moet ik dan op mijn broer passen?’ 10 Toen zei Hij: `Wat hebt gij gedaan? Hoor, het bloed van uw broer roept uit de grond tot mij! 11 Daarom zult gij vervloekt zijn, verbannen van de grond die zijn mond heeft geopend om uit uw hand het bloed van uw broer te ontvangen! 12 De grond die gij bewerkt zal niets meer opbrengen; een zwerver en een vagebond zult ge zijn op de aarde!’ (Gen.4,3-12) (Zie illustratie op blz. 106) Bij de figuur van Abel gaat het fundamenteel over 1° iemand wiens offer door God wordt aanvaard, 2° een onschuldige die wordt vermoord; 3° zoiets kan men niet verbergen voor God en 4° het wordt door Hem ook gestraft.  

Een offer, door God aanvaard

De vermelding dat God het offer van Abel (uit het beste van zijn kudde!) aanvaardde, mogen we als een voorafbeelding van Jezus’ offer zien. In het N.T. wordt Abels offer aanvaard owv zijn geloof en rechtvaardigheid. Het wordt niet vergeleken met Jezus’ offer.  In de liturgie heeft de Kerk in de figuur van Abel wel een voorafbeelding gezien van het offer dat zijzelf aan God aanbiedt en d at in feite het offer van Jezus is. Zo bidt de Kerk in het eerste Eucharistisch gebed na de consecratie: “Keer U niet af, wees ons genadig, zoals Gij in genade hebt aanvaard het offer van uw dienaar Abel en dat van Abraham die onze vader is, het heilig offer ook van brood en wijn dat uw priester Melkisédek U heeft gebracht”.  Als we het als een uitnodiging naar onszelf zouden zien, lijkt het eerder een oproep om aan God het beste te offeren en niet wat afval of iets overbodigs.

De eventuele tegenstelling tussen het offer van Abel en dat van Kaïn  - waar hier eigenlijk toch niet de nadruk op ligt - moeten we waarschijnlijk eerder zien als de voorkeur door het nog nomadische volk van de rondtrekkende herder boven de sedentaire landbouwer; misschien is het zelfs gewoon een heimwee naar die vroegere ‘pastorale’ tijd dat hier naar voor komt.   

Een onschuldige wordt gedood (Mt. 23,35)

Als we in wat Abel overkomt een voorafbeelding zien van Christus dan is de vergelijking vlug gemaakt: Jezus wordt ook onschuldig ter dood gebracht. Dat is eigenlijk de hoofdbetekenis.

- Mt.27,3 Toen Judas, zijn verrader, zag dat Jezus veroordeeld was, kreeg hij wroeging en bracht de dertig zilverlingen terug bij de hogepriesters en ouderlingen MT.27,4 met de woorden: ‘Ik heb misdaan door onschuldig bloed te verraden.’ Maar zij antwoordden: ‘Wat gaat dat ons aan? Dat is uw zaak.’  - Mt.27,24 Toen Pilatus zag dat hij niets verder kwam, maar dat er veeleer tumult ontstond, liet hij water brengen en waste ten overstaan van het volk zijn handen, terwijl hij verklaarde: ‘Ik ben onschuldig aan het bloed van deze rechtschapen man; gij moet het zelf maar verantwoorden.’ MT.27,25 Heel het volk riep terug: ‘Zijn bloed kome over ons en onze kinderen!’ - 1Joh.3,5 En gij weet dat Christus verschenen is om de zonden weg te nemen, en er is in Hem geen zonde.  

- 1Joh.3,12 Wij mogen niet zijn zoals Kaïn, die een kind van de boze was en zijn broeder vermoordde. En waarom vermoordde hij hem? Omdat zijn eigen daden slecht waren en die van zijn broeder goed.   


God ziet mij

Wij kunnen daar ook nog bij vermelden – maar dat is al wat ver gaan in de toepassing – dat die doodslag niet verborgen blijft voor God. Dit is in de bijbel trouwens een geregeld terugkomende gedachte dat God ook misdaden kent die men verborgen tracht te houden.  


God straft?

Nu zouden we die laatste zin er ook kunnen bijzetten: de straf van de dader(s). Maar dan zijn we duidelijk te ver gegaan. Dan zou je God al te menselijke (anthropomorfe) gevoelens aanmeten en zouden we ons vlug in antisemitisch vaarwater begeven (zie verder). Desnoods zou je nog kunnen erbij denken dat in plaats van straf, het offer van Jezus juist zegeningen heeft gebracht, en niet gewoon over de daders maar over heel het menselijk geslacht. Zoiets kan je in een vrome bezinning gerust overdenken natuurlijk en bovendien sta je daarmee niet ver van Nieuw-Testamentische gegevens;  zo lezen we in de Hebreeënbrief “… Jezus, de middelaar van een nieuw verbond, wiens vergoten bloed iets beters afroept dan het bloed van Abel” (Hebr.12,24). Jezus’ bloed roept inderdaad niet om wraak, zelfs niet als je – eigenlijk diep onwetend – roept “Zijn bloed kome over ons en onze kinderen”. Jezus’ bloed roept om zegen, aanvaarding en begenadiging voor het hele mensdom. Wellicht hebben sommigen in het verleden verdere toepassingen gezien, die zelfs aanleiding gaven tot de mythe van de “wandelende Jood”, waar Kaïn, de broer-moordenaar te horen krijgt: “11 Daarom zult gij vervloekt zijn, verbannen van de grond die zijn mond heeft geopend om uit uw hand het bloed van uw broer te ontvangen! 12 De grond die gij bewerkt zal niets meer opbrengen; een zwerver en een vagebond zult ge zijn op de aarde!’” (Gen.4,11-12). Dit gaan toepassen op Joden of Romeinen is duidelijk overslag gaan, overspannen toepassingen gaan maken die in feite weg leiden van het Bijbelse origineel en de Nieuw-Testamentische aanwijzingen. Zelfs een tekst uit de strafrede van Jezus tegen de Farizeeën mogen wij daar niet bij laten aansluiten en moeten we eerder zien als de bittere vaststelling van de schrijver van het evangelie, na de verwoesting van Jeruzalem: “Zie je wel dat het verkeerd was wat je gedaan hebt”:  “29 Wee u, schriftgeleerden en Farizeeen, huichelaars! (…) 34 Daarom zend Ik tot u profeten, wijzen en schriftgeleerden. Sommigen van hen zult gij doden en kruisigen, anderen zult gij geselen in uw synagogen en achtervolgen van stad tot stad, 35 opdat op u zal neerkomen al het onschuldige bloed dat op aarde vergoten is, vanaf het bloed van de onschuldige Abel tot aan het bloed van Zacharias, de zoon van Berekja, die gij vermoord hebt tussen de tempel en het altaar. 36 Voorwaar, Ik zeg u: Dit alles zal neerkomen op dit geslacht!  37 Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en stenigt die tot u zijn gezonden! Hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen verzamelen, zoals een kloek haar kuikens verzamelt onder haar vleugels, maar gij hebt niet gewild. 38 Zie, uw huis zal onbewoond achtergelaten worden. 39 Ik zeg u: van nu af zult gij Mij niet meer zien, totdat gij zeggen zult: Gezegend de Komende in de naam des Heren!’” (Mt. 23,34-39).  Deze tekst zou gemakkelijk aanleiding kunnen geven tot anti-semitische bedenkingen.  We moeten echter direct opmerken dat het hier geen christologische typologie is en het hier dus niet ter sprake hoefde te komen. In dit stukje gaat het over het doden, kruisigen, geselen en achtervolgen van profeten, wijzen en schriftgeleerden en de strafrede is gericht tot de schriftgeleerden en farizeeën, niet tot de Sadduceeën (de priesterkaste) en zeker niet het hele volk,al gaat het vanaf vers 36 en zeker vanaf 37 wel over de verwoesting van Jeruzalem.  LEES VERDER

   TERUG NAAR INHOUDSOVERZICHT           TERUG NAAR THUISPAGINA