GELOOF en LEVEN



 HOME

 INHOUD


A+M

 Gemeenschap Maria-Kefas

GEMEENSCHAPSWEEKEND

BREMBERG 28/30 juni 1991


LEEG WORDEN VAN ONSZELF

OM VOL TE WORDEN VAN JEZUS


Ik las onlangs in een buitengewoon rijk boek "PELGRIM NAAR DE BRONNEN" een originele toepassing van de uitdrijving van de kooplui uit de tempel.  Meester Eckehart (°Geboren: ca. 1260) past dat toe op de "weg van de zuivering" die we allen moeten gaan, als we ook de weg van de vergeestelijking en de vereniging willen kennen.


Ik heb daarom als titel boven dit korte onderricht gezet : "om vol te worden van de Heer, moet ik leeg worden van mezelf"


Onze roeping binnen deze Gemeenschap is een roeping tot heiligheid, een roeping tot volmaaktheid zou men vroeger gezegd hebben.  Het betekent in ieder geval een radicale roeping, die een radicale bekering veronderstelt.  Als we deze roeping nog steeds maar zien als een lidmaatschap van een gebedsgroep of vrome vereniging, zal dit ons beletten om radicale stappen te zetten.  Nochtans is dit onmisbaar.


Eckehart neemt het gebeuren uit Mt 21,12


"Zo ging Jezus naar de tempel en joeg alle kopers en verkopers het tempelplein af.  Hij wierp de tafels van de geldwisselaars omver en sprak tot hen :'Er staat geschreven : Mijn huis zal een huis van gebed worden genoemd, maar gij maakt er een rovershol van.'"


Eckehart geeft hierbij geen exegetische uitleg; hij gebruikt dit evangeliewoord om de radicaliteit te te beschrijven van Gods aanspraak op het menselijk hart.  Een kleine bemerking hierbij : Het is voor ons altijd van groot belang om te beseffen dat die radicale aanspraak ook steeds ons geluk op het oog heeft.  Dat we door God belegerd en ingenomen worden is juist de vervulling van ons leven.  Je kan het vergelijken met iemand die zijn hart laat innemen door iemand die van hem houdt.  Die prijsgave, maakt ook zijn geluk uit.  In jezelf opgesloten blijven sluit je af van het openbloeien van datgene dat als een zaadje in jou is gelegd, je bekwaamheid namelijk tot de liefde.  Zo is het ook in je relatie tot God, maar dan in overtreffende trap.


Het wegjagen van de kopers en verkopers uit de tempel betekent volgens Eckehart dat Jezus de tempel leeg wilde hebben.  "Ik heb recht op deze tempel en wil daarin alleen zijn en heerschappij daarin uitoefenen". Die tempel waarin God met macht wenst te heersen volgens zijn wil, is de menselijke ziel, die Hij gelijk aan zichzelf heeft gevormd en geschapen, zoals Gods Woord zegt :"God sprak : 'Nu gaan we de mens maken als beeld van Ons, op Ons gelijkend'" (Gen. 1,26).  Dat heeft God dan ook gedaan; Hij heeft de menselijke ziel zo gelijkend gemaakt op zichzelf, dat niets in de hemel of de aarde zo op Hem gelijkt.  Daarom wil God deze tempel leeg hebben, schrijft Eckehart.


Dit lijkt ons wat te sterk gezegd.  Nochtans staat Eckehart met die uitspraak in de zuivere evangelische waarheid.


"'Geen knecht kan twee heren dienen, zegt Jezus,want Hij zal de een haten en de ander liefhebben, ofwel de een aanhangen en de ander verachten.  Gij kunt God niet dienen en de Mammon.'  De Farizeeën, belust op geld als zij waren, hoorden dit alles aan en lachten Hem uit.  Hij sprak tot hen : 'Bij de mensen doet gij uzelf als rechtvaardigen voor, maar God kent uw hart.  Waar de mensen naar opzien, is in Gods ogen een gruwel'" (Lk 16,13-15).

Je kan geen twee heren dienen.

Hetzelfde radicalisme komt naar voor in enige parabels van Jezus, waarin Hij wil zeggen dat je voor het koninkrijk van God, je kan ook zeggen dat je voor Jezus zelf, alles veil moet hebben.  


"Het rijk der hemelen gelijkt op een schat, verborgen in een akker.  Toen iemand hem vond, verborg hij hem weer, en in zijn blijdschap ging hij alles te gelde maken wat hij bezat en kocht die akker.

Ook gelijkt het Rijk der hemelen op een koopman, op zoek naar mooie parels.  Toen hij een parel van grote waarde had gevonden, ging hij alles verkopen wat hij bezat en kocht haar". (Mt 13,44-46)


Kijk, met deze woorden zouden we in de stilte kunnen gaan.  Ik wil echter enkele zaken nog vermelden uit die preek van Eckehart en enkele zaken die u kunnen helpen u onder dit woord te stellen, opdat het niet ledig terugkeert naar God.


Eckehart zegt bv. : (p232)"Ziet, al diegenen zijn kooplui, die zich hoeden voor grote zonden en graag goede mensen zouden zijn, en die God ter (p233) ere hun goede werken verrichten, zoals vasten, waken, bidden en dergelijke, allerhande goede werken, terwijl zij het slechts daarom doen dat God onze Heer hun iets daarvoor zou geven of dat God iets voor hen zou doen wat hun lief is : deze zijn allen kooplui, want zij willen het ene voor het andere geven en willen op deze manier een koop sluiten met onze Heer.  Bij zo'n handel zijn zij bedrogen.  Want alles wat zij hebben en alles wat zij kunnen verrichten, al gaven zij dit alles weg omwille van God en al sloofden zij zich helemaal uit voor God, dan ware daarom God nog niet schuldig hun iets te geven of te doen.  Want wat zij zijn, dat zijn zij door God en niet uit zichzelf.  Zij geven niet van het hunne, zij werken ook niet uit zichzelf, zoals Christus zelf zegt : "Zonder Mij kunt gij niets doen."  Dit zijn zeer dwaze lieden die zo handel willen drijven met onze Heer.  Daarom sloeg onze Heer hen uit de tempel en dreef hen uit".


"Licht en duisternis kunnen niet naast elkaar bestaan.  God zocht het zijne niet; in al zijn werken is Hij ledig en vrij en verricht ze uit echte liefde.  Evenzo doet de mens die met God verenigd is; deze staat ook ledig en vrij in al zijn werken en verricht ze alleen om God te eren en zoekt het zijne niet, en God bewerkt dit in hem."


"Ik zeg nog meer : zolang de mens in al zijn werken nog iets zoekt van al wat God kan of wil geen, is hij aan deze kooplui gelijk.  Gij zult helemaal niets begeren in ruil voor uw werken.  Wanneer ge zo werkt, dan zijn al uw werken geestelijk en goddelijk, en dan zijn alle kooplui helemaal uit de tempel verdreven, en is God daar alleen.  Ziet de mens die niet zichzelf maar God en Gods eer op het oog heeft, deze is waarlijk vrij en ledig van alle koopmanschap in al zijn werken en hij zoekt het zijne niet, evenals God ledig en vrij is in al zijn werken en het zijne niet zoekt."


"Ziet, toen was daar niemand meer dan Jezus alleen, en Hij begon in de tempel te spreken.  Ziet, dit moet gij weten voorwaar : wil iemand anders spreken in de tempel, d.i. in de ziel, dan Jezus alleen, dan zwijgt Jezus alsof Hij zich niet (p234) thuis voelt, en Hij is ook niet thuis in de ziel, daar zij vreemde gasten heeft met wie zij praat.  Wil echter Jezus spreken in de ziel, dan moet zij alleen zijn en moet zelf zwijgen indien zij Jezus wil horen spreken.  Nu dan, zo gaat Hij binnen en begint te spreken.  Wat spreekt Jezus   Hij spreekt dat wat Hij is.  Wat is Hij dan?  Hij is een Woord des vaders.  In ditzelfde Woord spreekt de Vader Zichzelf uit en de ganse goddelijke natuur en alles wat God is."

"Jezus openbaar zich ook met een onmetelijke zoetheid en rijkdom, uit de kracht van de heilige Geest opwellend en overvloeiend en binnenstromend met overvloedige, volle rijkdom en zoetheid in alle ontvankelijke harten...")


De kooplui buitensmijten.  Voor Eckehart betekent het vooral dat wij, in ruil voor ons christelijk leven, voor onze goede werken, onze inspanningen op de weg van de christelijke deugden, geen beloning van Godswege moeten verlangen.  Wij moeten gewoon voor Hem leven, omdat we van hem houden, omdat we weten dat Hij van ons houdt.


De tempel leegmaken, kan voor mij echter ook betekenen dat ik niet moet zitten rekenen en tellen : dit zal wel voldoende zijn als gebedstijd; met deze inzet, met deze materiële gave moet God het kunnen stellen.  Hoe bereken ik dat?  Vertrek ik dan vanuit het verlangen van God?  Ben ik bereid om een genomen beslissing soms te veranderen omdat de omstandigheden veranderden?  


Misschien was mijn gebedstijd tijdens het schooljaar wel voldoende, maar misschien kan tijdens de vakantie wel iets erbij komen...  Ik wil daarvoor luisteren naar Gods Geest.

Ik kan beslissen om geen groot kwaad te doen.  Maar ik steek veel tijd in televisiekijken; ik laat vaak droefheid toe in mijn leven; ik laat het vertrouwen op God vaak klein worden.  Ik sluit mijn hart voor veel mensen, zelfs voor verscheidene broers en zussen.  Ik ben een echte smulpaap; ik kan me echt volproppen tijdens een maaltijd, ook als mijn honger al lang over is, " het moet maar zo lekker niet zijn", is mijn verontschuldiging.

Ik span me niet in om echt te vergeven.  Ik blijf zomaar wat christen zijn, zoals ik het al zo lang ben, maar echt voluit varen vanuit de genade van de vernieuwing en vanuit mijn engagement in de Gemeenschap doe ik niet.


Zussen en broers, het gaat er niet om ons leven zo triestig mogelijk te maken.  Het gaat er niet om dat we niet meer mogen eten en drinken met smaak, dat we niet meer op vakantie mogen, dat we geen TV meer mogen kijken, niet meer gelukkig mogen zijn met vrienden in het weekend, of dat gehuwden niet meer gelukkig mogen zijn met elkaar.  Wel gaat het erover : is de Heer echt Heer van mijn leven?  Schik ik mij in alles naar zijn verlangen?  En het kan zijn dat ik toch ter plekke blijf trappelen, misschien al zoveel jaar, omdat ik wat te vlug ja heb geantwoord op die vragen, maar er te weinig de consequenties van onder ogen zie.  De tempel is niet leeg.  Dus is de Heer geen Heer in mijn leven.

Het kan zijn dat ik in mijn beslissingen veel te algemeen blijf, dat ik geen concrete toepassingen maak op alle facetten van mijn bestaan, zodat die keuze voor de Heer veel te abstract blijft.  Het wordt geen keuze van elk moment, en dus geen echte keuze.


Kies ik voor mezelf of kies ik voor de Heer.  Dat is de kapitale vraag, maar geen vraag op een of ander beslissend moment; het is de kapitale vraag op ieder ogenblik.  En het is de aaneenrijging van al die ogenblikken, die maken dat ik stilaan met heel mijn bestaan een keuze maak voor de Heer.  In dat vol-zijn van de Heer, zal uiteindelijk ook mijn vervulling liggen, omdat ik dan in de Heer opgenomen ben, of omdat ik vol zal zijn van Hem.


Ben Van Vossel 1991