GELOOF en LEVEN



 HOME

 INHOUD

   TERUG NAAR INHOUDSOVERZICHT        

DE PIJNLIJKE WEG VAN OUD NAAR NIEUW VERBOND

naar Dom  Célestin Charlier

Dat is wat veel gevraagd

In zijn boek, La lecture chrétienne de la Bible, beschrijft Dom Célestin Charlier het spannende moment waarop de eerste volgelingen van Jezus, Joodse mensen, aanvankelijk niet buiten de Joodse gemeenschap worden gesloten, maar hoe er zich voor henzelf wel een serieus probleem stelt wanneer ook heidenen christen worden. Wat moesten zij, Jood-christenen, met die mensen aanvangen? Worden die gewezen heidenen, die niet behoorden tot het Uitverkoren Volk ook erfgenamen van de rijkdom van de Thora? Erfgenamen van de Belofte? Allee zeg! Erfgenamen van het Verbond tussen God en zijn Volk? Nee toch!  

Al heel wat meegemaakt

Toegegeven, het Jodendom had al aanzienlijke avonturen overleefd en had al geweldige transfiguraties ondergaan in de loop van zijn geschiedenis. Denk maar even aan de hongersnood die hen naar Egypte had gedreven en even later de verdrukking in dat land. Daar trokken ze dan ook maar weg – een lange weg die ze als een machtig epos zagen van de doortocht door de rode zee, het lange verblijf in de woestijn waar ze echt Gods volk werden, maar dan toch wel vaak een weerspannig en morrend volk … en uiteindelijk de aankomst in het land Kanaän, het Beloofde Land. Ja, maar hoe moet je dat allemaal bekijken: een relatief kleine nomadenclan, die in Egypte zich aanzienlijk uitbreidt en bij zijn inval in het land Kanaän zich ontpopt tot een vrij krijgzuchtig volk dat een hoop steden en kleine koningen weet te overmeesteren. Ze zien zich nog wel als afzonderlijke stammen, maar af en toe spannen ze samen om een of andere koning of vreemde stam te bevechten. Ergens bezielt hun toch wel een godsdienstige gedachte, nl. dat ze het volk van God zijn, een God die zich niet laat opsluiten in een stierenbeeld of materiële gestalte, maar die met hen meetrekt en hen uit de nood helpt ... als ze maar helemaal op Hem vertrouwen. Ze krijgen koningen, krijgen een zeker aanzien tussen de volkeren, maar dan laten ze – overmoedig - God wel eens in de steek en zowel het noorden (Israël) als later het Zuiden (Juda) gaan in ballingschap naar Babel, naar Assyrië tot de Perzen hen tenslotte weer naar huis laten vertrekken. Even later is er dan weer Griekenland en de Helleense beschaving, en Rome, dat de wereld organiseert en … leegrooft.  

Tweede kans om Jezus te aanvaarden

Ondertussen is Jezus' korte optreden in Judea tot een dramatisch einde gekomen met zijn kruisdood. Dramatisch want zijn Joodse apostelen hadden Jezus gezien als de Joodse Messias die hun volk zou verlossen van de buitenlandse vijanden en hen zelfs tot zijn ministers zou maken, zetelend op 12 tronen. Die droom was stukgeslagen met de kruisiging van hun geliefde Meester. Hoewel. Na Pasen en nog meer na Pinksteren beginnen ze toch weer te hopen dat alles nog okay gaat komen bij de aanstaande Parousie, de schitterende terugkomst van Jezus, de Messias. Tegelijk zou heel het Joodse volk ook nog een herkansing krijgen, want hun eerste kans om Jezus als Messias te erkennen hadden ze stukgeslagen door hem over te leveren aan de vreemde macht, Rome. Maar nu, na zijn verrijzenis krijgen ze nog een tweede kans… Wat een ontgoocheling wanneer het officiële jodendom dan toch niet terugkomt op zijn fout van het jaar 30 (de verwerping van Jezus) zodat de jonge christelijke gemeenschap zich – misschien wat al te vlug – gaat nestelen in de overtuiging dat hun Joodse volksgenoten voor een groot deel niet beter zijn dan de vreemde bezetters die Hem kruisigden.  

Heidenen nemen de erfenis graag over

En dan gebeurt er dit, dat er – en stilaan steeds meer – juist heidenen zijn die Jezus wèl gaan aanvaarden als ‘redder’. Misschien is het op dat ogenblik voor hen nog niet duidelijk wat dat ‘redder zijn’ juist betekent.  Maar er is nog méér: een van de Joodse christenvervolgers, Saulus van Tarsus, wordt zelf christen en juist hij wordt groot voorstander van opneming van de bekeerde heidenen als volwaardige leden van de christengemeenschap.  

Een echte aardverschuiving

Ja, goed, maar, hoe moet een rasechte gelovige Jood hiermee omgaan? Natuurlijk, er waren wel de ‘godvrezenden’ of ‘proselieten’, heidenen die wel het Joodse geloof aanvaarden: in God geloofden, de Joodse wetten en voorschriften onderhielden maar… niet besneden waren. Ze waren in zekere zin buren, maar waren toch nog buitenstaanders van het uitverkoren Godsvolk. Het is duidelijk dat gelovige Joden onvoldoende doorhadden dat God een plan had met ‘de goïm’, de ‘(niet-joodse) volken’. In de psalmen 2 en  22, in Jesaja en Joël klonk dat plan van God nochtans reeds door: het was niet omdat God zijn heil liet komen langs een uitverkoren volk, dat de rest van de volken buitengesloten zou blijven van zijn liefdevolle aandacht en heil. In het verhaal van de honderdman Cornelius, in de nasleep van Pinksteren, zie je dan hoe niet alleen die heidense ‘proseliet’ tot geloof in Jezus komt, maar dat Petrus ook een bekering doormaakt en duidelijk gaat inzien dat het heil vanwege God … ook voor de heidenen geldt.  Je hoeft zelfs geen Jood te zijn om te zeggen: Gods wegen zijn ondoorgrondelijk! Maar dit gebeuren, dat openstellen van het heil voor een heiden, voor iemand die niet echt ‘Jood’ was… het was als een aardverschuiving, een aardbeving waar je als Joodse gelovige van duizelde. De heiden was immers als een onaanraakbare: je ging zijn huis niet binnen, je nodigde hem niet bij jou aan huis…   

Hoe omgaan met 'Joden' zowel als  'heidenen'?

Hoe moet men deze nieuwe situatie nu aanpakken? Je gaat Joodse christenen toch niet vragen van om te gaan met heidenchristenen! En er stellen zich nog andere problemen: “Hoe ga je aan de heidenen de termen “Messias”, “Verlossing”, “Zonde”, “Verbond”, “Belofte” uitleggen zonder hen eerst in te leiden in de organisatie van het Joodse leven, hun geschiedenis en tradities, kortom, zonder hen eerst tot Joden te maken”? Paulus was afkomstig uit Tarsus, uit een Farizeeërfamilie, dat wel, maar hij had toch midden een heidense kultuur geleefd, had heel wat opgesnoven van de Helleense beschaving … Hij gaat nu duidelijk stellen dat Jezus niet gewoon maar een 'sluitsteen' is op een Joods gebouw, maar de 'hoeksteen' van een nieuw gebouw waarvan het oude (Verbond) enkel de voorbereiding en de voorafbeelding was. Natuurlijk ruzie in het kamp van de Joodse christenen. Totdat op het concilie van Jeruzalem Paulus de zegen krijgt van de andere apostelen om dit soort ‘blijde Boodschap’ te verkondigen.  We hadden het hierboven reeds even over ‘andere problemen’ die zich stelden. Het probleem met die nieuwe verkondiging was dat de Blijde Boodschap van Jezus eigenlijk toch wel in het verlengde lag van het Jodendom en dus maar echt goed kon begrepen worden… in het licht van het Jodendom! Nu ging men dus Jezus verkondigen aan heidenen, maar daartoe moest men hellenistische termen gebruiken om toch de Joodse formuleringen uit de Bijbel over te brengen naar die christenen uit het heidendom. Men ging dus de christelijke boodschap, die aanvankelijk binnen een Joodse cultuur was verkondigd, omzetten in voor de Grieks-Latijnse wereld verstaanbare taal. U kan zich inbeelden dat dit alles niet zo eenvoudig was. Vooral de Joodse gemeenschappen in de Verstrooiing (de diaspora nl. buiten Judea, buiten Palestina) konden een beetje als overgang dienen. Maar af en toe kwamen er hardliners uit Jeruzalem, en dan kwam er weer nieuwe onrust in de heidenchristelijke of gemengde christengemeenschappen.  

Oud en Nieuw Testament niet scheiden

Er waren nu twee bekoringen voor het jonge christendom: ofwel zich laten opslorpen door het Jodendom, ofwel zich teveel laten opslorpen door de heidense wereld, in een soort pregnosticisme. Dat laatste was geen kleine bekoring natuurlijk: sommige heidense mensen waren nog maar oppervlakkig bekeerd tot het christendom en leefden nog volop midden een door en door heidense beschaving en cultuur. De brieven van Paulus getuigen zowel van de strijd tegen de verleiding om van de heidenen Joden te maken als van de pasbekeerden opnieuw syncretisten te maken, een allegaartje te maken van christelijk geloof en van verschillende heidense godsdiensten.  

Zowel Paulus als het 4de evangelie (Evangelie volgens Johannes) aanvaarden geen breuk met de ontwikkeling van de geschiedenis van het Volk van God: Jezus staat in het verlengde daarvan. Oud en Nieuw Testament mag je niet van elkaar scheiden, ze horen bij elkaar. Sint Jan blijft ook ons zeggen dat als het Oud Testament slechts betekenis heeft door het Nieuw Testament, het Nieuw Testament slechts bestaat dank zij het volle begrijpen van het Oud Testament. Een blijvende opgave voor de kerk van alle tijden.

   TERUG NAAR INHOUDSOVERZICHT           TERUG NAAR THUISPAGINA