GELOOF en LEVEN



 HOME

 INHOUD

A+M

Maria-Kefasgemeenschap

GENT, 15-08-1990

DOOPGENADE



Het doopsel.  Je zou het niet kunnen veronderstellen dat dat eenvoudige teken van wat water dat over het hoofd wordt uitgegoten en die paar woorden die dat gebaar vergezellen (“Ik doop u in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest”), dat dat gebaar en die ene zin zo’n diep gebeuren is, dat heel ons leven een andere zin geeft.  En toch is het zo.  Daar willen we het vandaag even over hebben.


Zussen en broers, wat brengt ons hier eigenlijk samen?  Wat heeft ons samengebracht in de Gemeenschap?  Wat houdt ons nog samen? Ons dat af en toe eens afvragen is van belang, omdat je dan ook een evaluatie kunt maken, je motivatie, je inzet, je bezieling herzien en op punt stellen.  Het is zelfs niet altijd zo belangrijk wat ons bezield heeft of wat ons bezielt, maar vooral wat ons zou moeten bezielen.  Onze verleden en actuele motieven kunnen dan wat uitgezuiverd en opgetild worden.


Welnu, wat ons samenbrengt in de Maria-Kefasgemeenschap is het verlangen naar een consequent en radicaal christelijk leven.  Maar ik weet dat dat te weinig gezegd is, omdat er nog niet direct spraak is o­ver Jezus Christus, de Zoon van God, onze Heer.  Christelijk ge­meen­­schaps­leven is maar zinvol als het zich bewust ordent rond Jezus.  Misschien zijn mijn eerste vragen dus heel slecht geformuleerd en in plaats van te vragen ‘Wat ons samenbrengt’, zou ik beter zeggen ‘Wie ons samenbrengt’.  Dat is Jezus.  Ook  vandaag brengt Hij in de kracht van de heilige Geest mensen samen, mensen die Hij ver­lost heeft, die gedoopt zijn in zijn Naam; mensen over wie zijn hei­lig Bloed heeft gestroomd en die zich noemen naar Hem.  Mensen die zijn nabijheid zoeken, die zich door Hem laten aanraken en zal­ven met de Heilige Geest opdat zij zoals Hij houden van de Vader en zijn priesterlijk, koninklijk en profetisch ambt zouden verder vervullen.  In de apostolische ex­hor­tatie over de christengelovige le­ken (Christifideles laici, eind 1988, nr 14), waarover pater Guido ons ooit is komen spreken, no­digt de paus de lekengelovigen met aandrang uit “de rijke en vrucht­bare leer van het concilie o­ver hun deelname aan het drie­vou­dig ambt van Christus te herlezen, te overwegen en zich met in­zicht en liefde eigen te maken”.


De priesterlijke roeping en zending

Aan het kruis heeft Jezus zich geofferd tot eer van de Vader en voor het heil van de mensen; wij gedenken en vieren  dit nog voortdurend in de heilige Eucharistie.  DOOR ONS DOOP­SEL zijn wij met Jezus en zijn offergave verenigd en offeren wij ook onszelf en al onze werkzaam­he­den.  Over de lekengelovigen zegt het concilie : “Al hun werken immers, hun gebeden en aposto­li­­sche ondernemingen, hun huwelijks- en gezinsleven, hun dagelijkse ar­beid, hun ontspanning naar geest en lichaam, als het maar in de hei­lige Geest geschiedt, zelfs de last van het leven, als zij het ge­duldig doorstaan, dat alles bloeit open tot geestelijke offers, wel­gevallig aan God door Jezus Christus” (vgl 1 Petr 2,5); het zijn offers die in de eucharistische viering, samen met de of­feran­de van het lichaam van de Heer, met vroomheid aan de Vader wor­den aangeboden.  Zo wijden ook de leken, als zij bij hun aan­bid­ding overal heilige levensdaden voegen, de wereld zelf aan God toe”.(nr 14)


Deelname aan het profetisch ambt van Christus

betekent Jezus navolgen in het teken dat zijn leven was en in de kracht van zijn woord.  Dit betekent voor ieder gelovige dat zij door hun doopsel bekwaam en verplicht zijn het evangelie in geloof te aanvaarden, het met woord en daad te verkondigen en zonder aarzelen het kwaad moedig aan te klagen.  Dit betekent dat in het leven van de christen, en door hem in zijn gezin en in de maatschappij, de nieuwheid en de kracht van het evangelie zou moeten uitstralen; hij moet iets van hoop kunnen brengen in de manier waarop mensen samenleven in deze wereld.


Deelname aan het koninklijk ambt van Christus

Omdat lekengelovigen toebehoren aan Christus, delen zij in zijn koninklijk ambt en worden zij geroepen tot dienst aan het Rijk van God en tot de verspreiding ervan in de geschiedenis.  Zo schrijft de paus in genoemde exhortatie (Christifideles laici, eind 1988). Jezus werd koning door God en de mensen te dienen.

Dit koninklijk ambt wordt beleefd

- door de geestelijke strijd voor de overwinning op het rijk van de zonde in zichzelf (vgl Rom 6,12)

- en ook door de gave van zichzelf om in liefde en gerechtigheid Jezus te dienen die aanwezig is in zijn broeders en zusters, vooral in de geringsten.

- Heel bijzonder zijn de lekengelovigen geroepen om aan de schepping haar oorspronkelijke waarde terug te geven.  Als zij, gesteund door de genade, de schepping richten op het echte welzijn van de mens, nemen zij deel aan de uitoefening van de macht, waarmee de verrezen Heer Jezus alles tot zich trekt en met Zichzelf onderwerpt aan de Vader, zodat God alles in alles zal zijn (vgl Jo 12,32; 1 Kor 15,28).


De deelname aan dit drievoudige ambt van Christus vindt zijn oorsprong in het sacrament van het doopsel, het vindt zijn ontplooiing in het vormsel, en zijn vervulling en dynamische steun in de Eucharistie.

En omdat deze deelname voortkomt uit de kerkelijke gemeenschap, moet zij IN de gemeenschap en VOOR de groei van de Jezusgemeenschap zelf beleefd en verwerkelijkt worden.


Ben Van Vossel