GELOOF en LEVEN



 HOME

 INHOUD


A+M

MARIA-KEFASGEMEENSCHAP

GEMEENSCHAPSDAG 23/01/94


***************************************

DE SACRAMENTEN

DE TUIN DER ZEVEN BRONNEN

***************************************



Kard. Danneels schreef met Kerstmis (1993) een mooi brochuurtje (van 70 bladzijden) over de sacramenten : "DE TUIN DER ZEVEN BRONNEN".  Het klinkt bijna als de titel van een sprookje uit het nabije Oosten.  Het gaat ech­ter niet over een sprookje; het gaat over een werkelijkheid.  Over symbool en werkelijkheid, die in het geval van de sacramenten wel langsheen het nabije Oosten tot ons gekomen zijn.


Ik ben blij eens iets over sacramenten te mogen zeggen.  We zitten daarbij zo volop in de geest van onze Gemeenschap, die vanaf haar ontstaan zich echt middenin de katholieke Kerk wou situeren.  We zagen die ver­bondenheid met de Kerk dan ook belichaamd in de naam "Kefas", als de stevige Rots waarop we mogen rusten in ons gelovig op weg gaan.


Met de sacramenten sta je ook middenin het christelijk geloof.  Want sacrament betekent op de eerste plaats "zichtbaar teken".  Onze Godsdienst draait rond "incarnatie", rond Menswording : God die is mens-geworden.  Het Woord is vlees geworden.  Ho Logos sarks égéneto.  Het Woord is vlees geworden.  Johannes, de theoloog van de incarnatie, die niet zal toegeven aan allerlei gnostische ketterijen die Jezus alleen een schijnlichaam  gunnen, drukt het heel sterk uit : "1 Het bestond vanaf het begin we hebben het gehoord en met eigen ogen gezien; we hebben het aanschouwd en onze handen hebben het aangeraakt daarover spreken wij, over het woord dat leven is. 2 Want het leven is verschenen; het eeuwige leven dat bij de Vader was, heeft zich aan ons geopenbaard, wij hebben het gezien, wij getuigen er van, wij maken het u bekend."  God is ons dus nabij gekomen in Jezus, zijn Zoon, mens geworden.


Maar God is ons ook nabij gebleven na Jezus' dood en verrijzenis.  De Kerk is Jezus blijven verkondigen, mens geworden, gekruisigd, verrezen.  Zij heeft zichtbare tekenen bewaard of in gebruik gebracht, waarin mensen de Heer konden ontmoeten.  Jezus, de Kerk, de sacramen­ten, het zijn zichtbare tekenen waarin God de mens ontmoet, en waarin de mens God ontmoet.


En dit dus op zichtbare, tastbare wijze.  Ik bedoel : het teken, het sacrament is zichtbaar, tast­baar.  Het water van de doop, de zalf van het vormsel, het wijdingssacrament, de ziekenzal­ving, brood en wijn bij de Eucharistie, elkaar de hand geven of elkaar de ring geven bij het huwelijk, de handoplegging bij het sacrament van de verzoening.  Bij die zichtbare tekenen horen ook verduidelijkende woorden; woord en teken, ze horen bij elkaar.


Er is een probleem bij de sacramenten : ze veranderen zo weinig.  Water blijft water, brood en wijn blijven brood en wijn...  En ook de woorden die erbij horen, de rituelen : het verandert zo weinig.  Dat is geen probleem voor die sacramenten, maar het is een probleem voor de mo­derne mens, die geen geduld meer heeft, die voor verandering is, die op alles vlug moegeke­ken is.  Déjà vu !  Dat heb ik al gezien.  Dat heb ik al gehoord.  Dat hebben we reeds gehad.  Maar wat bij een sacrament gebeurt en de woorden die daar gesproken worden zijn niet zo­maar voor verandering dienstbaar;  wat daar gebeurt en wat daar gezegd wordt is zo diep en weegt zo zwaar en werkt zo sterk door dat je daar niet zo eventjes aan kunt proeven en dan kunt zeggen : en nu de volgende, dit hebben we nu gehad.


Anderzijds bestaat een mens en een menselijke samenleving toch bij de gratie van de herha­ling.  Feesten.  Evenementen.  Om ergens veel mensen heen te krijgen duurt het soms lang vooraleer je een soort traditie kan opbouwen.  Je zou dus blij zijn als je een goed kader gevon­den had, waar veel mensen zich goed bij voelen.


Maar natuurlijk gaat dit niet helemaal op.  Je wilt je wel thuis voelen, maar toch ook met wat aanpassingen, wat aangepaste versiering, kleuren ...

Anderzijds, kom je weer niet met de soep op het einde van de maaltijd en begin je niet met de hoofdgerecht.  Een aperitief heeft ook zijn plaats...


Het is ook geforceerd van te zeggen dat in de Eucharistie nooit iets verandert.  De Woord­dienst heeft wel zijn vast stramien, maar de lezingen en gebeden en gezangen zijn wel aange­past aan elke viering. De kleuren verschillen volgens de tijd van het kerkelijk jaar.  Hopelijk heeft het kerkgebouw wat aangepaste versiering...


Maar er zijn ook vaste woorden, formules.  Dit is mijn Lichaam.  Dat verandert niet.  Ik doop u, in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest...  Zo'n woorden gaan eeuwen mee.


Mogelijk, maar zo'n woorden veranderen je toch niet ?  Fysisch misschien niet.  Emotioneel soms iets meer.  Maar het echte gebeuren, de echte werking speelt zich af op een dieper niveau van de mens.  De kardinaal noemt het "de diepte van ons hart : in onze geest, het puntje van de ziel, waar God ons raakt en wij Hem".  Maar zo iets kun je niet direct gaan controleren met een of ander instrument.


Een sacrament voert je ook binnen in de Kerk.  Een sacrament is immers niet enkel de afzon­derlijke mens en zijn Schepper.  Godsdienst is immers ook meer dan "ik en God".  God brengt mensen samen.  Dat is een van de diepe herontdekkingen van de ‘Vernieuwing in de Geest’.

Een andere misvatting is dat het volstaat goed te doen; je moet niet teveel tijd steken in het bidden, het is het handelen dat telt.  "L'Hérésie de l'action" noemde paus Pius XII dat; de kardinaal spreekt van werk-alcoholisme en doe-koorts.  

Achter die theorie steekt bovendien vaak de bekoring : "we zullen het zelf wel klaren"; God ha­len we er bij in noodgevallen.  Normaal verwacht men het echter niet van elders : zijn kracht, de vergeving, geestelijk voedsel, innerlijke genezing..


Sacramenten zijn eigenlijk maar dunne sluiers, waar we God rakelings nabij komen, sterker, wij ontmoeten Hem, lichamelijk.  Dat is het eigene aan de liefde, dat men elkaar heel dichtbij wil zijn, wil aanraken, wil horen, wil zien.  Veel dichter dan in de Schrift wilde God ons nabij ko­men.  Dit gebeurde in Jezus.  En na het heengaan van Jezus bracht de Geest mensen samen, omdat God aanwezig wilde blijven langsheen levende mensen, niet enkel langs de woorden uit het heilige Boek.  "Wie naar u luistert, luistert naar Mij" LK.10,16 .


Nu moeten we wel even opletten.  Als ik zeg : "En daarom ontsla ik u van uw zonden", heb ik dan uw zonden vergeven.  Uw zonden zijn vergeven, als u enigszins in de goede gesteltenis was, maar wie heeft uw zonden vergeven?  "Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld." MT.28,20  In de verkondiging en in de sacramenten blijft Jezus verder zijn Woord spreken en zijn daden stellen.  Christus is het die doopt, vormt, vergeeft en consacreert.  "Al wat in de mysteries van Christus' leven is gebeurd, is thans overgegaan in de sacramenten" zei paus Leo de Grote al in de 5de eeuw.


De nabijheid van de Heer is volkomen in het sacrament van de Eucharistie.  Daar is geen afstand meer tussen de Minnaar en de geliefde.

In de sacramenten komt Gods verlossende liefde ons nabij, wij worden gedrenkt in de stroom van Gods genade.  Christus is de bron, de Kerk is de bedding van de stroom en de sacramenten zijn de zeven armen waardoor Gods heil zich aan ons voltrekt.


Waarom zeven ?

Omdat dat zo gegroeid is in de Kerk.  Soms had Jezus die situaties waarin mensen heil nodig hadden uitdrukkelijk aangewezen.  Zo bv. de doop, de eucharistie, de biecht.  Voor andere sacramenten gebeurde dit niet zo nadrukkelijk.  Maar Gods Geest heeft de Kerk daarin bege­leid.


Onderscheid tussen de sacramenten ?

- Je kan spreken van "grotere" sacramenten : doop, vormsel en eucharistie; zij zijn het dragend fundament van het christelijk leven.

- sommige sacramenten liggen dicht bij elkaar : zoals doop en vormsel.  Biecht en ziekenzalving hebben bv. de zondevergeving gemeen.

- Je kan de sacramenten lineair rangschikken, bv. volgens de levensloop van de mens : dan komen doop, biecht, eucharistie, vormsel eerst; en het laatst de ziekenzalving met de stervens­kommunie of viaticum.

- je kan ze circulair rangschikken : dan staat de Eucharistie centraal, de andere sacramenten leiden er naartoe of vloeien er uit voort.  Enerzijds de doop, het vormsel en de biecht; ander­zijds de wijding, het huwelijk en de ziekenzalving.  Zo schilderde Van der Weyden het in zijn "triptiek der zeven sacramenten".

- Je kan de sacramenten ook groeperen volgens hun situatie in het kristelijk leven en in de Kerk.  Dan spreken we van :

1° Initiatiesacramenten of inwijdingssacramenten

2° Sacramenten van genezing : biecht en ziekenzalving

3° Sacramenten van dienst aan de gemeenschap : wijding en huwelijk

Deze laatste indeling heeft de kard. gevolgd in zijn boekje om de sacramenten achtereenvol­gens te bespreken.



DE INWIJDINGSSACRAMENTEN


Er zijn 3 inwijdingssacramenten (of initiatiesacramenten), waardoor we dan ook christen worden.  Het zijn als het ware de fundamenten, zowel voor mij als christen als voor de Kerk als groep : doop, vormsel en eucharistie.


HET DOOPSEL


Met het water van het doopsel zitten we in de aarde ingeplant.  Zowel in de diepmenselijke ervaring als uit de Bijbelse traditie ontmoeten we het water als vruchtbaarheid en leven, maar ook als dood en vernietiging.  Die betekenissen zitten als werkelijkheid ingeplant in het doopsel : de zonde wordt gedood, het brengt kinderen van God tot leven.

Gods Geest zweefde boven de wateren als om ze vruchtbaar te maken; Noach’s ark redt men­sen van het vernietigende water; zo zal Jezus' kruis ons redden.  Het water van de rode zee brengt dan weer dood over de vijand van Gods volk en het redt het volk van God.  Nog veel andere Bijbelse beelden kunnen dienen als voorafbeelding.

Bij de doop van Jezus in de Jordaan staan we niet meer voor een voorafbeelding, maar voor de werkelijkheid : het waterbad en de Geest : dit is mijn Zoon, de veelgeliefde.

Dat is het doopsel en aan Nicodemus zegt de Heer dat je moet wedergeboren worden uit water en de heilige Geest (Joh.3).  Het is Jezus zelf die zal dopen met vuur en heilige Geest.

In het water dat uit zijn geopende zijde vloeit, ziet de Kerk het teken van het doopsel.  Zijn dood en onze geboorte als kinderen van God, hangen te nauwste samen.

We zijn met Hem begraven en verrijzen ook met Hem (Rom 6) :

we worden zoals Jezus ook profeet : we mogen zijn woorden uitspreken

we worden priester : we brengen onszelf als een geestelijke gave aan de Vader, door in en met Jezus

we worden ook koning : we vormen de schepping om tot een heilige woning.

Op Jezus' woord is de Kerk uitgetrokken om de volkeren te onderwijzen en te dopen.

De Kerk, die ook moeder is, leent zelfs aan kleine kinderen haar geloof, het geloof van de ouders, om ze reeds vroeg in de handen van God te leggen.

Door het doopsel ontstaat het gezin van God.


Bij het doopsel en bij alle sacramenten zou iemand kunnen zeggen : is dit nu wel echt nodig?  Kan je niet zo, zonder het doopsel, in God geloven en tot de Kerk behoren?  Omdat we men­sen zijn heeft God, heeft Jezus ook zichtbare tekenen gewild, de Kerk, die door Jezus gewild is, heeft het zo verder ontwikkeld, het is niet zinvol dat iemand helemaal op z'n eentje een totaal andere praxis zou gaan invoeren.  Je stelt je dan buiten die zichtbare gemeenschap die Jezus heeft gewild.


Bij het doopsel gebeurt er ook iets in de persoon zelf.  De mysterieuze erfschuld van zonde en zondigheid wordt van ons weggenomen.  Maar wat er mee samenhing : de dood, de begeerlijk­heid blijven.  Toch worden we ondertussen een woning van de Drie-ene God die ons zijn leven meedeelt (de heiligmakende genade), zijn gedachten (het geloof), zijn plannen en zekerheid (de hoop), zijn vitaliteit en innerlijk leven (de liefde), de gedrevenheid om het goede te doen.  Ook de natuurlijke deugden worden aan gescherpt : aandacht voor mensen, zorg voor de kleinsten enz...  Het beste in ons wordt aangewakkerd.


HET VORMSEL


Het vormsel is het openbloeien van het doopsel, zoals Pinksteren het openbloeien van Pasen is.  De kardinaal gebruikt een mooi beeld dat dit verduidelijkt : wie gedoopt is, is als een zeiloot met alles er op en er aan :  romp, roer, mast en zeilen.  Maar hij blijft roerloos liggen aan de waterkant.  Eerst als de wind van de pinkstermorgen opsteekt, gaat alles werken.  De zeilen gaan bol staan en men kan nu varen en sturen.


Twee tekens dragen het vormsel : de geurige olie en de handoplegging.  De olie geeft soepel­heid en kracht.  In de handoplegging wordt de kracht en bescherming van God doorgegeven.  In het oude testament werden profeten, priesters en koningen gezalfd.  Dit gebeurde reeds in het doopsel; in het vormsel komt deze werkelijkheid verder doorgedreven over ons, over allen die bij Jezus aansluiten komt de heilige Geest : met soepelheid, volgzaamheid, vertroosting, innige liefde voor Gods verlangen.


In het Oosten worden doopsel en vormsel samen toegediend.  In het Westen werd het vormsel voorbehouden aan de bisschop en daarom werd het ook wat losgehaakt van het doopsel; het voordeel was dat men de kinderen dan een hele tijd kon catechese geven.


In het vormsel groeien we nog meer uit tot kinderen van de Vader.  De Christusgelijkenis neemt toe in ons; in vollere mate ontvangen we de vrucht van de heilige Geest : liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, vertrouwen, zachtmoedigheid en zelfbeheersing.

Als volwassen lid van de Kerk krijgen we ook de vrijmoedigheid om van Jezus te getuigen in woord en daad en ons nooit voor zijn kruis te schamen.


DE EUCHARISTIE


Zij is bron en hoogtepunt van alle sacramenten. Alles vloeit uit haar voort en voert naar haar te­rug.  Zij bevat immers de gekruisigde en de verrezen Christus onder ons.  Wij noemen de Eucharistie dan ook vaak : het heilig sacrament.  Het doet denken aan een offermaaltijd, God iets aanbieden, en ook aan een feestmaal.  In het voedsel zit menselijke arbeid en ook de zegen van God.  God iets aanbieden is maar echt als je ook jezelf aanbiedt.

Op het laatste avondmaal worden maaltijd en offer met elkaar verbonden : Dit is mijn lichaam, voor u gegeven.  Dit is mijn bloed, voor u en voor alle mensen vergoten tot vergeving van de zonden.

En Jezus zei ook nog : "Doe dit tot mijn gedachtenis".  Daarom zal de Kerk het brood blijven breken "totdat Hij wederkomt", vooral op de eerste dag van de week, de dag van Jezus verrij­zenis.

Wij gedenken dus Jezus.  Jezus sterft niet meer opnieuw.  Hij verrijst niet opnieuw.  Hij is de gekruisigde die leeft !  Zo is Hij aanwezig in het midden van gelovige mensen, in de eucharis­tieviering, in de persoon van de priester, maar nergens zo intens als in brood en wijn.

Daar is Jezus aanwezig niet bij manier van spreken, niet als symbool, zoals de priester wat Je­zus mag spelen in zijn witte kleed, ook niet alleen door zijn kracht of zo : Hij is daar zelf en helemaal !  We drukken dat uit in ons spreken met de Heer na de communie.  Maar zijn aan­wezigheid is intenser dan wanneer we tot Hem spreken in het gebed.  Hij is daar in levende lijve bij ons.

Wij worden één met Hem : "Wie mijn vlees eet en mijn Bloed drinkt, leeft in Mij en Ik in hem (Joh 6,56).

De communie vergeeft onze dagelijkse zonden : ze is hét vergevingsmiddel voor de fouten van elke dag.

De Eucharistie verenigt ons ook met de hele Christus, nl. met al onze broeders en zusters.  Het is van belang dat we ook dit aspect van de Eucharistie duidelijker zien en beleven.  "Lichaam van Christus" betekent ook : de Kerk.

De Eucharistie verwijst ook sterk vooruit naar het hemels gastmaal, waar we Hem zullen zien van aangezicht tot aangezicht.



DE SACRAMENTEN VAN GENEZING


HET SACRAMENT VAN DE BOETE EN DE VERZOENING


Vallen en opstaan hoort bij de mens.  We moeten dat vallen niet goedpraten, of doen alsof er geen kwaad zou bestaan.  Het probleem is dat het opstaan niet vanzelf gaat.  Er is immers iets gebeurd.

Ik heb God geraakt als ik anderen pijn deed of als ik niet beantwoordde aan Gods verlangen.

Hij zal me dus moeten vergeven en me innerlijk aanraken tot genezing van het kind van God in mij en mij nieuwe sterkte geven en grotere vrijheid tegenover de begeerlijkheid naar het kwaad.  Hij zal zijn leven in mij weer krachtig moeten maken.


Daartoe is Jezus gekomen.  Zijn naam betekent : God redt.  "Gij zult Hem de naam Jezus geven, want Hij is degene die zijn volk zal redden uit hun zondig leven" (Mt 1,21)

In Jezus' leven wordt dit duidelijk : er is vergeving voor alle zonden en die vergiffenis komt van God alleen.  Op het kruis is Jezus het Lam Gods dat de zonden van de wereld wegdraagt.  De macht om zonden te vergeven die Hijzelf toonde (bv. bij de genezing van de lamme) geeft Hij door aan de Kerk : Hij beloofde ze reeds aan Petrus en de 12 (Mt 16,19 en 18,18) en op Paas­avond zegt Hij : "Ontvang de heilige Geest.  Wier zonden gij zult vegeven die zijn ze vergeven" (Joh 20,22vv).


Het verhaal van de verloren zoon (Lk 15,11-32) toont hoe het kan.


Normaal zou een christen na zijn doop niet meer mogen zondigen.  Maar het gebeurt toch.  Jezus zelf deed ons al bidden : vergeef ons onze schulden..."

Ook is er nogal wat veranderd aan dit sacrament in de loop van de geschiedenis, maar er moet altijd zijn :

de innerlijke bekering van hart en het berouw,

het toewenden naar de Kerk en het belijden van de zonde; dit is het pijnlijke aspect (in vroeger tijden kwam er soms een zwaar boetewerk bij kijken); maar omdat ik door mijn zonde ook de gemeenschap raakte moet ze ook beleden worden, uitgesproken.

de absolutie

en de voldoening (penitentie) als aanvang van een nieuw leven.

Sommige sacramenten blijven onvruchtbaar als ik geen goede gesteltenis heb; dit sacrament bestaat zelf niet als die gesteltenis ontbreekt, nl. de zaken die we zo-even opsomden.


De Biecht verzoent mij met God en met de Kerk.  En doordat ik dit sacrament ontvang, wordt ook de Kerk innerlijk genezen en gesterkt.



DE ZIEKENZALVING


Een mens kent ook het lijden en tenslotte sterft hij.  Sommige mensen kunnen dit feit niet verwerken, anderen gaan erdoor leven voor het wezenlijke, voor wat blijft.

Het is wel normaal dat we vechten tegen ziekte en voortijdige dood.  De mens maakt geneesmiddelen, zalf en olie.  We willen op onze betere ogenblikken lijdende mensen ook nabij zijn, hen niet alleen laten.

In Jezus is God ons ook op dat vlak nabij gekomen.  We zien hem zieken en melaatsen aanraken met zijn handen, soms gebruikt Hij slijk, of vraagt dat de zieke zou gaan baden...  Maar bovenal vraagt Hij om geloof.

In he geval van de lamme geneest Hij zowel lichaam als het innerlijk.  Eigenlijk wil God de hele mens gezond maken.

Wij krijgen die  opdracht mee in de werken van barmhartigheid : "Ik was ziek en ge hebt Mij bezocht... Wat ge aan de geringsten van mijn broeders hebt gedaan, dat hebt ge aan Mij gedaan (Mt 25,36.40).


Zijn leerlingen mochten Jezus soms in die zending van heelmaking vergezellen : "Ze gingen op weg en riepen op tot bekering en ze dreven veel demonen uit, zalfden veel zieken met olie en genazen ze" (Mk 6,12-13).

Na zijn verrijzenis vernieuwt Hij die zending (Mk 16,18-20).


En er zijn tekenen dat het werkt.  Ook in de Kerk.  Sommigen hebben het charisma van genezing.  Er zijn gebedsverhoringen, waaraan we mogen meewerken als we in geloof en eenheid bidden voor mensen.-in-nood.

In de Kerk kan Jezus verder voor de zieke mens blijven zorgen : de pastorale zorg, het caritatief dienstwerk, het gebed en ook ... het ziekensacrament :

JAK.5,14-15 Is iemand onder u ziek? Laat hij de presbyters van de gemeente roepen; zij moeten een gebed over hem uitspreken en hem met olie zalven in de naam des Heren. 15 En het gelovige gebed zal de zieke redden en de Heer zal hem oprichten. En als hij zonden heeft begaan, zal het hem vergeven worden.

Als het enigzins kan geeft de Kerk ook de Eucharistie aan de zieke, het brood van eeuwig leven, dat ook lichamelijke effecten heeft als het met geloof en liefde wordt onthaald (1 Kor 11,30).


Wat de zieke in ieder geval ontvangt is "een bijzondere gave van de heilige Geest : een genade van bemoediging en vrede, van troost en moed om over de pijn en de moeilijkheden van het lijden ehen te komen."  De zieke wordt genezen in zijn ziel, vaak ook in zijn lichaam, als dit in Gods bedoelingen ligt op dat ogenblik.  Ook zijn zonden worden vergeven.

De ziekenzalving verenigt ook met de gekruisigde Heer : lijden is niet noodzakelijk straf voor de zonde maar deelname aan Christus' verlossingswerk.  Zo is het ook een echte genade voor de Kerk.

De ziekenzalving bereidt ook voor op de grote overtocht.

De ziekenzalving is voor ernstig zieke mensen.  Voor de stervenden is er de stervenscommunie of het viaticum, het voedsel voor onderweg : "Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag" (Joh 6,54).

De Eucharistie bevat immers ook Christus' Pasen, zijn doortocht doorheen de dood naar het Leven.


SACRAMENTEN VAN DIENST AAN DE GEMEENSCHAP


HET WIJDINGSSACRAMENT


Bij zowat alle volkeren bestaat zoiets als de priester, nl. om op speciale manier in te staan voor de relaties van de mensen met God : zij spreken wel eens namens God en vertegenwoordigen de andere mensen wel eens in gebed en bij het offer. Ze verschijnen dus wel eens als middelaars tussen God en de mens. Soms ontaardde dit in magie, waarbij men door allerlei rituelen de godheid meende te kunnen dwingen tot bepaalde tussenkomsten; een kwestie van geven en nemen.  Maar dat pakt niet bij God.  Ook bij het joodse volk krijgen de priesters wel eens de huid volgescholden door de profeten.


Tenslotte is er maar één priester die door zijn eigen bloed (Hebr. 9,12) het volk heeft geheiligd, eens en voorgoed (Hebr. 10,14).  Jezus is de enige Middelaar tussen God en de mensen.


Heel de Kerk deelt in dit priesterschap van Jezus : zij is een koninklijk geslacht van priesters voor zijn God en Vader (Apoc 1,6).  Dit is het doopselpriesterschap.

Er is ook het priesterschap dat voortvloeit uit het wijdingssacrament.  Dit is van een andere natuur : het vertegenwoordigt Christus, Hoofd van de Kerk die deze Kerk actief heiligt.  De priester staat echter niet in zijn eigen naam tussen God en de mens : Hij vertegenwoordigt de kerk enkel en alleen omdat Hij daar staat in Christus' naam.  "In zijn deelname aan het wijdingssacrament, wordt de diaken gewijd niet met het oog op het priesterschap, maar met het oog op de dienst"


HET HUWELIJK


Het huwelijk is zo oud als de mens.  Christus verhief het tot sacrament : een daad van heil naar de mens.  De menselijke liefde werd vergoddelijkt.

God heeft man en vrouw van in het begin aan elkaar gegeven.  Mar je merkt in de realiteit, zeker tegenwoordig, hoe hun samenzijn voortdurend wordt bedreigd door oneinigheid, overheersingszucht, ontrouw, afgunst en het kan gaan tot haat en breuk.

In het Oude testament verschijnt het huwelijk echter ook als een beeld van Gods relatie tot het Godsvolk, het verbond tussen God en Israël.

Paulus zegt het duidelijker en concreter : "Mannen, hebt uw vrouwen lief, zoals ook Christus de Kerk heeft liefgehad en zich voor haar heeft overgeleverd" (Ef 5,25).  Jezus stelde niet enkel het verbond tussen hen veilig : "Wat God heft verbonden, zal de mens niet scheiden" (Mt 19,6).  Hij geeft ook de kracht om dit te kunnen doen.  Dat is het heil waar het sacrament borg voor staat.

Het sacrament verheft dit menselijk verbond tot de hoogte van het goddelijk verbond tussen Christus en de Kerk.  De kardinaal eindigt met een citaat uit de universele catechismus : "Christus blijft bij hen.  Hij verleent hun de kracht om Hem te volgen en zijn kruis achter Hem aan te dragen, van weer op te staan al ze gevallen zijn, van elkaar wederzijds vergiffenis te schenken, om mekaars lasten te dragen, zich onder te schikken aan mekaar, mekaar lief te hebben met een liefde die bovennatuurlijk is, delicaat en vruchtbaar.  In de vreugde van hun liefde en hun familieleven, krijgen ze nu al een voorsmaak van de maaltijd bij de bruiloft van het Lam" (Universele Catechismus 1642).

Samenvatting : Ben Van Vossel CSsR