GELOOF en LEVEN



 HOME

 INHOUD



Gemeenschapsdag

Maria-Kefasgemeenschap

Gent 9/09/2001

LEVEN IN GODS AANWEZIGHEID


Permanente toewijding aan God

In de Gemeenschap willen we ons in toenemende mate aan God toewijden.  Het is een doortrekken van ons doopengagement, waar we kind van God werden, volgeling van Jezus.  Dit doopengagement vernieuwen we jaarlijks in de Paasnacht.  Maar binnen de Gemeenschap willen we daar een permanente invulling van geven, een voortdurend wakker roepen, opwekken van dat basisengagement in aanbidding, mededogen en evangelisatie.  Permanent willen we aan God gegeven zijn.

Dit is een persoonlijke roeping, maar ook een bewust gezamenlijke oproep, daarom maken we deel uit van de Maria-Kefasgemeenschap.  Die zussen en broers, die zichtbare groep mensen, die we allen kennen, hebben zich ertoe verbonden om totaal toegewijd te zijn aan de Drieëne God.


Ons leven ligt verbrokkeld over veel segmenten

Die totale gegevenheid is niet mogelijk.  Ons leven, onze persoon, onze activiteit, onze betrokkenheid ligt verbrokkeld.  We leven in vele werelden.  Dat ligt een beetje anders in de beleving van een man dan in de beleving van een vrouw, maar toch moet je zeggen dat je dàn met je gezin bezig bent, dàn met je werk buitenshuis, dàn ben je met je gebedsgroep bezig, dàn zit je op een parochievergadering, dàn ben je je in ’t zweet aan joggen of minivoetbal met wat vrienden, dàn sta je voor de klas, dàn ben je een bejaarde eten aan het geven of doe je je best om een grijsaard zijn baard te scheren, je bent op bezoek bij een zieke, je zingt de Verrijzenisvespers of je gaat bespreken met de klastitularis of het schoolhoofd wat de beste oplossing zou zijn voor je kind dat te verstandig is of niet goed kan volgen, je zit op de tram of bus, je loopt in de drukke stad, je leest je krant, je verstuurt een E-mail naar een bevriend echtpaar om hen uit te nodigen op een feestje, je bereidt de Gezinsdag voor of zoekt een plaats voor het volgend SOW-weekend, je zit in de zondagseucharistie en probeert de preek te volgen…  Dit zijn maar enkele mogelijke situaties waarin wij ons bevinden; ieder van jullie kan daar tientallen en tientallen andere situaties aan toevoegen.


Permanente bewuste aandacht is niet mogelijk

Hoe kan je in Godsnaam in al die situaties aan God toegewijd zijn? en… dat op enigszins bewuste manier beleven?  Misschien is dit één vraag, misschien zijn het twee vragen in één zin.  Hoe kan je bewust God toegewijd zijn in al die situaties?

Eigenlijk stellen we hier weer zo’n niet in te vullen vraag, of een niet te vervullen opgave: een mens is niet steeds met heel zijn aandacht bij wat hij of zij doet.  Terwijl je aan het gaan bent, zit je niet heel de tijd te denken: nu moet ik mijn voet daar zetten, nu de andere voet ginder enz…  Je zit niet op elk woord van het weesgegroet na te denken bij het bidden van het rozenhoedje.  Je zit tijdens het eten ook niet voortdurend bewust elke hap te controleren en het kauwen…  Voortdurende bewuste aandacht op elk onderdeel van ons handelen is niet mogelijk.  Toch willen we graag zo bewust mogelijk ons leven beleven als toegewijd aan God.  Dat maakt mijn leven immers pas echt zinvol en dat maakt ook dat het kan uitstralen wat het bevat en dat het dus vruchtbaar zal zijn naar buiten toe.  Wat kan me daarbij helpen?


Allerlei hulpmiddelen

We kunnen dan denken aan allerlei goede hulpmiddelen:

de morgenopdracht waarbij we onze hele dag reeds aan God toewijden;

de dagelijkse gebedstijd om ons opnieuw bewust tot de Heer te wenden;

Walter Smet, de Jezuïet heeft de Vernieuwing wat ruimer bekend gemaakt heeft hier in Vlaanderen - vooral met zijn boek “Ik maak alles nieuw” en “Ik maak mij een nieuw volk”. Hij wees ons naar clickmomenten, bepaalde tijdstippen of gebeurtenissen tijdens de dag die ons konden helpen om weer met de Heer op weg te gaan, bv. als je moet stoppen voor een rood licht, als de telefoon gaat, als je je computer start, als je een deur opent, als er aangebeld wordt…  Even inkeren en je leven weer in de juiste intentie stellen.


Leven in aanwezigheid van God

In de loop van de voorbije 21 jaar hebben we in de Gemeenschap verscheidene malen gesproken over “leven in de aanwezigheid van God”.  Dit is geen exclusief karmelitaans onderwerp, of een Karmelitaanse betrachting.  Het is de betrachting van ieder die een spirituele weg wil gaan.  Voortdurend leven in aanwezigheid van God, in aanwezigheid van de Vader, de Zoon, de heilige Geest.  We hebben het ook zowat als gezamenlijk aandachtspunt gekregen voor dit werkjaar.  We gaan er ons ernstig mee bezighouden.  Is dat ook uw bedoeling, zussen en broers?  Leven vanuit de levende aanwezigheid van God in mij.  In de twee vorige nummers van Geloof en Leven heb je wellicht eens gekeken naar wat we zegden over de “Spirituele Tocht”, de inwoning, de werkzame en liefdevolle aanwezigheid van de Drieëne God in ons.  In het laatste nummer van dit jaar komen we daar nog even op terug aan de hand van een retraite die we met de Gemeenschap meemaakten in Thy-le-Chateau.  Je bekijkt het maar eens.

Dat leven in de aanwezigheid van God bedoel ik wel als een bewust zijn van zijn aanwezigheid en leven, denken, spreken en handelen vanuit die aanwezigheid.


Nu is er een discrepantie tussen bewuste momenten en andere

Ik zou in dit onderricht alles wat in een ander licht willen plaatsen en de vraag stellen: ‘Hoe komt het dat ik zo vaak buiten God ben?’ en dan daarna: ‘Wat kan ik doen om meer ‘in Hem’ te zijn?’

Vooraf een paar voorbeelden waarin je je misschien herkent.  Ik kom uit de zondagsmis.  ‘Gaat nu allen heen in vrede - Wij danken God’.  En…  ik ga heen in vrede en begin met iets anders.  De zondagsmis is achter de rug.  Als je met enkelen samen naar de viering was gekomen ga je misschien nog een woord zeggen over de aanwezigheid van die of die of misschien iets over de preek, maar eigenlijk is de zondagsmis voorbij en vaak is ook de spirituele beleving voorbij.  NU begint een ander schuifje.  We beginnen aan het middagmaal te denken, wat er nog voor moet gedaan worden.  Of we zijn al bezig over wat we deze namiddag gaan doen…  

Nu, eigenlijk is dat normaal.  Het leven bestaat niet in voortdurend in de kerk te zitten, er is nog leven na de zondagsmis.  Dat is zonder meer  duidelijk.  We staan middenin het leven.  We hebben nog een heleboel andere opdrachten, dingen die gewoon gedaan moeten worden.


Waarom zo vaak buiten God?

Toch voelen we aan dat er wel heel verschillende situaties kunnen zijn in ons leven…  MAAR dat zou niet mogen beletten dat ik toch God toegewijd ben, dat ik toch leef vanuit zijn aanwezigheid.  En dus stellen we toch maar de vraag: “Hoe komt het dat ik zo vaak buiten God ben?”

Nu moet je eens goed opletten: wat gebeurt er op het moment dat je uit je gebedstijd komt, waar je - laat ons dat even veronderstellen - in de aanwezigheid waart van God … en dan het moment daarna …  Het kan zijn dat je reeds een serieuze spirituele weg bent gegaan en dat je vanuit de genade van je gebedstijd inderdaad voortleeft in de aanwezigheid van God, zelfs al ben je met een andere activiteit bezig.  Misschien vermindert die innerlijke aandacht daarna wel wat.  Maar misschien gaat het bij jou zo dat, eens de gebedstijd achter de rug, een ander schuifje begint… zoals we het hierboven al even geschetst hebben.

Ik zou twee bedenkingen willen maken:

- Een eerste is eerder troostvol, maar voldoet misschien niet helemaal.  Het is de bedenking van zwakke mensen, zoals wij allemaal, die erop rekenen dat God kompassie heeft met onze zwakke natuur.  Wij kunnen die permanente aandacht niet opbrengen.  Een kind is toch ook niet altijd bewust met papa of mama bezig, maar regelmatig komt het zich wat opladen in de nabijheid van zijn ouders, daarna gaat het weer wat verder spelen.  Zo houdt God van ons, als zijn kinderen; wij gaan ook wat op in ons spel, in onze actie, onze bezigheden, maar af en toe komen we wat bij Hem zitten in onze gebedstijd of denken we even aan Hem langsheen die clickmomenten waarover ik het reeds had.

- een tweede mogelijke bemerking is eerder terechtwijzend en oproepend tot bekering, tot ommekeer nl. hoed je voor het valse zelf !!  Waarom ben ik zo vaak buiten God?  

Omdat ik, na mijn gebedstijd, na mijn eucharistieviering … voor mezelf begin te werken.  Het kan zelfs gebeuren dat reeds mijn gebedstijd buiten God gebeurde.  Dat het in feite meer voor mezelf gebeurde dan voor God.

Dat is lelijk gezegd.  Hier komen we tegen in opstand.  Ik ben geen heiden, hé!  Ik probeer mijn best te doen.  Meer gaat God toch niet vragen, Hij is toch geen dwingeland hé!  Die kwaje, strenge God van vroeger.

Kijk, ik ga niemand met een schuldcomplex opzadelen.  Ieder van ons weet overigens best hoe zijn relatie met God is en wat Hem drijft, wat Hem motiveert, wat zijn diepste motivatiebron is.  Maar als je het verlangen in je hebt om in Gods aanwezigheid te leven en als je het op dat vlak moeilijk hebt, als je nog een te grote discrepantie - een breuk als het ware - ervaart tussen je gebedsleven en je gewone bezigzijn, dan… zou het de moeite waard kunnen zijn dit eens even onder ogen te willen nemen.


Voor wie leef ik?  Voor wie werk ik?  Wat drijft mij?

Ik leef voor God.  Ik werk voor God.  Ik wordt gedreven door mijn liefde voor God.  Proficiat.  10 op 10, je bent de eerste van de klas.  Ik vrees echter dat je jezelf niet kent.  “De fundamentele menselijke behoefte aan liefde, veiligheid en macht zijn overweldigende eisen geworden die zelfs in het verborgene invloed uitoefenen op wat onze beste handelingen lijken te zijn”, eisen die ons hele denken en doen mee bepalen.  “Onze op het eerste zicht belangeloze daden kunnen in werkelijkheid erg egoïstisch zijn.  We kunnen pogingen ondernemen om mensen en God te manipuleren om zo aan onze behoeften te voldoen. We worden geboren in een gevallen wereld.  We verzamelen allerlei waarden en motieven die niet uit het evangelie komen, maar die toch vorm geven aan ons gedrag.  Wij zijn opgesloten in een manier van leven die onze groei niet bevordert, noch die van anderen”.  In een boekje over het “innerlijk gebed” noemt men dat ons valse zelf.  We worden uitgenodigd om onze intentie zuiver te stellen.  Dat valse zelf past zich aan alle omstandigheden aan.  Ik ga in het klooster om niet in de zondige wereld te leven.  Ik ga daar vasten, zodanig zelfs dat ik ze allemaal onder tafel vast.  Zeg nu nog!  Ik bid voortdurend, het ene rozenhoedje na het andere, ik lees geestelijke boeken aan de lopende band… om niet naar God hoeven te luisteren.  Godsdienstige praktijken kunnen door het valse zelf gebruikt worden om de eigen verlangens te voeden.  De juiste intentie is dus van levensbelang.  Ik heb geen valse zelf.  Als je dat echt meent, dan “zijn de retraites die we volgen of de preken waarnaar we luisteren tijdverspilling, want ons valse zelf werkt als een zeef en zal alles wegfilteren wat het niet wil horen.  Ik luister naar wat me gelegen komt en als er iets is dat me tegenstaat en verandering van me vraagt, zal ik waarschijnlijk kwaad worden”.

Ik wil op dit valse zelf niet in detail op ingaan, het gaat daar over allerlei kwetsuren en drijfveren of behoeften met betrekking tot liefde, macht en veiligheid.  Maar als we nog even bij ons onderwerp blijven, waarom het zo moeilijk is in de aanwezigheid van God te blijven, dan moeten wij ons de vraag durven stellen:

1 Waar was ik toen ik bij Hem was?

Was ik echt bij Hem toen ik bij Hem was.  Waarom hield ik mijn gebedstijd?  Wat was mijn intentie.  Je hebt wel al eens gehoord hoe Ignatius van Loyola, de stichter van de Jezuïeten met niets ontziende scherpte zijn eigen intenties ontleedde; welnu: bij het begin van het gebed vraagt hij altijd dat hij in de juiste intentie zou zijn, de juiste ingesteldheid: dat alles geordend zou zijn tot Gods meerdere eer.  Laat ons nu even veronderstellen dat je echt bij de Heer waart tijdens het gebed, dat het gebeurde “ad majorem Dei gloriam”, “tot meerdere eer van God”.  Je hebt onderscheiden dat dàt echt het verlangen was van God en dat je het echt deed tot zijn eer.  Maar …

2 Waar ben ik nu?

…  dan is het gebed gedaan.  Wat doen we dan?  We hebben in onze onderrichtingen al vaak het woord gebruikt: “wandelen met God”.  Paulus spreekt van: “in de Heer zijn”.  Jezus zegt: “Blijf in Mij, want los van Mij kunt ge niets”.  Maar dat gebeurt niet, dat gebeurt niet altijd.  Daarjuist nog, toen ik in gebed was, gebeurde alles  - zo hebben we toch verondersteld - ‘ad majorem Dei gloriam’, maar nu, nu worden we door andere machten gedreven.  

Wij denken dan direct aan de machten buiten ons: ‘Mijn baas wil dat ik nog vlug dit of dat werk doe’, ‘’t Is tijd om de thermometers naar de zieken te brengen en de steeklakens door te trekken’, ‘Ik moet nog vlug wat boodschappen gaan doen of ik kom te laat tegen dat de kinderen thuiskomen’, ‘Ik ga dit rapport of onderricht, of deze les, of deze brief eens zo goed mogelijk opmaken, zie,  zodanig dat het indruk zal maken op de bestemmeling’, ‘Ik zal mijn dienst in de Gemeenschap eens op zo’n manier doen dat ze er allemaal zullen van opkijken (in positieve zin dan)’…

Uit deze fictieve voorbeelden kan je al opmaken dat in feite de machten die mijn gedrag beïnvloeden niet zozeer van buitenaf komen, maar dat ze binnen in mij steken.  Het gaat over MIJN intentie, MIJN motivering.  Wat bezielt mij?  En dat zijn in feite weer die diepe behoeften aan veiligheid, macht en liefde, maar die op een vrij egoïstische manier naar boven komen vanuit tekorten, kwetsuren, jaloersheid, nood aan bevestiging die we dan maar zelf trachten in te vullen.

In plaats van te wandelen met God, ga ik dus nu mijn eigen optreden doen.  Ik stort me op mijn werk, ik ga me wat amuseren, ik verlies me in oppervlakkige gesprekken of gesprekken waarin ik mijn eigen belang voor ogen heb, ik laat me opnieuw opjagen door de dagelijkse zorgen en de sociale verplichtingen...  

Hier gebeurt in feite iets zeer spijtig, iets dat je bijna zou kunnen vergelijken met de opstand van de mens in de tuin van Eden.  In plaats van zich naar God toe te wenden, wendt hij zich naar zichzelf toe of naar het verlangen van een medemens.  Maar ja, God zie je niet en Hij laat zich niet horen.  Dat kan je nog uitstaan tijdens de gebedstijd, maar daarbuiten, daarbuiten moet ik zien dat ik me kan handhaven en mijn sociale verplichtingen kan nakomen.  Ik leef vanuit aandriften die in feite vanuit mijn hart komen…


De bekering

De bekering die hier moet plaatsvinden heeft te maken met de fundamentele bron van mijn denken, handelen en gedrag.  Ik kan me verder laten leiden door de dwingeland van mijn valse zelf, dat fundamenteel egocentrisch is en zelfs godsdienstige praktijken niet gebruikt “als een middel om in relatie te treden met God, maar om het ego te versterken”.  Ofwel ga ik leven van de diepere aanwezigheid in mij van de Drieëne God.  In dat boekje dat ik reeds even citeerde las ik deze zin: “Naarmate we meer beseffen dat Gods aanwezigheid en zijn werk in ons de bron van ons geluk zijn, groeit onze bereidheid om de valse motieven - die wij nu als een last beschouwen - te ontmantelen.  Ooit stelden we onze hoop op geluk in het valse zelf, maar nu groeit geleidelijk aan het vermogen om onze belangen op te geven en niet aan onszelf te denken, omdat we geloven dat God in staat is om ons tot volle wasdom te brengen.  We beginnen Gods wil niet alleen in tijden van gebed te volgen, maar ook in het dagelijks leven”.

Dit noem ik de eigenlijke bekering op onze spirituele tocht, op de weg van onze totale toewijding aan de Heer binnen de Gemeenschap.

Concreet omvat deze bekering:

1° dat ik bij het begin van geestelijke praktijken (persoonlijke gebedstijd, eucharistieviering, getijdengebed, vesperdiensten maar ook bij allerlei soorten evangelisatieacties zoals Gezinsdag, Alphacursus of vormingssessies mijn intentie zo zuiver mogelijk op God richt, zo sterk mogelijk tracht verbonden te zijn met de Heer.  Ignatius trachtte op het einde van zijn gebed zijn gevoelens te ontleden: wat bezielde me?  Waar was ik in de Heer?  Waar was ik buiten Hem?  Wat bezielde me toen?  Onze intentie zuiver richten op God!

2° De bekering zal dan verder hierin liggen dat ik bij het overstappen van die strikt godsdienstige praktijk (bv. de overstap van de aanbiddingtijd op de Gemeenschapsdag naar het middagmaal) me ook dan bewoond weet door God, dat ik enkel voor Hem leef, dat ik enkel in zijn verlangen ben, dat Hij de bron is van mijn leven en mijn enige toekomst, dat ik op zijn liefde reken om me recht te houden en me te zenden…  Die bekering betekent dat Hij het licht is waarin ik leef, dat buiten zijn verlangen niets echt zinvol en waardevol is, dat ik leef vanuit de zekerheid dat Jezus verrezen is en de bron van mijn vreugde is, dat zijn Geest in mij verblijft die me verbonden doet zijn met christelijke zussen en broers en met zoveel andere mensen…  

Met andere woorden, ik ga leven vanuit een alles doordringende aanwezigheid van de Drieëne God in mij. (De Vader en Ik zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen). Een aanwezigheid die ik mag ervaren als ik er me echt voor openstel en me er wat in oefen om ze te beleven.  Een aanwezigheid die zich in sommige perioden van mijn leven ook minder zal manifesteren, maar deze perioden van dorheid zullen mij sterker doen schreeuwen naar Hem om zich over mij te ontfermen; ik zal dan niet buiten Hem zijn.  Ik zal dan nog, juist door mijn smeekgebed of mijn gebed om vergeving, met Hem wandelen en Zijn hart zal op die momenten nog meer om mij bekommerd zijn.  Ik laat Hem de dans leiden, ik geef me aan Hem over.


Een keuze die we zelf maken

Zussen en broers, leven in de aanwezigheid van de Heer, is gaan leven vanuit de werkelijkheid, vanuit de diepste en meest reële relatie die we hebben: de relatie met de levende God, de Drieëne God die in ons woont.   Het is een keuze die ieder van ons zelf moet maken.  Maar je begrijpt, dat hoe meer zussen en broers die keuze maken, dat het gemeenschapsleven en de uitstraling er des te sterker door worden en dat we in het omgekeerde geval beneden de maat zullen blijven en ook minder aantrekkingskracht zullen uitoefenen.

Toch wil ik u erop wijzen dat de beleving van Gods aanwezigheid een genade is, dat wil zeggen: een gratis geschenk.  Het is het idee van God geweest.  Maar het is zijn verlangen dat we er ons voor openstellen en die bereidheid ook wat zichtbaar maken door ons gebed en door onze eigen inspanning om voortdurend en bewust de link te maken vanuit onze gebedstijd naar onze andere bezigheden.  We gaan op dat moment geen andere Heer dienen, we worden op dat moment niet gedreven door een andere aanwezigheid die ons bewoont: we willen leven vanuit diezelfde aanwezigheid van God, vanuit diezelfde toewijding.  Ons gebed zou bijvoorbeeld kunnen zijn : Openbaar U, Heer.  Help me leven vanuit uw aanwezigheid.  Ik aanbid U, Gij die woont in het diepst van mijn wezen.

(Ben Van Vossel cssr)


---------------------------