GELOOF en LEVEN



 HOME

 INHOUD

TROUW AAN ENGAGEMENTEN


Ben Van Vossel 3/09/2000


Zussen en broers,

op 22 augustus hebben we in alle eenvoud het 20-jarig bestaan gevierd van de Maria-Kefasgemeenschap in een mooie Eucharistieviering en met een gezellige barbecue.  Dankzij de inzet van velen - vooraf en achteraf - is die avond echt deugddoend geworden.  Veerle en Valentijn zegden me: zie dat je doordoet met de Gemeenschap.  In de eucharistieviering hebben we onze engagementen kunnen vernieuwen volgens de stappen die we reeds in de Gemeenschap gezet hebben.  In die viering heb ik er de nadruk op gelegd hoe belangrijk het is voor elk geëngageerd geestelijk en christelijk leven om een dagelijkse gebedstijd te hebben en om in een gelovige gemeenschap te zijn rondom de Heer.

Die twee zijn trouwens complementair.  Zonder christelijke gemeenschap blijven we normaal niet echt christelijk geëngageerd en gaat ons gelovig leven verflauwen, maar zonder het persoonlijk gebed van ieder gaat ook een christelijke gemeenschap lauw worden, haar ijver, haar vruchtbaarheid, haar getuigende en wervende kracht verliezen.


Ons geestelijk leven

We moeten deze realiteit naar onze gemeenschap toehalen.  Als ons persoonlijk gebed verflauwt, als we het tot het uiterste beperken of als we er vaak ontrouw aan zijn, heeft dat een direct impact op het gemeenschapsleven.  De Gemeenschap en haar getuigenis lijden daar onder.

En anderzijds, als we ontrouw zijn aan het gemeenschapsleven door slordig te zijn in onze aanwezigheid, ons gebrek aan ijver bij de evangelisatieopdrachten, door onze negatieve ingesteldheid tegenover sommige zussen en broers, zal ook ons persoonlijk geestelijk leven daar onder lijden.  (Ik laat hier buiten beschouwing dat iemand met zijn hart niet meer bij de Gemeenschap is maar meer bij een andere gemeenschap betrokken is.  Hier heb ik het over iemand die gekozen heeft voor de Gemeenschap en met deze Gemeenschap echt op weg wil gaan.)

Zussen en broers, laten we dus met grote ijver ons blijven toeleggen op het gebed en het gemeenschapsleven.  In de Handelingen van de Apostelen lezen we in 2, 42 “Zij legden zich ernstig toe op de leer der apostelen, bleven trouw aan het gemeenschappelijk leven en ijverig in het breken van het brood en in het gebed.”


Relatie met de wereld rondom ons

De Gemeenschap zal ook altijd betrokken moeten zijn op mens en wereld.  “Weest uitvoerders van het woord en niet alleen toehoorders; dan zoudt gij uzelf bedriegen”.  In de Jacobusbrief (1,27) horen we vandaag verder heel duidelijk: “zuivere en onbevlekte vroomheid in de ogen van onze God en Vader is dit: wezen en weduwen opzoeken in hun nood” (dus daadwerkelijk sociaal engagement), betrokkenheid op noden waar die zich ook manifesteren, hulp aan mensen in nood, engagement voor de noden van de Kerk…  Het is van belang dat we dit als gemeenschap beleven en dat we dit ook doorgeven en voorleven naar de mensen, ook de jonge mensen toe, die we bereiken in onze evangelisatieacties.  We moeten geen spirituele atleten vormen, wiens spiritualiteit niet zou brengen tot engagement.

Jakobus heeft het ook nog over “zichzelf vrijwaren voor de besmetting van de wereld”.  We leven niet buiten de wereld.  Wij komen in contact met veel van wat er reilt en zeilt in de postmoderne samenleving.  Dat is niet enkel New-age.  

In die samenleving steekt veel goeds

(denk maar aan de aandacht voor het milieu en dus de toekomst van de geslachten die na ons komen, denk aan bepaalde acties voor een  mooi doel (grote inzamelacties voor sociale doeleinden), denk aan de witte marsen, aan de acties voor grotere sociale gerechtigheid…  Maar bij ieder van die zaken zou ik ook negatieve kritiek kunnen zetten omdat ze soms verafgood worden, of slechts van korte duur of enkel bedoeld als publiciteit voor bepaalde organisaties…)

Maar er is ook heel wat negatiefs in die samenleving en daar is dat woord van Jacobus op gericht: je moet je vrijwaren van de besmetting van de wereld.  Dat is gericht naar jong en oud.  Je vrijwaren van de besmetting van de wereld.  


Hinderpalen voor gemeenschapsleven

Ons engagement binnen de Gemeenschap omvat onze toeleg op aanbidding, mededogen en evangelisatie.  We zeggen dat zo in één adem, maar in die verbintenis moeten we dagelijks intreden.  

We engageren ons ook samen, binnen een Gemeenschap rondom de Heer.  Wij kunnen nogal wat kritiek hebben op de Gemeenschap. Dat wil dan zeggen, op die of die zus of broer, op het pastoraal team, op de manier waarop de Gemeenschap werkt…  Het kan best zijn dat al die mensen wat al te menselijk bezig zijn, of wat te weinig menselijk, met te weinig menselijke capaciteiten of dat ze te weinig bezield zijn.  Dat vraagt van ons een diepe gezindheid om voor de mensen en voor de Gemeenschap te bidden, om misschien al eens goede raad te geven, een broederlijke vermaning.  Maar we moeten ook onszelf af en toe in vraag durven stellen:

* komt mijn kritiek niet voort vanuit mijn eigen zondigheid (hoogmoed, jaloersheid, eigengereidheid, gebrek aan vergevingsgezindheid; iemand met een verzuurd hart kan wat anderen doen meestal maar weinig waarderen).  

* Mijn kritiek kan ook voortkomen vanuit eigen kwetsuren.  In een gemeenschap zijn heeft zo zijn voordelen op het persoonlijk vlak, het komt tegemoet aan bepaalde noden.  Maar het gemeenschapsleven heeft ook iets kruisigend: we offeren een deel van onze zelfstandigheid.  Dat is ook zo in een gezin, in elk verbond dat men aangaat, in elke verbintenis geeft men iets van zijn vrijheid prijs.  Maar als ik innerlijk gekwetst ben - en we hebben zo allemaal onze kwetsuren - dan reageer ik soms of vaak onaangepast op bepaalde situaties of op een bepaald gedrag van anderen.  Als we onze kwetsuren niet onderkennen, of ze niet willen onderkennen omdat we er schrik van hebben, dan belet dat ons om te groeien als evenwichtig christen.  Hetzelfde is het geval wanneer we wel weten dat er ons iets scheelt en misschien zelfs wàt er scheelt, maar we laten niet over ons bidden in de Gemeenschap.  Op dat ogenblik blijven we op afstand, we zijn te hoogmoedig of te bedeesd om die kwetsuren te openbaren en er het christelijk gemeenschapsgebed over te vragen en zo kan de Gemeenschap haar rol van genezend milieu niet waarmaken.  We blijven dan inderdaad op afstand staan en af en toe zullen die ongenezen kwetsuren een muur opwerpen tussen mij en de gemeenschap of sommige personen van de gemeenschap.  Hoelang zo’n situatie kan duren hangt dan af van het geduld en het verwerkingsvermogen van de persoon in kwestie of de gemeenschap in kwestie.

De christelijke gemeenschap moet haar rol spelen als plaats van vergeving en genezing; maar ze kan dat maar als er ook beroep wordt gedaan op dat aspect.

* Als je in je hart regelmatig wrange gedachten of gevoelens hebt tegenover zussen en broers of tegenover bepaalde structuren in de Gemeenschap, moet u daar iets aan doen.  Groeien naar vergeving en naar verzoening.

* En hetzelfde wanneer je ervaart dat er echte onvrede is in je hart tegenover sommigen of tegenover de Gemeenschap, wanneer je niet begrijpt waarom je zo of zo gereageerd hebt op die woorden of dat gedrag, dan moet u daar iets aan doen.  Over je problemen praten en erover laten bidden.

Deze twee stappen of niet zetten zijn van invloed voor ons geluk binnen de Gemeenschap of voor de beslissing om onze relatie tot de Gemeenschap te beëindigen, met andere woorden voor de trouw aan ons engagement.

De Heer gebruikt de Gemeenschap voor zijn rijk, maar ook voor de menselijke en christelijke groei van de personen die er deel van uitmaken.  Blijven wij ons toeleggen op het persoonlijk gebed en het gemeenschapsleven; en laten we openstaan voor vergeving, verzoening en gebed voor innerlijke genezing.