GELOOF en LEVEN
GELOOF EN LEVEN
2017/18
WAT INSPIRATIE VOOR ZONDAGSPREKEN
Jezus’ woord verlicht de wereld, alleluia,
Jezus’ woord is bron van leven, alleluia.
Jezus’ woord is sterk en teder, alleluia,
Jezus’ woord wijst veil’ge wegen, alleluia.
U KUNT OOK SURFEN NAAR DE ZONDAGSPRESENTATIES
OVER DE EVANGELIES VAN DE ZONDAG.
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
CHRISTUS, KONING VAN HET HEELAL
Dan., 7, 13-
Het feest van Christus, Koning van het heelal, was vroeger een feestdag voor de christelijke jeugdbewegingen. Wij moeten ons vandaag afvragen wat dit feest voor ons ook vandaag kan betekenen. Het is in zekere zin een feest voor de toekomst, de dag waarop overduidelijk zal worden dat Jezus door de Vader is aangesteld als hoofd van heel de schepping. Zoals Paulus reeds aangaf toen hij een oud-
Het is wel goed dat we ons afvragen hoe het komt dat Jezus tot Heer van alles werd aangesteld. Paulus zegt gewoon: Hij heeft zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood aan een kruis.
Wanneer Jezus aan Pilatus zegt: Ja, Koning ben Ik, lijkt dat helemaal in tegenspraak met zijn situatie op dat ogenblik; Hij staat immers als gevangene en aangeklaagde voor de Romeinse gouverneur. Alles behalve in koningsuitrusting, tenzij misschien de mantel die Herodes Hem om de schouders had laten hangen om met zijn koningschap te spotten.
Ja, koning ben Ik. En dat is geen leugen, geen zelfoverschatting. Wij moeten de nieuwe waardenschaal van God leren begrijpen. Jezus is koning door zijn vernedering, Hij is koning door zich in dienst van God totaal dienstbaar te maken voor de verlossing van de mensheid.
Het is zo totaal anders dan ónze opvatting over het koning zijn. Een koning, in de vroegere betekenis was iemand die heerste, die verheven was boven de anderen. Jezus leert ons bij de voetwassing wat in Gods ogen een koning is: een dienaar van het geluk van het volk. “Als Ik, de Heer en Leraar, uw voeten heb gewassen, dan behoort ook gij elkaar de voeten te wassen. Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat gij zoudt doen zoals Ik u gedaan heb. (JOH.13,14-
Dit feest van Christus, de koning van het heelal, is voor ons ook een hernieuwde kans om ons helemaal in zijn dienst te stellen. Wij mogen Hem opnieuw uitnodigen om Heer te zijn van ons leven. Wij mogen opnieuw de beslissing nemen om volgens zijn woord te leven. Het is immers de weg naar het echte geluk, en daarvoor heeft Hij zijn leven gegeven: opdat wij het echte geluk zouden vinden. Op deze dag van Jezus’ koningschap willen wij opnieuw uitspreken: Heer, wees koning van mijn hart, van mijn verlangens en van mijn leven. Ik stel mij in uw dienst want Gij hebt voor mij en voor de mensheid Uzelf totaal gegeven. (Ben Van Vossel 2018)
Kijkend naar wat komt
Dan., 12, 1-
Heel wat mensen maken plannen voor de toekomst, de eigen toekomst, de toekomst van hun kinderen; jonge trouwers hebben vaak bouwplannen, sommigen mensen zien uit naar hun pensioen of hoe ze hun oude dag gaan vullen… En de meeste mensen vullen hun leven met al die gewone zaken waarmee een mens zijn leven zoal vult…
De lezingen van vandaag willen midden de drukte van het leven onze aandacht nog op iets anders richten. Het boek Daniël spreekt over een soort eindtijd waarin de overledenen zullen ontwaken en er een soort oordeel komt over het leven dat ze geleid hebben.
Het evangelie ligt in die lijn, al gaat het misschien ook over de onmiddellijke toekomst. Jezus gebruikt er een vergelijking voor: “Trekt uit de vergelijking met de vijgenboom deze les: Wanneer zijn twijgen al zacht worden en beginnen uit te botten, weet ge dat de zomer in aantocht is. Zo ook, wanneer gij al deze dingen ziet, weet dan dat het einde nabij is, ja voor de deur staat”.
Met die woorden wordt er een verband gelegd met het evangelie van de eerste zondag van de Advent waar het ook gaat over de eindtijd.
Het is de uitnodiging om als wakkere mensen te leven en de tekenen van de tijd te verstaan. Wij moeten ons als christenen inderdaad geregeld afvragen of datgene waarmee we ons leven vullen wel de moeite waard is, de moeite waard in de ogen van God. Dat betekent helemaal niet dat er geen plaats mag zijn voor ontspanning en verzet, dit maakt immers deel uit van het geluk waartoe wij als mens ook geschapen zijn. Je merkt trouwens aan Jezus’ optreden tegenover de zieken en noodlijdenden dat Hij echt ook het geluk van de mensen wil. Maar de lezingen van deze dag nodigen ons vooral uit om ons te bezinnen over de begrenzing van ons leven hier op aarde en onze blik te verruimen tot onze toekomst óver de dood heen. En van daaruit dan alles op zijn waarde te taxeren. Het is niet modern om zeggen, maar met Paulus moeten wij er toch aan denken dat we hier geen blijvende thuis hebben en dat ons vaderland in de hemel is. We zijn immers maar passanten hier. Dat moet er ons niet toe brengen om dan maar met volle teugen te genieten van het huidige leven, omdat het zo kort is. We moeten tijdens ons leven hier het toekomstige voorbereiden.
Wat kan dat betekenen? De eenvoudigste manier om daar gevolg aan te geven is ons geregeld af te vragen wat God op elk moment van ons verwacht. Nog eens: dat maakt ons leven niet triestig, dat maakt ons niet onvrij. Integendeel, het maakt dat we ons leven zo waardevol mogelijk gaan maken. Wanneer we diep in ons hart de keuze hebben gemaakt dat we God vertrouwen, dan willen we ook in het dagelijks leven, de keuzen die we op elk ogenblik maken, in overeenstemming brengen met wat God van ons verwacht. Pas dan nemen we ons leven echt ernstig omdat we ervan overtuigd zijn dat met God aan het stuur ons leven in de goede richting gaat.
Laten wij vandaag die keuze vernieuwen. (Ben Van Vossel 2018)
De gave van de arme weduwe
1 Kon., 17, 10-
Twee arme weduwen worden ons vandaag als voorbeeld gesteld. Als voorbeeld van echte godsdienstigheid. Vorige week kregen we nog van Jezus te horen wat echte godsdienstigheid eigenlijk is, het voornaamste gebod in de wet van Mozes: de liefde voor God en de liefde voor de medemens. En wat die 2 vrouwen, een uit het Oude en een uit het Nieuwe Testament ons leren, is: Je keuze voor God moet totaal zijn. Je moet niets achterhouden.
Dat klinkt ons zo radicaal in de oren dat het aanvaardbaar is. Dat komt waarschijnlijk omdat ons vertrouwen op God nog veel te klein is. Het evangelie in zijn totaliteit wil er ons van overtuigen dat ons echte geluk erin gelegen is van ons helemaal aan God toe te vertrouwen. Dan pas kunnen wij er zeker van zijn dat God ons leven openstelt op het echte geluk.
Maar meestal willen wij zelf bepalen hoe we zo snel mogelijk een zo groot mogelijk geluk bereiken. Jezus geeft daar het voorbeeld van de man die een groot succes had en de planning maakt om die rijkdom veilig te stellen. Maar dan krijgt hij te horen: Nog deze nacht komt men je leven van je opeisen, voor wie zijn al die rijkdommen dan?
Zelf staan we nu ook voor de keuze: gaan we God ons leven laten bepalen, of gaan wij zelf wel bepalen wat er belangrijk is in het leven en wat van weinig belang is? Jezus is daar radicaal in. Wie niet op de eerste plaats voor Mij kiest, zo zegt Hij, wie Mij niet zijn leven laat bepalen, die is Mij niet waardig.
Met andere woorden: we worden uitgenodigd om ons leven te bekijken vanuit Gods oogpunt, Hem laten bepalen wat belangrijk is en wat niet. Ons wantrouwen belet ons echte vaak om het zo te bezien. De reden daarvan is dat we te weinig vertrouwen hebben in God.
Die arme weduwen geven ons vandaag een voorbeeld van radicaal vertrouwen op God, een voorbeeld dat een uitdaging is om echt gelovig te worden.
Het voornaamste gebod
Deut., 6, 2-
Zulk een hogepriester hadden wij nodig / Joh., 14, 6 Ik ben de weg, de waarheid en het leven, zegt de Heer, Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij. Alleluia / Mc., 12, 23b-
Reeds de mensen van het Oude Verbond hadden begrepen dat je God niet kunt dienen als je geen rekening houdt met zijn verlangen, maar wanneer je je eigen verlangen en wat je zelf wil als je eerste doel ziet. Dat zou immers hetzelfde zijn als de zonde zoals ze in het scheppingsverhaal wordt beschreven: God niet vertrouwen als Hij de weg wijst naar het echte geluk en doen wat je zelfzucht je voorhoudt. In de eerste lezing wordt duidelijk gezegd dat God dienen gelijk staat met zijn wil te volgen; het resultaat van die invulling van je leven zal het echte geluk zijn. Gelovig zijn betekent kiezen voor God en zijn verlangen en dan vertrouwen op Gods zegen.
Voor ons als christenen is het net hetzelfde. Bovendien leren we uit de brief aan de Hebreeën dat Jezus voor ons ten beste spreekt als onze Hogepriester en middelaar, zelfs wanneer we soms onder de maat blijft.
Toch zegt ook Jezus dat het erop aankomt Gods verlangen te doen en Hij vermeldt duidelijk wat het inhoudt om Gods verlangen te doen. Zo krijgen we het dubbelgebod voorgeschoteld. Jezus citeert het uitgebreid uit het Oude Testament: “Het eerste is: Hoor, Israël ! De Heer onze God is de enige Heer. Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht. Het tweede is: Gij zult uw naaste beminnen als uzelf. Er is geen ander gebod voornamer dan die twee."
Hoor Israël. Luister. Dat betekent dat wij ons in een nederige houding stellen. Luisteren naar wat de Heer ons zegt. Dat zouden we in het leven van elke dag ook moeten beleven: luisteren naar Gods woord! Het niet altijd zelf voor het zeggen willen hebben, niet zelf bepalen welke richting we aan ons leven gaan geven, maar ons leven in overeenstemming brengen met wat God wil.
Het is echt geen kleinigheid als Jezus ons dan zegt: “Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht.”
Het betekent dat we midden een wereld die anders denkt, ook al heeft die wereld ook ons eigen hart al voor een deel ingepalmd, dat we midden die wereld ons laten leiden door ons geloof in God: met geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht. Nee, een kleinigheid is dit niet. Wij worden uitgenodigd om echt gelovig te worden en ons dus af te vragen of onze relatie tot God echt de bovenhand heeft in ons dagelijks leven. Waarschijnlijk zullen we ons geregeld moeten bekeren, als we weer onze eigen wil en goesting hebben gedaan of toch Gods verlangen hebben gedaan maar met frisse tegengoesting.
Er is trouwens nog een tweede deel aan wat Jezus zegt in het evangelie: ‘de naaste beminnen als zichzelf’. We moeten blij zijn met onszelf en zorg dragen voor ons leven en welzijn; maar ook van onze medemensen houden zoals van onszelf. Bidden voor onze dierbare overledenen behoort ook tot die liefde voor de naaste. Laten wij dit dubbelgebod van Godsliefde én naastenliefde met heel ons hart en met al onze krachten graag aanvaarden als een uitzonderlijk mooie en blijvende opdracht voor ons leven. (Ben Van Vossel 2018)
Leven met handicaps
Jer., 31, 7-
Blind zijn is een kwalijke handicap. Zelfs in de dorpsgemeenschappen van vroeger was het een weinig benijdenswaardige toestand. Hetzelfde voor doven en verlamde mensen. Wanneer je met zo’n handicaps zat of zit, had je vaak de indruk dat het leven zich wat naast jou verliep, je wist niet waarover men het had, of je kon maar traag reageren als er iets te doen was… De profeet Jeremia heeft het over de terugkeer van het uitverkoren volk naar hun thuisland en hij heeft wel oog voor wie er soms maar traag kon meetrekken: “Van het ende der aarde brengt ik hen terug, zegt de Heer, ook de blinden en lammen, de zwangere en barende vrouwen.” Niemand wordt vergeten…
Heel wat mensen voelen zich wel vergeten, achtergesteld, niet geteld… Als dat vaak gebeurt, kan je aan jezelf beginnen twijfelen. Je voelt je te min voor de mensen. Ze slaan geen acht op wat je doet. Ze merken niet dat je ook waardevol werk doet… Of je doet tenminste datgene waartoe je in staat stelt.
De zoon van Timeüs was zoo een mens, een blinde medemens. Die handicap woog zwaar op hem. Hij voelde zich ook aan de kant gezet. En dat blijkt ook wanneer Jezus daar voorbijkomt. Bartimeüs moet het van de mensen vernemen. Maar dan is hij niet meer te houden. Hij heeft over Jezus gehoord en luid roept hij; Jezus, zoon van David, ontferm U over mij. Als hij blijft roepen, zeggen de omstaanders dat hij zijn mond moet houden. Maar hij roept nog luider: Jezus, zoon van David, ontferm U over mij. De mensen vinden het echt vervelend. Maar Jezus zegt dat men hem bij zich moet brengen. “Wat wilt ge dat Ik voor u doe?" De blinde antwoordde Hem: “Rabboeni, maak dat ik zien kan!" En Jezus sprak tot hem: “Ga, uw geloof heeft u genezen."
In momenten van zware beproeving, of als we ons niet begrepen voelen, mogen wij weten dat we als mens toch de moeite waard zijn. Dat Jezus oor en oog heeft voor de blinde, mag voor ons een teken zijn dat God ook op lastige ogenblikken hart en aandacht heeft voor ons, voor Hem zijn wij altijd de moeite waard. Nooit vallen we buiten zijn aandacht en liefde.
Van die blinde mogen wij leren dat we niet moeten berusten in eventuele tegenslagen, ook niet als mensen hindernissen opwerken. Wij moeten zoeken naar uitwegen en in het diepst van ons hart mogen wij weten dat God achter ons staat. Wat wilt ge dat Ik voor u doe. Wij mogen het uitspreken.. Het verlangen van ons hart. “Maak dat ik zien kan.” De Heer toont ons uitwegen, toont ons mogelijkheden zelfs met onze handicaps en beperkingen. Het mag ons moed geven om te zien wat ons nog aan mogelijkheden geschonken is en ons niet blind te staren op wat ons niet gegeven is.
Heer, leer ons zien hoe Gij van ons houdt en ons vergezelt zelfs midden onze beperkingen en tekorten. En leer ons zien hoe Gij ons bevestigt en bemoedigt om op weg te gaan met die beperkingen en moedig en vertrouwvol de stappen te zetten waartoe Gij ons uitnodigt. (Ben Van Vossel 2018)
Gekomen om te dienen
Het zijn geen prettige lezingen in de liturgie vandaag. Het gaat over een rechtvaardige die door zijn lijden andere mensen in de ogen van God rechtvaardig maakt. Paulus schrijft dat Jezus ook op de proef werd gesteld. Maar door Hem krijgen wij van God barmhartigheid en genade en hulp op tijd. In het evangelie leert Jezus zijn vrienden dat zij er niet op uit moeten zijn om succes te hebben of zich belangrijker te achten dan anderen. En Hij zegt van zichzelf dat Hij niet gekomen is om gediend te worden maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor de velen.
Wij kunnen er niet omheen. Het lijden, het in dienst staan van anderen, het zich verantwoordelijk voelen voor anderen… het staat in de kern van het evangelie uitgeschreven met het voorbeeld van Jezus zelf.
Vraag is wat wij daar mee moeten aanvangen. Je gaat toch het lijden niet opzoeken, tegenslag tracht je toch zoveel mogelijk te vermijden? En wat het succes betreft, het is toch normaal dat je dat nastreeft, succes in je beroepsleven, succes in je persoonlijk en je gezinsleven.
Toch worden wij op deze dag uitgenodigd om naar Jezus op te kijken, te zien hoe Hij zijn leven heeft uitgebouwd, met welk doel, welke gezindheid. “Ik ben niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen,” zegt Hij van zichzelf. Wat moeten wij daarmee?
Misschien gaat het over de eenvoud die een christen zou moeten sieren, de eenvoud tegenover andere mensen, dat ze zich niet de mindere gaan voelen of dat ze moeten opkijken naar u. Maar het gaat in ieder geval ook hierover dat wij het goed van de ander op het oog moeten hebben. Dàt was in ieder geval de levensinzet van Jezus. Hij wou koste wat het wil de redding van de mensen. Daarvoor heeft Hij zijn leven ingezet, zijn leven geriskeerd. Ja, daarvoor heeft Hij zijn leven gegeven.
Het lijden moete wij niet zoeken, God heeft ons voor het geluk geschapen, ja, voor eeuwig geluk. Maar onze weg hier op aarde, en alle geluk en materieel welzijn moeten we toch als ondergeschikt beschouwen aan dat eeuwig geluk. De bekommernis om het welzijn van anderen moeten we ook als ónze zaak beschouwen, vooral het welzijn van de minstbedeelden. Ons leven krijgt zijn volle waarde als we in Jezus’ spoor het materieel en geestelijk geluk van anderen als een voorname taak zien. Op de eerste plaats de mensen die God aan ons heeft toevertrouwd in gezins-
“Ik ben niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen.” Laten we deze week opkijken naar Jezus en ons afvragen hoe we ons leven gaan afstemmen op zijn voorbeeld. (Ben Van Vossel 2018)
Het eeuwig leven verwerven
Wijsh., 7, 7-
In de eerste lezing, uit het boek Wijsheid, getuigt iemand dat hij vurig verlangde naar de geest van wijsheid, hij heeft er om gebeden en hij verkreeg haar dan ook. Wijsheid, inzicht. Ieder van ons zou dat wel willend hebben. Maar inzicht en wijsheid, sporen niet altijd met onze andere verlangens. Paulus zegt in de tweede lezing dat het Woord van God scherp is als een scalpel, het mes van een chirurg, “het ontleedt de bedoelingen en gedachten van de mens… Aan Hem hebben wij rekenschap af te leggen.”
In het evangelie treffen we zo iemand aan die vrij zelfbewust bij Jezus komt en vraagt wat hij moet doen om het eeuwig leven te verwerven. Als Jezus hem zegt dat Hij dan de geboden moet onderhouden die hem welbekend zijn. Fier en wellicht ook rechtzinnig antwoordt die persoon: “Dit alles heb ik onderhouden van mijn jeugd af.” Jezus is blij met zo iemand. Maar dan zegt Hij: “Eén ding ontbreekt u; ga verkopen wat ge bezit en geef het aan de armen, daarmee zult ge een schat bezitten in de hemel, en kom dan terug om Mij te volgen." Dit woord ontstelde hem en ontdaan ging hij heen, omdat hij vele goederen bezat.
Jezus vindt die persoon zo sympathiek dat Hij hem de beste weg wil tonen. Maar dat is teveel gevraagd. Wij kunnen ons afvragen: Vraagt Jezus daar niet teveel” Is het al niet genoeg dat we de geboden onderhouden? Moeten wij al onze eigendom verkopen en weggeven aan de armen en dan missionaris worden, hier of zelfs in de vreemde? Of, is dit evangelie enkel bedoeld voor een paar uitzonderingen, missionarissen, priesters, kloosterlingen?
Ik denk het niet. Maar hoe zouden we dat radicale woord van Jezus dan moeten verstaan. Wanneer we de geboden onderhouden, wat ontbreekt er ons dan nog? Jezus wil met dat radicale woord over het weggeven van ons bezit vermoedelijk dat we niet te vlug tevreden moeten zijn over onszelf en als gelovigen moeten doorgroeien tot het volgen van Jezus. Jezus volgen, daar komt het uiteindelijk op neer.
Eigenlijk moeten wij in alles wat we doen Jezus volgen. Beseffen dat we geroepen zijn om in zijn dienst te staan, om te leven zoals Hij, om bezield te zijn met zijn gezindheid. De gezindheid van Jezus, de bezieling van Jezus was niet louter de wil van God te doen, maar het te doen met hart en ziel, met liefde en toewijding. Misschien ligt daar wel de sleutel om dit radicale woord van Jezus te verstaan. Leven als vrije mensen, niet gehecht aan aards bezit en aanzien, maar de ogen gericht op de Heer.
Dan kunnen wij al wat wij doen bezielen door de liefde. Misschien mogen we dan denken aan het woord van Paulus waar hij heeft over de liefde. Hij schrijft: “Al deel ik heel mijn bezit uit, al geef ik mijn lichaam prijs aan de vuurdood: als ik de liefde niet heb, baat het mij niets.” (1KOR.13,3) Radicaler dan heel ons bezit uitdelen is: de liefde waarmee we ons leven en onze omgang met mensen bezielen. Liefde waarvan God het geheim heeft, liefde die van God komt. Liefde waarmee Jezus ons ten einde toe heeft liefgehad. Hem volgen door ons leven te laten bezielen door zijn liefde. (Ben Van Vossel 2018)
Wie niet tegen ons is, is voor ons
Num., 11, 25-
Er is een grote mate van vergelijking mogelijk tussen de eerste lezing en het evangelie. In het boek Numeri ergeren zich eraan dat twee mannen die in het kamp gebleven waren, toch ook een deel van de geest die Mozes bezielde hadden gekregen. Maar Mozes die echt ruimdenkend was zegt daarop: “Ik zou willen dat heel het volk de gave van profetie hed en dat de Heer zijn geest op hen legde.” In het evangelie krijgen we een bijna identieke situatie. De apostel Johannes zegt aan Jezus: “Meester, we hebben iemand die ons niet volgt in uw naam duivels zien uitdrijven, en we hebben getracht het hem te beletten omdat hij geen volgeling van ons was." Johannes denkt dat hij daar goed aan gedaan heeft, maar Jezus zegt: “Belet het hem niet, want iemand die een wonder doet in mijn Naam zal niet zo vlug ongunstig over Mij spreken. Wie niet tegen ons is, is voor ons.”
Wat zou God ons met die woorden willen bijbrengen? Ik zou het willen samenvatten met de woorden: “Als het goede maar geschiedt.” Het komt er niet op aan of ik of een ander iets goeds verricht. “Als het goede maar geschiedt.” Het komt er niet op aan of wij dit of dat op onze hoed kunnen steken. Het komt er op aan dat we leren zien dat Gods Geest niet enkel in ons leven, niet enkel in de Kerk werkzaam is, maar over de hele wereld, in allerlei soorten mensen en groepen. Het goede leren zien in de ander. En het bevestigen.
We kunnen beginnen met dat in praktijk te brengen in onze eigen beperkte kring, in ons huisgezin. Het goede leren zien in de ander… en er blij om zijn. Het te bevestigen. In ieder geval ook naar kinderen, het goede in hen bevestigen en hen bemoedigen. Het is immers niet goed wanneer we alleen maar het verkeerde zien, of ons ongenoegen laten blijken. Mensen groeien wanneer wij hen bevestigen. Dat betekent niet dat ouders niet mogen optreden als hun kind iets verkeerds doet, maar dat soort optreden mag niet de overhand hebben over de bevestiging.
Ook in ruimere kring, in mensen die we ontmoeten mogen wij vooral letten op wat ze goed doen. Zelfs bij mensen die niet van onze politieke overtuiging zijn bijvoorbeeld. In de tijd voorafgaand aan de verkiezingen pakken de partijen soms meer uit met de zwakheid van hun tegenstanders dan met hun eigen sterkte. In het leven moet het zo niet zijn. Wij worden door Mozes en door Jezus opgeroepen om Gods werk in anderen te zien én het te bevestigen, Gods Geest werkt over heel de aarde, het Rijk Gods is ruimer dan de kerkgemeenschap, die natuurlijk wel het voorbeeld zou moeten geven van geraakt te zijn door de Geest en de gezindheid van Jezus. Laten wij in deze pre-
Dienaar van allen
Wijsh., 2, 12. 17-
Zelfs als we regelmatig naar de zondagseucharistieviering komen, blijft de kerk ons uitnodigen tot verdieping, tot verdere groei in evangelische gezindheid. Niet om ons met enkele waarheden rond de oren te slaan of ons te wijzen op zaken die we niet goed doen. Het woord van God wil ons echter steeds verder leiden op de weg naar een zinvol leven naar het voorbeeld van Christus. Onze weg met Christus blijft ons altijd uitdagen om meer en meer op Hem te gelijken. Wij moeten die uitdaging tot ons laten komen en zien waar we inderdaad te lauwe christenen zijn en waar we in het concrete leven wat meer op weg moeten gaan, op de weg die Jezus ons toonde; gehoor geven aan de leiding van de heilige Geest die ons leidt met zachte uitnodigingen in ons hart.
Vandaag spreekt Gods Woord ons over wat Gods gezanten kan overkomen, over wat Jezus is overkomen: hoe Hij verworpen wordt door de leiders van het volk, hoe Hij gedood zal worden, maar ook dat Hij zal verrijzen.
Je zou denken, dat zijn toch duidelijke woorden. Maar ook hier merk je dat de gelovigen, in dit geval zijn leerlingen, niet echt luisteren, die woorden niet echt tot in hun hart laten komen. Want wat blijkt? Jezus spreekt over zijn lijden en dood. En zij zijn onderweg aan het twisten wie van hen wel de voornaamste is, degene die niet kan gemist worden. Kleine kinderen. Maar het is zo menselijk.
In ieder geval laat Jezus het er niet bij: “Als iemand de eerste wil zijn, zal hij de laatste van allen moeten wezen en de dienaar van allen." In feite wijst Jezus op zijn eigen voorbeeld, zijn eigen leven: Hij heeft zich tot de dienaar van allen gemaakt, Hij heeft zich gehoorzaam gemaakt tot de dood, tot de dood aan het kruis. Daarom heeft God Hem verheerlijkt en boven allen gesteld.
Maar blijkbaar dringt dat op dat ogenblik nog niet door tot het begrip van de leerlingen. Daarom neemt Hij dan maar een kind als voorbeeld: Hij nam een kind en zette het in hun midden; Hij omarmde het en sprak tot hen: “Wie een kind als dit opneemt in mijn Naam neemt Mij op; en wie Mij opneemt neemt niet Mij op, maar Hem die Mij gezonden heeft.” Niet de hoogmoedige, niet de sterke, de invloedrijkste, de rijkste en meest succesrijke wordt tot voorbeeld gesteld, maar zomaar een kind. In de eenvoud van een kind ontmoet je Jezus, de gezondene van de Vader, en wie Hem ontmoet, ontmoet de Vader.
Laten we het Woord en het voorbeeld van Jezus ons inspireren en sterken om in alle eenvoud anderen te dienen, anderen gelukkig te maken; om dankbare mensen te zijn en niet te wanhopen wanneer lijden of tegenslagen ons deel worden. Blijven opzien naar Jezus en zijn Naam aanroepen opdat zijn gezindheid en zijn kracht ook ons overeind zou houden en hoopvol. Niet zij die groot gaan op eigen kracht, maar God heeft het laatste woord. (Ben Van Vossel 2018)
Wie zegt gij dat Ik ben?
Jes., 50, 5-
In het evangelie klinkt de stem van Jezus scherp naar ons gericht: Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben? Het is een vraag om wat ongemakkelijk bij te worden. Het volstaat immers niet om te antwoorden met een catechismusantwoord. Het is een vraag tot ieder van ons persoonlijk. Want er zijn een hele hoop andere vragen die in die ene vraag steken. Zo bv. de vraag: Welke rol speel Ik in uw leven? Wat is de concrete plaats die gij Mij toekent in uw leven? Is uw leven in overeenstemming met uw naam van christen?
Je er zijn verschillende antwoorden mogelijk op de vraag van Jezus. Maar ze zouden toch moeten neerkomen op het erkennen dat Jezus door God is gezonden om ons en de hele wereld te redden, de weg te wijzen naar de Vader; dat steekt in het antwoord van Petrus: Gij zijt de Christus, de Messias. Hij die ons komt ophelpen, de herder die ons naar het heil zal leiden.
Dat antwoord van Petrus houdt echter een risico in. Welke Messias heeft hij op het oog? Zeker niet de Messias die Jezus op het oog heeft. Jezus maakt het hem en de andere leerlingen nogal direct en heel klaar duidelijk. Hij zal een lijdende Messias zijn, een Messias die verworpen zal worden, een Messias zoals de Profeet Jesaja had voorspeld in de eerste lezing. Als Petrus dan meent dat Jezus niet moet lijden en niet moet verworpen worden, dan wordt Hij onmiddellijk door Jezus terecht gewezen, want Hij wil dat Jezus zich braaf zou invoegen in wat de algemene opvatting was over de Messias, nl. iemand die alles overwint, die succes heeft op alle gebied en door iedereen erkend wordt.
Wie zegt Gij dat Ik ben? vraagt Jezus. Aanvaard ge Mij als uw Heer en Leidsman, op dagen dat het u goed gaat, op dagen waarop alles u zwaar valt, op dagen van succes en op dagen van tegenslag? Mag ik meepraten in uw leven en kom je ook af en toe met Mij spreken? Wandel je met Mij door het leven? Mag ik bij u zijn in uw persoonlijk leven, in uw beroepsleven en uw gezinsleven?
In Jezus’ lijden voelen we heel sterk zijn liefde voor ons tot het uiterste. Koste wat het wil om ons op de weg van het heil te zetten. Het moet ons tot dankbaarheid stemmen en tegelijk moeten wij weten dat ook ons leven niet mislukt is wanneer niet alles harmonieus en rustig verloopt, wanneer ziekte en gesukkel ook ons deel wordt. Wij mogen dan opkijken naar die Messias die ons is voorgegaan en dit ons ook in de diepste donkerte ons nabij blijft.
Hij is de enige hoop van ons leven. Hij die zonde en dood heeft overwonnen en ons roept tot een leven van hoop.(Ben Van Vossel 2018)
Jes., 35, 4-
In het evangelie van vandaag zien we hoe Jezus een doofstomme geneest; In eerste lezing voorspelde de profeet Jesaja dat God een redder zal zijn voor blinden, lammen doofstommen… In Jezus werd die profetie vervuld. Maar, is Jezus vandaag nog redder? Of is God vandaag alleen maar een verre God die het leed van mensen allemaal niet erg kan schelen? We moeten er wel aan denken dat een mens meer is dan zijn kwalen, meer dan zijn tekorten, meer dan zijn zonden! Met vertrouwen mogen wij met onze kleinheid, onze tekorten en kwalen bij God komen, Jezus naam aanroepen… En we zullen mogen ervaren dat God nog altijd een nabije God is, die vertroost, bemoedigt en die ook geneest en het lijden lenigt. Waarom trekken zoveel mensen nog altijd naar Lourdes of Medjugorje of naar Oostakker? Zij worden niet allemaal genezen, maar allen mogen zij ondervinden dat God hen nabij is, dat ze er niet alleen voor staan.
Er is echter nog iets anders. En dat wordt ons door Jakobus aangereikt in de tweede lezing. Het gaat dan over ons, namelijk dat God onze handen wil gebruiken om mensen te doen ervaren dat ze er niet alleen voor staan. Dat ons geloof zich moet uiten in daden en vooral in ons respect en onze aandacht voor zwakken en armen. God wil hen nabij zijn, doorheen onze nabijheid. Je merkt het opnieuw. Eucharistie vieren en luisteren naar Gods woord is niet vrijblijvend. Het is een nuchtere oproep om te doen zoals Jezus gedaan heeft en Hem na te volgen. Jezus wil mensen vandaag redden doorheen onze hulp, onze aandacht, onze daadwerkelijke steun… En dat betekent dat we in het leven van alledag ons moeten afvragen hoe Jezus doorheen ons mensen kan redden en nabijheid bieden. Het is een inspirerende gedachte voor artsen, verpleegkundigen en allen die zich inzetten voor zieken of in palliatieve afdelingen, allen die met oprechte aandacht zieken bezoeken. Jezus gebruikt ons om helpend, bemoedigend, troostend en reddend mensen nabij te zijn. Laten we bij de communie Jezus vragen dat we ons meer bewust mogen worden hoe we op elk ogenblik door Hem gezonden worden om zoals Hij en met Hem licht te brengen in het leven van mensen. Ook zo wordt ook de profetie van Jesaja bewaarheid Spreek tot allen die de moed verloren hebben: “Vat moed en vreest niet: Uw God komt om u te redden (Ben Van Vossel 2018)
Gods woord in praktijk brengen
Deut., 4, 1-
Het woord van God, wil ons niet veroordelen, maar het wil ons bemoedigen en helpen op de weg naar het heil. Laat dat het besluit zijn bij de lezingen van vandaag. We worden vandaag uitgenodigd tot ‘LUISTEREN’, luisteren naar de Heer, en doen wat Hij van ons verlangt. Wat Hij verlangt is dat wij het geluk, het echte heil zouden zoeken én nastreven in het concrete leven van elke dag. De voorschriften aan het Volk van God begonnen met dat ene woord: LUISTER. In elk van de lezingen op deze dag staat het luisteren naar Gods woord en het doen van zijn verlangen op de voorgrond. Zelfs de tussenzang, na de eerst lezing stelt de vraag: Heer, wie mag te gast zijn in uw tent, in uw woning? Daarop luidt het antwoord: Wie rechtvaardig is en eerbaar leeft. Ook in de brief van Jacobus klinkt duidelijk dat het belangrijk is Gods woord te horen en tot ons hart te laten doordringen, maar vooral om het dan ook in praktijk te brengen: “Weest uitvoerders van het woord en niet alleen toehoorders; dan zoudt gij uzelf bedriegen... Zuivere en onbevlekte vroomheid in de ogen van onze God en Vader is dit: wezen en weduwen opzoeken in hun nood en zichzelf vrijwaren voor de besmetting van de wereld.” Kortom, Gods woord in praktijk brengen! Jezus, in het evangelie wil ons geweten nog iets meer verfijnen. We moeten ervoor opletten dat we Gods woord, datgene wat Hij van ons verlangt, niet laten afbreken of vervormen door al te menselijke bedenksels en tradities. Dit vraagt inderdaad om een verfijnd geweten, waarbij wij onszelf in vraag durven stellen, waarbij we onderscheid maken tussen wat al te menselijk is en wat het echte verlangen is van God. Dit is niet altijd de gemakkelijkste weg. We gaan inderdaad moeten onderscheiden waar we in feite ons egoïsme volgen, of onze oren laten hangen naar wat de wereld als de juiste weg aanwijst en anderzijds dat wat God echt verlangt. Dat is geen uitnodiging om een houding die tegen de menselijkheid ingaat, het is juist de weg kiezen die het meest de menselijkheid dient. Jezus doorprikt het al te menselijke, omdat het de mens niet echt bevordert. Hij nodigt ons uit tot echte godsdienstigheid en tot het bekijken van onze diepste bedoelingen en tot het bekijken van de algemeen aanvaarde wetten en voorschriften, en ons af te vragen of dat in waarheid de weg is die God aanwijst om de mens, vooral de mens in nood te helpen want in de mensen in nood komt God ons het meest nabij. Ooit zal Jezus zeggen: Wat gij aan de geringste van mijn broeders hebt gedaan, dat hebt ge aan Mij gedaan. Dat is geen lege theorie, het is in het concrete leven bedacht zijn op het involgen van Gods verlangen. Het is iets heel anders dan onszelf wijsmaken dat we God dienen, dat we zijn verlangen doen, alleen maar omdat we onszelf vergelijken met mensen die zwaar ingaan tegen wat we als maatschappij voor goed houden. God richt ons tot het geweten van ieder van ons, en dan kunnen we ons niet verschuilen achter wat mooie principes. Luisteren naar Gods woord betekent op de eerste plaats dat we echt beslissen om zijn verlangen te doen, en dan ons afvragen of we met ons denken en ons concrete doen ook echt in de lijn liggen van het verlangen van God. Weest uitvoerders van het woord en niet alleen toehoorders
Tot wie zouden wij gaan?
Joz., 24, 1-
In het gewone leven staan mensen soms voor grote beslissingen. Dat is zo voor een koppel dat verkering heeft en gaat beslissen om te huwen of te gaan samenwonen, mensen staan soms voor de beslissing: blijven we hier wonen of gaan we naar een serviceflat, een appartement of een assistentiewoning? Er zijn van die beslissingen die toch wel een grote invloed hebben op ons leven.
In de lezingen van vandaag gaat het ook over grote beslissingen. Zowel voor de Joodse stammen die in Sichem bijeen waren als voor de leerlingen van Jezus. Het Joodse volk wordt door Jozua, hun aanvoerder na Mozes voor de keuze gesteld om ofwel afgodendienaars te worden, ofwel de ene God te dienen. “Jullie maken nu maar de keuze; Ik en mijn familie, zo zegt Jozua, wij dienen de ene God.”
In het evangelie krijgt Jezus te maken met een grote groep die zich niet meer kan vinden in zijn woorden over de Eucharistie. En veel van zijn leerlingen verlaten Hem. Maar Jezus komt niet terug op zijn woorden. Hij vraagt aan de twaalf: “Wilt ook gij soms weggaan?" Simon Petrus antwoordde Hem: “Heer, naar wie zouden wij gaan? Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven en wij geloven en weten dat Gij de Heilige Gods zijt."
Misschien worden wij ook geplaatst voor zulke belangrijke beslissingen in verband met ons geloof: blijf ik verder geloven, of wil ik als atheïst door het leven gaan? Blijf ik verder in de christelijke kerkgemeenschap of laat ik de godsdienstpraktijk achter? Misschien hebben wij al zulke beslissingen genomen die een grote impact hadden voor ons leven.
Maar meestal liggen onze beslissingen eerder op concrete stappen in ons leven van elke dag. Bijvoorbeeld: Krijgt God van mij het halfuur van de zondagseucharistie en sluit ik Hem voor de rest buiten mijn leven, daar zal ik dan zelf mijn plan we trekken. Spreek ik met God ook al eens gedurende de dag over mijn leven, mijn werk, mijn relaties, mijn gezin, mijn vragen, mijn zorgen en vreugden, kortom, betrek ik Hem bij mijn leven? Of blijft Hij voor mij die verre God die zich ook van mij weinig of niets aantrekt. Ons geloof zegt ons in ieder geval dat God wel degelijk geïnteresseerd is in ons leven, dat wij Hem ter harte gaan, zoals een toegewijde moeder en vader. Dat is tenminste wat Jezus ons leert. Ook hier kunnen wij de keuze maken: houden wij God wat op afstand, of mag Hij zijn woordje meespreken in ons leven? Geloven wij Jezus woord of hebben wij ons eigen gedacht over wie of wat God is?
Laten wij vandaag maar opnieuw de keuze maken om God te betrekken bij ons dagelijks leven, een God die op ons wacht, een God die ons vergeeft, een God die ons zozeer heeft liefgehad dat Hij ons zijn Zoon zond, een God die ons zijn Geest schenkt om ons te leiden door het leven.
Zoals de mensen rond Jozua kunnen wij zeggen: “Wij denken er niet aan de Heer te verlaten en andere goden te vereren.” Of zoals Petrus aan Jezus zei: “Heer, naar wie zouden wij gaan? Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven en wij geloven en weten dat Gij de Heilige Gods zijt." (Ben Van Vossel 2018)
De tafel van Jezus
// De Wijsheid heeft haar tafel gedekt met brood en wijn / Ps. 34 (33), 2-
Voor een klein kind zijn vader en moeder levensnoodzakelijk, broodnodig. Voor de mens is Jezus broodnodig, onmisbaar, omdat Hij de mensheid heeft verlost en bevrijd heeft van wat haar gesloten hield voor de zegen van God. De steen die de mensheid afsloot van Gods liefde, heeft Jezus weggetild door zijn totale gegevenheid aan de Vader. Daarom is Hij broodnodig voor de mensheid, onmisbaar. Daarom ook werd er vorige zondagen gesproken over Jezus als het Brood dat leven geeft, het voedsel dat door de Vader gegeven wordt. Hijzelf is dat grote geschenk van de Vader. Als men Jezus erkent en aanvaardt als gezonden door de Vader en redder van de wereld, dan heeft men de bron van het leven in zich. Daarom werden wij allen uitgenodigd om dankbaar ons geloof in Jezus, als verlosser van de wereld, te vernieuwen en Hem de voornaamste plaats te geven in ons leven.
Vandaag gaan het evangelie volgens Johannes nog een stap verder. Er wordt ons nog een ander geloofsmysterie onthuld. Vanuit de noodzaak om Hem te aanvaarden als Redder van de wereld, ontsluiert Jezus nu een ander geheim, Hij zegt: “"Want mijn vlees is echt voedsel en mijn bloed echte drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt blijft in Mij en Ik in hem.”
Johannes heeft in zijn evangelie niet het instellingsverhaal van de Eucharistie, maar hier spreekt Hij niet enkel over de noodzaak om Jezus te erkennen en te aanvaarden als de Gezondene van de Vader; hier spreekt hij over het mysterie van Jezus aanwezigheid in de heilige Eucharistie.
Het is een mysterie waarmee de Joodse mensen die Hem aanhoorden het moeilijk hadden. Ook voor ons blijft het een mysterie waarvoor we ons in geloof moeten buigen. Wellicht daarom plaatste de kerk, vlak voor het evangelie, dat gebed van Jezus: “Geprezen zijt Gij, Vader van hemel en aarde, omdat Gij de geheimen van het koninkrijk aan kinderen geopenbaard hebt.” Wij buigen ons voor dat sacrament van de heilige Eucharistie dat wij in geloof en grote dankbaarheid mogen ontvangen. Zozeer heeft God ons liefgehad dat Hij zijn enige Zoon heeft gegeven. Zozeer heeft Jezus ons liefgehad dat Hij bij ons wil zijn in dit heilig sacrament. Laten wij in nederig geloof maar ook met grote vurigheid deelnemen aan dit heilig gastmaal dat Hij voor ons heeft aangericht; wij vieren dat Hij zich totaal voor ons heeft gegeven opdat het nieuwe leven nu reeds in ons mag zijn zodat wij op Hem gaan gelijken door onze liefde voor God, onze liefde voor onze medemensen. (Ben Van Vossel 2018)
Mijn vlees ten bate van het leven der wereld
1 Kon. 19, 4-
Zonder voedsel blijft een mens niet in leven. Zonder voedsel kan een mens ook niet lange tijd voldoen aan zijn verplichtingen, aan de taak die men te doen heeft. Voedsel is levensnoodzakelijk. De profeet Elia mocht het ondervinden. Helemaal ontmoedigd en depressief heeft hij de kracht niet meer om zijn taak naar behoren te vervullen. God zal hem voorzien van voedsel voor zijn lichaam, en bovendien van een vernieuwde ontmoeting met Hem, zodat Hij ook innerlijk gesterkt wordt om verder zijn opdracht aan te kunnen, met nieuwe bezieling.
Hoe staat het met ons? Ik denk niet dat velen van ons zo slap op hun benen staan door gebrek aan voedsel dat ze tot niets in staat zijn. Echte honger is in onze steken een zeldzame zaak; misschien hebben de ouderen onder ons het nog meegemaakt onder de oorlog. In onze streken komt het eerder voor dat men teveel eet dan te weinig. Maar de tragiek van de honger bestaat wel degelijk in de wereld…
In onze streken is vooral de innerlijke honger wijd verbreid. Het is een honger die men niet altijd gewaar wordt omdat men de tekenen van die honger niet onderkent: Verveling, onrust, angst, levensvulling met zaken die de moeite niet waard zijn. Ook bij christenen kan het ook gebeuren dat men zich verliest in nietswaardige zaken, of dat men niet consequent genoeg zijn geloof beleeft en belijdt. Ons christelijk geloof kan soms op een erg laag pitje branden; we zijn dan een christen zonder fut, zonder uitstraling, zonder getuigenis, met een geloof dat ons leven niet beïnvloedt…
Daarom richt Jezus zich vandaag ook tot ons, opnieuw met het zesde hoofdstuk uit het Johannesevangelie. Twee tekenen had Jezus gegeven: de broodvermenigvuldiging en het wandelen over het water. Dat zou de mensen moeten helpen om in Hem te geloven als gezonden door de Vader. Nu zegt Hij aan de mensen én aan ons dat we Hem niet moeten zoeken voor wat materiële voordelen, maar Hem zoeken omdat Hij vanwege de Vader gezonden is voor heil van de hele mens. Hijzelf is levensnoodzakelijk voor de mens, Hijzelf is het voedsel voor ons leven, Hij leidt ons naar de volheid van het leven. “Al wie naar de leer van de Vader geluisterd heeft komt tot Mij… (want) Ik Ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald.”
Al weet onze wereld nog niet dat Jezus de mensheid weer opengesteld heeft voor de liefde van God, laten wij vandaag dankbaar en gelovig intreden in Jezus’ woord en Hem erkennen als de gezondene van de Vader, als de Herder die ons leidt naar het echte leven. En laat ons daarvan blij getuigen door onze manier van leven naar het voorbeeld van Christus. (Ben Van Vossel 2018)
Het brood van het leven
Ex., 16, 2-
Het evangelie van vandaag begint met een vraag. Trouwens een goeie vraag: “Heer, Wanneer bent U hier gekomen?” De mensen hadden dat goed opgemerkt. Jezus was nu plots aan deze kant van het meer, terwijl hij toch geen boot had. Samen met de broodvermenigvuldiging moet het wandelen over het water voor de mensen aanvaardbaar maken dat Jezus door de Vader gezonden is en dat Hij zichzelf zal geven in het Eucharistisch brood.
Vandaag is vooral het woord van Jezus van belang: “Ik ben het brood des levens”. Hetgeen betekent: Ik ben broodnodig voor het leven van de mensheid. Ik zorg voor het echte leven van de hele mensheid.
Wees gerust, Jezus slaat geen wartaal uit. Hij staat wel degelijk met zijn twee voeten op de grond. Hij beseft heel goed dat de mens voor zijn leven nood heeft aan het dagelijks voedsel. In het Onze Vader leerde Hij ons bidden: Onze Vader … Geef ons heden ons dagelijks brood. Jezus genas zieken en melaatsen, Hij was bezorgd voor het aardse welzijn van mensen… Maar Hij trachtte de mensen die naar Hem toekwamen ook uit te tillen boven het louter materiële, het louter aardse welzijn. Hij leerde hun beseffen dat het aardse bestaan nog een diepere grond heeft. Ons leven is niet beperkt tot het paar jaar dat we hier rondlopen, ons bestaan is ook niet beperkt tot wat we presteren en tot stand brengen, en we hebben ook niet alleen nood aan voedsel voor ons lichaam… Jezus zegt het vandaag nogal scherp: “Werkt niet voor het voedsel dat vergaat maar voor het voedsel dat blijft ten eeuwigen leven en dat de Mensenzoon u zal geven. Op Hem immers heeft de Vader, God zelf, zijn waarmerk gedrukt.”
Kortom, Jezus vraagt dat we verder zouden kijken dan onze neus lang is. Dat we zouden zien dat ons leven méér is dan ons materiële bestaan. We moeten ons bestaan zien in relatie tot God. Dat is de diepse reden van ons bestaan. Hij heeft ons immers tot leven geroepen, Hij heeft ons geroepen om zijn kinderen te zijn. Hij heeft ons Jezus gegeven om de weg naar het echte leven te tonen en hem open te breken daar waar de zonde van opstandigheid hem had afgesloten. Aan de Joodse mensen die zeiden dat Mozes hun het manna gegeven had, brood uit de hemel, zegt Jezus: “het echte brood uit de hemel wordt u door mijn Vader gegeven; want het brood van God daalt uit de hemel neer en geeft leven aan de wereld.” Waarop de mensen dan antwoorden: "Heer, geef ons te allen tijde dat brood." Maar blijkbaar hebben ze nog altijd niet begrepen dat Jezus het niet over gewoon voedsel heeft. Daarom zegt Hij hen onomwonden: "Ik ben het brood des levens: wie tot Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst krijgen.”
Bij dit woord moeten we toch even stilstaan. Jezus vraagt ons dat we naast onze zorg voor ons aardse bestaan, ons dagelijks werk, onze inzet voor anderen, kortom dat we naast ons meebouwen aan een betere aarde, zouden beseffen dat er nog een ander leven is, dat ons broze bestaan hier en nu geroepen is om geleefd te worden volgens het verlangen van God. Wij moeten inzien dat ons concrete aardse bestaan veel meer waarde dan wat we met onze aardse waardenschaal meten, het is geroepen om geleefd te worden volgens Gods verlangen. Dat is het inzicht waartoe Jezus zijn toehoorders wil uitnodigen. Om zo te kunnen leven als kinderen van God is Jezus gekomen en door Hem kunnen wij aan ons leven zijn volle waarde geven. "Ik ben het brood des levens: wie tot Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst krijgen.” (Ben Van Vossel 2018)
Broodwonder / leren geven
2 Kon., 4, 42-
Dit jaar lezen we in de zondagseucharistie altijd voor uit het evangelie volgens Marcus. Het evangelie van Marcus is echter het kortste evangelie in vergelijking met Matteüs en Lucas. Daarom heeft de kerk gedurende een 5-
Er staat een klein zinnetje in het evangelie van vandaag dat ons misschien zou ontsnappen, omdat we zo gefixeerd zijn door dat grote wonder van de broodvermenigvuldiging. Johannes geeft een korte inleiding waar het gebeurde, aan overkant van het meer van Galilea, nabij Tiberias, hoe er een grote menigte Jezus volgde wegens de genezingen die Hij verrichtte. Dan noteert Johannes: “Jezus ging de berg op en zette zich daar met zijn leerlingen neer. Het was kort voor Pasen, het feest van de Joden.” Daarmee is de situatie geschetst. Het is kort voor Pasen, schrijft Johannes. Pasen staat bij hem voor de totale gave van Jezus. Jezus gaat dan alles geven, alles, tot zijn leven toe, tot de dood aan het kruis. Dan zal zijn liefde voor de mens het duidelijkst blijken en dat zal ook van doorslaggevend belang zijn voor de genezing, de verlossing van de mensheid. Pasen betekent geven, alles geven!
De broodvermenigvuldiging is hiervan een sterke voorafbeelding. Jezus geeft al wat Hij heeft. De broodvermenigvuldiging is in feite een klein maar toch opvallend teken om ons voor te bereiden op het grote geschenk van God: Jezus zelf. Hij is het Brood dat de Vader wil geven, het echte Brood uit de hemel, het Brood dat echt leven geeft aan de wereld. Dat zal ons de volgende zondagen duidelijker worden. Vandaag mogen wij intreden in de gezindheid van Jezus, in de paassfeer van dit gebeuren: Pasen als zelfgave, Pasen dat wij kunnen intreden door ook te geven. Elke gave, elk geschenk, elke daad waarin wij iets van onszelf geven, van ons bezit, van onze tijd, van onze aandacht, is intreden in de gezindheid van Jezus, is intreden in de genade van Pasen waar Jezus zich gegeven heeft.
Laten wij er de volgende dagen op letten in hoever wij al intreden in die Paasgezindheid, in hoever wij al kunnen geven. Niet alleen Gods woord nodigt ons uit om te geven, om te delen van wat we zelf gekregen hebben, maar ook de communie, waar Jezus zicht zelf aan ons geeft, aan ieder die Hem gelovig wil onthalen, nodigt ons uit tot navolging van Hem die alles gegeven heeft. De wereld heeft zo’n nood nood aan mensen die bereid zijn iets van zichzelf te geven; met het weinige dat wij bezitten, met 5 broden en twee vissen kan een grote menigte geholpen worden zegt Jezus. De wereld is rijk genoeg om te voorzien in de noden van allen. Ons hart is rijk genoeg om aandacht te hebben voor anderen. Zo zorgen wij voor een nieuw Pasen. Onze deelname aan het Eucharistisch maal helpt ons om te voorzien in de noden van anderen, naar het voorbeeld van Jezus. (Ben Van Vossel 2018)
16de ZONDAG DOOR HET JAAR Schapen zonder herder
Jer., 23, 1-
In de eerste lezing, uit de profetie van Jeremia, krijgen de herders er nogal van langs, de herders, de verantwoordelijken van het volk. “Door uw schuld zijn mijn schapen verloren gelopen en uiteen gedreven; ge hebt er niet op gelet.” Bij de profeet Jeremia ging het natuurlijk over de priesters, de valse profeten en over de koningen die het volk niet op goede wijze geleid hebben, zodat veel inwoners weggevoerd werden naar Babel. God belooft in die profetie dat Hij nieuwe, goede herders gaat aanduiden die het volk werkelijk leiden. En een nieuwe en goede koning zal Hij hen geven, een afstammeling van David die hen met bekwaamheid zal regeren en het land rechtvaardig en eerlijk zal besturen.
In het evangelie zien we dan Jezus aan het werk, zijn bezorgdheid voor zijn apostelen en zijn bezorgdheid voor de mensen die Hij onverwacht aantreft: “Hij voelde medelijden met hen, want zij waren als schapen zonder herder; en Hij begon hen uitvoerig te onderrichten.”
Voor wie is die profetie van Jeremia bedoeld? En voor wie is het voorbeeld van Jezus bedoeld? We zouden kunnen denken aan onze bisschoppen en priesters. En ja, dat zijn zeker de eerste verantwoordelijken. Maar sedert ons doopsel delen wij allen in de herderlijke macht, de herderlijke zending van Jezus. Daar delen wij allemaal in. Het is een verantwoordelijkheid die we niet van onze schouders kunnen afschudden door te zeggen: de priesters en bisschoppen moeten daar maar voor zorgen. In de kerkgemeenschap zijn we allen verantwoordelijk voor elkaar, en zijn wij allen gezonden opdat het Goede Nieuws gebracht wordt aan de mensen van onze tijd.
We dragen verantwoordelijkheid voor de mensen om ons heen. Voor onze huisgenoten op de eerste plaats. Voor onze buurt. Voor de personen op ons werk. Onze aandacht, onze vriendelijkheid, onze behulpzaamheid, ons respect voor de andere. We mogen daar niet te licht aan voorbijgaan. Jezus zag dat zijn vrienden, na hun eerste missietocht wat vermoeid waren en daarom nodigt Hij hen uit: “Komt nu eens zelf mee naar een eenzame plaats om alleen te zijn en rust daar wat uit." Die empathie, dat aanvoelen van wat een ander nodig heeft, is zeker iets wat wij allen van Jezus kunnen leren.
En verder zijn aandacht voor de eenvoudige menigte die naar Hem toekwam. “Hij voelde medelijden met hen, want zij waren als schapen zonder herder; en Hij begon hen uitvoerig te onderrichten.”
Het was Jezus’ zending om het Blijde Nieuws te verkondigen, dat God van de mensen houdt, van ieder mens. Hij toonde dat door zijn manier van omgaan met de mensen, met zieken, melaatsen, met zondaars, zijn waardering voor de vrouwen… Zijn wonderen stonden ook in dat teken. Nu, wij zijn vermoedelijk niet geroepen om als predikanten rond te trekken, wij hebben vermoedelijk geen bijzondere gaven om mensen te genezen zoals Jezus… Maar wij kunnen aan mensen wel laten aanvoelen dat wij ze waarderen door naar hun verhaal te luisteren; wij kunnen zieken en eenzame bejaarden bezoeken en hen bemoedigen in hun beproevingen… Wij kunnen ook bidden voor genezing, voor bekering…
Op die manier beleven wij onze roeping als goede herders van onze medemensen, naar het voorbeeld van Jezus, naar het voorbeeld van God.
Laten wij gelovig deelnemen aan het gastmaal van de Heer en Hem vragen dat door zijn woord en door deze ontmoeting zijn gezindheid ook in ons tot leven mag komen en sterker mag worden. (Ben Van Vossel 2018)
GEZONDEN
Am., 7, 12-
God heeft ons voorbestemd om zijn kinderen te worden, schrijft Sint Paulus.
En in de lezingen van deze zondag wordt er ook op gewezen dat wij gezonden zijn om vanwege God ons tot de mensen te richten. Dat klinkt nogal eigenaardig in onze oren. Moeten we dan als de getuigen van Jehova van deur tot deur te gaan om aan de mensen te vertellen dat God van hen houdt, en dat ze volgens zijn verlangen moeten leven als ze gelukkig willen worden? Misschien moeten sommigen dat wel doen, maar het is niet zeker dat het veel zal uithalen.
Misschien moeten we eerst maar eens goed luisteren naar wat de apostel Paulus ons zegt, dan zullen we de rest wellicht ook wel gaan doen.
Wat zegt Paulus? God, de Vader van Jezus, heeft ons in zijn liefde voorbestemd om zijn kinderen te worden door Jezus. Ja, dat was zijn liefdevol verlangen en het toont zijn heerlijke genade.
God heeft ons voorbestemd om zijn kinderen te worden… In zijn eerste brief schrijft Johannes ons ongeveer hetzelfde: “Hoe groot is de liefde die de Vader ons betoond heeft! Wij worden kinderen van God genoemd, en we zijn het ook.” (1JOH.3,1)
Als wij kinderen van God zijn, omdat Jezus ons daartoe heeft voorbereid, dan moet ons leven daar ook een getuigenis van zijn. Toch begint alles met het bewustzijn, het besef, het diep innerlijk verstaan en weten dat God ons bemint zoals een vader en moeder houden van hun kind. Dat kind is als het ware een deel van hun leven, het geluk van hun kind leeft constant in hun hart. Zo leven wij voortdurend in God liefdevolle aandacht. Op een bepaald moment had het Joodse volk de indruk dat het door God verlaten was. De profeet Jeremia geeft echter een troostvolle profetie: Sion zei: `Jahwe heeft mij verlaten, de Heer heeft mij vergeten.'15 Zal een vrouw haar zuigeling vergeten, een liefhebbende moeder het kind van haar schoot? En zelfs als die het zouden vergeten, Ik vergeet u nooit! 16 Zie, in mijn handpalmen heb Ik u geschreven, en uw muren staan Mij voortdurend voor ogen. (JES.49,14-
Wanneer wij dat besef in ons laten groeien, dat God van ons houdt, op elk moment, dan gaat ons leven ook getuigen van de zekerheid die dat geeft, het vertrouwen, de vreugde van die geborgenheid in de liefde van God.. Dat wordt dan ons eerste getuigenis, ons levensgetuigenis. Wij zullen dan ons leven ook in overeenstemming willen brengen met Gods verlangen.
En soms, al naargelang de situatie, zullen wij ook met woorden mogen getuigen van Gods liefde voor ons, en voor de mens die we ontmoeten en die misschien nood heeft aan dat Goede Nieuws. Het vraagt een beetje moed en wijsheid, maar daarmee staan we in goed gezelschap van de profeten en van Jezus zelf. (Ben Van Vossel 2018)
Hij stond verwonderd over hun ongeloof
Ez.,2,2-
Paus Franciscus richt bijna dagelijks het woord tot de mensen van onze tijd, tot politici en regeringsleiders, tot hooggeplaatsten en tot eenvoudige mensen, tot jongeren en volwassenen, tot gehuwden en religieuzen… Vaak zijn zijn woorden, woorden van een profeet, woorden die God zelf in feite tot zijn mensen zou willen zeggen. Woorden over rechtvaardigheid en aandacht voor de kleine mens, aandacht voor vervolgden, thuislozen en vluchtelingen; hij spreekt over respect voor de natuur omdat die zo belangrijk is voor het leven van de mensen van nu en van de toekomst, hij spreekt over respect voor de huwelijksliefde, respect voor het ongeboren leven en voor het leven van de zieke en ouderwordende mens… Het woord dat hij spreekt, het woord van voortvloeit uit een goed begrip van het evangelie en de Bijbel, is soms een woord dat ingaat tegen de heersende opvattingen, tegen de uitbuiting van mensen, tegen de hardheid waarmee men oordeelt over vluchtelingen, tegen de sfeer van zelfzuchtige moraal en het uithollen van huwelijkstrouw, een woord over het doorgeven van gezonde levensopvatting aan de kinderen.
Die woorden van de paus worden vaak met minachting afgewezen of doodgezwegen, of worden als ouderwetse moraal bestempeld, zelfs door gelovige mensen.
In de psalm na de eerste lezingen spreekt de psalmist over “Die dronkemans-
Wanneer we op een goede manier weten te luisteren naar de stemmen die klinken in de wereld, in de media en de politiek, kunnen we ook wel onderscheiden wat oprecht het goed van de mens voorheeft en waar anderzijds de mens, vooral de kleine mens, benadeeld of misleid wordt.
Wanneer profetische woorden ons oproepen om niet al ons vertrouwen te stellen op geld en bezit, wanneer jonge mensen worden opgeroepen om te streven naar het ware, het goede en het schone, gaat dat tegelijk in tegen wat ons voortdurend wordt voorgehouden door allerlei media… Maar God blijft zijn profeten zenden, ook in onze tijd, “En of zij nu luisteren of niet -
Tot leven geroepen
Wijsh. 1, 13-
Op een kritiek moment in het leven van Jezus en zijn volgelingen, de dag waarop een heel deel volgelingen Jezus verlaat en Jezus aan de twaalf vraagt of zij ook willen heengaan, zegt Petrus: “Heer, naar wie zouden we gaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven en wij weten en geloven dat Gij de heilige van God zijt.”
Gij hebt woorden van eeuwig leven!
Dit woord krijgt wel een sterke invulling in het evangelie van vandaag. De genezing van de vrouw die aan bloedvloeiing leed, én de opwekking van het dochtertje van Jaïrus, de overste van de synagoge. Vrouw, uw geloof heeft u genezen! Meisje, sta op!
Jezus illustreert hier metterdaad dat God een God van leven is, een God van heelheid, een God van heil, een God die troost, geneest en nieuw leven geeft.
God heeft de mens immers niet gemaakt om te sterven, om ziek en treurig te zijn. Het is een mysterie waarom dat lijden en de dood in de wereld zijn. Het boek Wijsheid zegt in de eerste lezing: “Niet God heeft de dood gemaakt. Hij heeft alles gemaakt om te leven. God heeft de mens geschapen voor de onsterfelijkheid.”
Daar moeten wij gelovig blijven aan vasthouden: dat God een God van leven is. Op dat kritieke moment waarop velen Jezus in de steek zullen laten zegt Hij: “De woorden die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en leven. Hij voegt er echter aan toe: Maar er zijn er onder u, die geen geloof hebben.” (JOH.6,63-
Wij mogen vandaag met een positieve blik gadeslaan wat Jezus doet. Zijn woorden van geest en leven worden dàden die nieuw leven geven. Zo mogen wij ons inleven in de verwonderde vreugde van die vrouw die genezen wordt. Wij mogen ons inleven in de blijdschap van de ouders van het tot leven gewekte meisje. En in de blijde aanwezigheid van de enkele apostelen die van het gebeuren getuige mogen zijn. Onze God is een God van leven, van vreugde…
Als christenen zijn wij geroepen om Jezus’ werk voort te zetten, om aan de wereld van vandaag te tonen dat God nog altijd van de wereld houdt en tot leven, nieuw leven roept. Jezus’ werk voortzetten? Hoe gaan we dat doen?
Ook wij kunnen op allerlei wijzen mensen nabij zijn, mensen moed inspreken en hen opbeuren. Ja, vooral onze nabijheid en kleine attenties kunnen mensen weer hoop geven, nieuw leven, vaak ook weer moed om het leven tegemoet te zien. Vooral op moeilijke momenten in het leven van medemensen, jong en oud, mogen wij iets van Gods mensenliefde gestalte geven.
Dat alles vraagt wel een inspanning, een attentvol leven tussen de mensen. Daarom is het broodnodig dat we ons af te toe herbronnen door het gebed, door de viering van de Eucharistie, het contact met Jezus in wie Gods mensenliefde aan ons is verschenen. (Ben Van Vossel 2018)
Jes., 49, 1-
Johannes de Doper, die in alle vier Evangeliën vernoemd wordt, is in de kerk altijd een voorname figuur geweest als voorloper van Jezus en als degene die Jezus aanwees als het Lam van God of de Dienaar van God die de zonden van de wereld wegdraagt. Johannes is om meer dan één reden een voorbeeld dat we mogen navolgen.
Van hem verhaalt de evangelist Lucas bv. dat Johannes al in de schoot van zijn moeder bewoog toen Maria, die in verwachting was van Jezus in zijn nabijheid kwam. Het is een mooi beeld dat Lucas gebruikt om aan te geven dat Jezus mensen tot vreugde brengt eens ze beseffen dat Hij alleen de redder van de wereld is, dat Hij alleen ons voor God aanvaardbaar en tot zijn kinderen maakt. Het is een uitnodiging voor ons om in Jezus’ nabijheid te komen, om Hem te vragen dat Hij de leiding zou nemen van ons leven. De bezinningen na het evangelie en na de communie zijn daar een goede gelegenheid voor. Ook in ons hart zal daardoor vreugde komen.
Ook door zijn gestreng leven geeft Johannes ons een aanwijzing dat we ons ervan bewust moeten blijven dat we geroepen zijn om vrije mensen te zijn, geen slaven van allerlei bijkomstige zaken, dat we het uitzicht niet verliezen op hetgeen echt waardevol is; voor een christen komt het erop neer dat we ons ook eens afvragen of wat we doen en wat we nastreven nog overeenkomt met wat God van ons verlangt.
Voorts zag Johannes het als zijn taak om het volk uit te nodigen, ja op te roepen tot bekering. En hoewel hij in de woestijn van Judea predikte kwamen mensen van overal tot hem, ook tollenaars, ook priesters en farizeeën. Niet velen van ons zijn geroepen om te prediken, maar allen zijn wij geroepen om getuigen te zijn van Gods liefde voor ieder mens, van Gods uitnodiging om de weg van zijn verlangen te gaan. Het zal af en toe pas geven om dat met woorden duidelijk te maken, maar altijd moet ons leven een getuigenis zijn van de waarheid, een teken van Gods menslievendheid, een beleving van inzet voor ongelukkigen en mensen aan de rand van de samenleving.
Hoe belangrijk de taak van Johannes ook was, Hij bleef altijd met beide voeten op de aarde. Hij was zich bewust van het belang van zijn opdracht, maar hij ging zich daar niet op beroemen. Als zijn leerlingen hem komen zeggen dat de mensen meer naar Jezus toegaan dan naar hem, spreekt hij die opvallende woorden: Hij moet groter en ik moet kleiner worden. Het is bijna een hilarisch beeld dat men hem inderdaad een kopje kleiner zal maken.
Het leven van Johannes liep uit op een mislukking, schijnbaar, zoals ook het leven van Jezus uitliep op een vernederende dood. Wij moeten ons geen zorgen maken over hoe het met ons gaat aflopen. Zoals Johannes en Jezus mogen wij geloven dat ons leven tenslotte geborgen is in de liefdevolle genegenheid van God.
Laten wij opzien naar Johannes, zijn vertrouwdheid met Jezus, zijn bezig zijn met wat echt waarde heeft, zijn getuigenis én zijn eenvoud. Moge ook in ons leven Jezus de hoofdpersoon zijn. (Ben Van Vossel 2018)
Het kiemend zaad en het mosterdzaadje
Ez., 17, 22-
Met het evangelie van vandaag zitten we echt in de tijd van Jezus en de landbouw van toen. Lang geleden dus, en toch kunnen wij wat leren uit de paar vergelijkingen die Jezus maakt. Jezus heeft ook toegekeken dat na het zaaien de landbouwer maar weinig kan doen, tenzij wat voorzichtig wieden. De rest gebeurt door de natuur zelf: de grond, de zon, de regen, en de kiemkracht van het zaad. Jezus gebruikt die vergelijking om over het Rijk van God te spreken. Het Rijk van God dat gezaaid wordt in de wereld, het Rijk van God dat gezaaid wordt in mensenharten, ook in ons hart. Het werd daar gezaaid in de loop van ons leven. We kunnen er zorg voor dragen, of het verwaarlozen, doen alsof het er niet is, ofwel, en daar heeft Jezus het vandaag over, ofwel kunnen wij het verstikken door er overdreven en al te menselijke zorg aan te besteden, alsof alles van onszelf zou afhangen. Dat is echter niet zo. Het Rijk Gods is in ons hart gezaaid, Gods persoonlijke liefde hebben we gekregen, het geloof, de christelijke verwachting, het vermogen om lief te hebben. Het zijn allemaal cadeaus die we gekregen hebben. We hebben dat niet aan onszelf gegeven. We kunnen daar zorg aan besteden, het koesteren, maar ons wel bewust blijven dat het geschenken zijn. Wij moeten onze menselijke taak niet verwaarlozen om alleen maar te bidden, wij moeten niet met onze aandacht zo met de toekomst bezig zijn dat we onze opdracht hier en nu tekort doen of de liefdevolle bejegening van onze kinderen bijvoorbeeld laten ontaarden in al te grote toegeeflijkheid… Wij moeten gewoon meewerken met wat God ons heeft toevertrouwd.
… En ons niet laten ontmoedigen, noch over ons eigen leven, noch over het volgens ons te trage of te kleine resultaat van onze inzet als ouders of opvoeders. Niets forceren, maar ook niet kleinmoedig worden. Zoals het zaad vrucht draagt uit zichzelf, zo is het mosterdzaadje wel heel klein, maar het kan toch een flinke struik worden. In onze tijd is het voor ouders en allerlei begeleiders van kinderen en jongeren, of van mensen in gevangenissen, of van mensen met lichamelijke of psychische klachten een grote opdracht om geduldig te zijn, om te geloven dat er nog veel kan groeien. Ja, het vraagt van ons de inspanning om op te merken dat er toch nog veel goeds aanwezig is zowel bij kinderen als bij volwassenen. Ieder zaadje van goedheid en toewijding is zo al zinvol en vruchtbaar voor onszelf, voor het Rijk Gods in onszelf, maar het draagt ook vrucht in de ander, zelfs als we het niet direct opmerken. Laten wij in ieder geval onze ogen niet sluiten voor het goede, ook als we iets anders verwachtten. Als wij het bv spijtig vinden dat de kinderen of kleinkinderen niet meer geloven, niet meer kerkelijk verbonden leven, laat ons dan toch dankbaar zijn voor al het goede dat er toch in hun leven aanwezig is. Als we dat goede zien en er onze waardering voor uitspreken kan het verder groeien en vrucht dragen in hun relatie met andere mensen. Gods Rijk is als een mosterdzaadje, soms heel klein en zonder grote affiche, maar het kan groeien, zeker als wij het op de goede manier weten te bevestigen en bemoedigen, zonder het te willen forceren. Laten wij vertrouwen op de kiemkracht van Gods Rijk en de werking van Gods Geest ook in de wereld van vandaag. (Ben Van Vossel 2018)
Gericht op het onzichtbare
Gen., 3, 9-
Ook vandaag wil Gods woord ons op fundamentele waarheden richten, waarop we ons leven moeten bouwen. Paulus nodigt ons uit om als christenen onze aandacht niet zozeer te richten op wat voorbijgaat, maar steeds het onzichtbare, het eeuwige in gedachte te houden.
In het evangelie zegt Jezus wat het voor hem het belangrijkste is wat een mens zou moeten doen: de wil van God! Het zou heerlijk zijn als Jezus ook over ons zou kunnen zeggen: “Ziehier mijn moeder en mijn broeders, want mijn broeder en mijn zuster en mijn moeder zijn zij die de wil van God volbrengen."
Zelfs als we geen belangrijke functie hebben in het maatschappelijk leven, mogen wij toch onze dagelijkse bezigheden zien als heel belangrijk. Wij moeten als christenen weten dat ook onze kleinste daden waarde hebben in Gods ogen. Het komt erop aan dat wij ze inpassen in wat God wil. Dan hoeven wij inderdaad geen uitzonderlijke daden te stellen, maar het verlangen hebben om Gods wil te doen, ook in de alledaagse bezigheden. Of we aan politiek doen, of grote verantwoordelijkheden hebben, of gewone huishoudelijke taken vervullen… Wanneer we doorheen dat alles Gods verlangen trachten te doen, krijgen die activiteiten eeuwigheidswaarde. En zo vloeien die twee lijnen samen: Enerzijds de aandacht richten op wat blijvende waarde heeft, op het onzichtbare, en anderzijds Gods verlangen trachten te doen, middenin het gewone leven van elke dag.
Het vraagt van ons, zoals Paulus ons leert, dat we doorheen het zichtbare waarin we leven, toch onze aandacht te richten op het onzichtbare, op wat God van ons vraagt. Wij kunnen ons best doen om in de achting te staan van de mensen, maar de hoogste ontplooiing van ons menszijn zullen we maar bereiken wanneer we doen wat God van ons verlangt. Dan bloeit ons leven open op de best mogelijke manier. Dit vraagt van ons aanvankelijk wel een zekere bewustwording en een inspanning om de focus te leggen op wat voor God belangrijk is. Misschien moeten we niet veel anders doen dan wat we nu doen, maar de innerlijke bezieling, de innerlijke bedoeling kan wel aangepast worden. Paulus schrijft in diezelfde brief aan de Korintiërs: “Daarom is onze enige eerzucht, hetzij thuis hetzij in den vreemde, Hem te behagen. Want allen moeten wij voor Christus' rechterstoel verschijnen, opdat ieder het loon ontvangt voor wat hij in dit leven heeft gedaan, goed of kwaad.” (2KOR.5,9-
FEEST VAN HET HEILIG SACRAMENT
2e DONDERDAG/ZONDAG NA PINKSTEREN
Het teken van het Nieuw Verbond
Ex., 24, 3-
In de heilige Eucharistie vieren wij het Nieuw en eeuwig Verbond dat God met ons gesloten heeft. Dat Verbond is gevestigd op Jezus levensoffer, bevestigd door de gave van zijn lichaam en bloed. De brief aan de Hebreeën spreekt over de offers van het Oude Verbond, waar het bloed van dieren werd geofferd om de mensen wettelijk te reinigen, maar hij zegt dan: hoeveel groter is de kracht van Jezus’ bloed. zijn smetteloos offer zuivert onze ziel van dode werken om de levende God te eren. En daarom is Hij middelaar van een nieuw verbond. Jezus reikt ons in de Eucharistie zijn heilig lichaam aan, en zijn Bloed van het Verbond, dat vergoten wordt voor de velen. Die vergelijking met het Oude Verbond kan ons wat vreemd voorkomen, maar Jezus zelf heeft dat verband gelegd.
Het scheiden van het Lichaam en het Bloed is een teken dat verwijst naar het offer van Jezus. Door zijn gegevenheid, zijn levensoffer wordt alles weer goedgemaakt hetgeen ons gescheiden hield van Gods liefde. In het vieren van de heilige Eucharistie zijn Brood en wijn, is het heilig sacrament een blijvend teken van Gods liefde die ons zuivert van al wat ons belet om Gods liefde te ontvangen. Opkijken naar Jezus, ons toevertrouwen aan Hem, is de gelovige daad die ons binnentrekt in de reddende invloed die van zijn levensoffer uitgaat. Het is een geschenk aan de mensen van alle tijden, een geschenk dat we telkens weer mogen vieren in de heilige Eucharistie.
Telkens we Jezus’ heilige Lichaam ontvangen, weten wij ons opgenomen in die stroom van verlossende liefde van de Vader, die met Jezus ook ons aanvaard als zijn kinderen. Laten wij met grote eerbied en liefde Jezus onthalen in de heilige Eucharistie: Hij is voor ons de toegang tot het hart van de Vader. Laten wij ons dan omvormen door zijn woord en door deze ontmoeting met Hem, opdat we zoals Hij gegeven zouden zijn aan de Vader én opdat we met zijn liefde ook onze medemensen zouden tegemoet treden. Johannes schrijft in zijn eerste brief: “… wie de vader liefheeft bemint ook het kind. Willen wij God liefhebben en zijn geboden onderhouden, dan moeten wij ook Gods kinderen liefhebben. Dat is onze maatstaf. (1JOH.5,1b-
FEEST VAN DE H. DRIEEENHEID (ZONDAG NA PINKSTEREN)
Ondergedompeld in Gods liefde
Deut., 4, 32-
We vieren vandaag het Feest van de Drie-
Paulus zegt ons vandaag ook dat wij de Geest van Kindschap hebben ontvangen als wij ons laten leiden door de Geest van God. In diezelfde tekst zegde Paulus ons dat we dan ook erfgenamen zijn van God, samen met Christus. Dat klinkt allemaal heel mooi, en het typeert God die ons tot zoiets geroepen heeft. Maar er ligt een grote uitnodiging is besloten, namelijk dat wij dan ook moeten leven als kinderen van God.
Dat heeft niet op de eerste plaats te maken met het leiden van een onberispelijk leven, zodat God content mag zijn over ons. Nee, de eerste opdracht is dat wij op God vertrouwen en in eenvoud met Hem omgaan, zoals kinderen met hun mama en papa. De beslissing om als kind van God te gaan leven in groot vertrouwen op God wordt ook door Jezus benadrukt als Hij zegt dat wij moeten worden als kinderen wanneer we het Rijk Gods willen binnengaan.
Een kind leeft in vrede wanneer het zich altijd bewust is van de liefde van zijn ouders, liefde die niet wegvalt wanneer hij of zij eens stout zijn. Het is de ruggengraat van het leven van een kind, die zekerheid van blijvend geborgen te zijn in de liefde van vader en moeder. Die kinderlijke gezindheid moeten wij ook hebben tegenover God. Die Geest van Kindschap, zoals Paulus ons schrijft in zijn brief aan de christenen van Rome.
Wij zijn ondergedompeld, gedoopt in de liefde van de Drie-
Laten wij zo op weg gaan door het leven: in groot vertrouwen en kinderlijke omgang met God, zoals Jezus die God zijn Abba noemde, zijn papa, zijn liefdevolle Vader. Wanneer we die Geest van Kindschap sterker in ons laten leven, zullen wij ook de vrede in ons hart voelen groeien, we zullen niet zo vlug uit ons evenwicht geraken in de wetenschap dat God ons blijft dragen, ook als we soms van Hem weggaan, ook als allerlei beproevingen ons deel zijn. Ondergedompeld in die oceaan van Liefde die God is, zullen wij als mens vrede in ons hart ontvangen en zullen wij ons uitgenodigd voelen om als Gods kinderen ook liefdevolle mensen te zijn. (Ben Van Vossel 2018)
FEEST VAN DE H. DRIE-
(ZONDAG NA PINKSTEREN) 27/05/2018
Een liefdevolle God
Deut., 4, 32-
Uit de eerste lezing onthouden we dat er maar één God is, er is geen ander. En die ene God, is God over alles wat is. In de tweede lezing leert Paulus ons dat God een Vader is, een goede Vader van wie wij erfgenamen zijn samen met Jezus. Het is de Geest van God die ons dat doet beseffen. In die paar woorden openbaart God zich als de Drieëne God: Vader, Zoon en heilige Geest. Het is geen schrikaanjagende godheid, maar een liefdevolle God, wiens kinderen wij zijn. In het evangelie vraagt Jezus om de hele wereld te laten weten dat God er is voor iedereen en dat wij ons mogen onderdompelen in het mysterie van de ene God, Vader, Zoon en heilige Geest.
Als wij vandaag de heilige Drieëenheid vieren, staan wij voor een mysterie van liefde. God is geen kille godheid, Hij is gemeenschap, Hij is liefde, liefdevolle relatie. En die liefdevolle God, die zelf liefde is, zoals Johannes het zegt in zijn eerste brief, die liefdevolle God heeft ons gemaakt naar zijn gelijkenis. De mooiste gelijkenis met God is een liefdevol mens. Ooit zal God ons moeten voltooien, zodat we nauwkeuriger gelijken op Hem die liefde is.
Ons geloof in de Drieëne God zou ons moeten brengen tot een kinderlijk vertrouwen en tot een groot verlangen om op Hem te gelijken. Dit zijn twee oproepen die ons als christenen nauw aan het hart moeten liggen en die ook aan de basis liggen van een sterke geborgenheid en vrede in het leven én van een sterke verantwoordelijkheidszin voor een meer menselijke wereld.
-
-
Laten wij de Drieëne God aanbidden, Hij die liefde is, mysterie van Liefde. Maar laten wij ons dan ook onbevreesd aan Hem toevertrouwen en met Hem door het leven gaan, zodat we ons ook telkens weer uitgenodigd voelen om Hem na te volgen in het beleven van oprechte liefde. (Ben Van Vossel 2018)
Rijker dan je denkt
Hand., 2, 1-
Op Pinksteren denk ik wel eens aan de titel van een uitzending: “Rijker dan je denkt”, of “Schatten op zolder”. Het overkomt mensen wel eens dat ze er onverwacht op uitkomen dat ze kostbare zaken in huis hadden, waarvan ze de waarde in kenden. Ik weet niet of het u al overkomen is, dat u zo’n onverwachte zaken ontdekt en denkt: Ik wist niet dat we zo rijk waren.
Welnu, met Pinksteren kunnen wij tot de ontdekking komen dat wij als christenen veel rijker zijn dan we dachten. We zitten hier samen als christenen, eigenlijk, als we eerlijk zijn, gewone mensen, zelfs al hebben we allen wat talenten meegekregen en misschien wat ontwikkeld zoals op de voorbije Begijnhofdagen te zien was en misschien zijn er nog wel meer verborgen talenten. Maar, al zijn we dan maar gewone mensen, als christenen beschikken wij over heel wat mogelijkheden, maar misschien weten wij het niet, misschien zijn we er ons niet van bewust.
Bij ons heilig Doopsel en Vormsel hebben wij de H. Geest ontvangen, de Helper en Vertrooster en Voorspreker zoals Hij in de Schrift wordt genoemd, die alles nieuw kan maken, die ons kan vervullen met kracht, met geloof hoop en liefde. Maar vaak hebben wij in de loop der jaren die verborgen stroom van goddelijke energie laten verzanden, laten dichtslibben. Daarom is ieder Pinksterfeest een gelegenheid om ons opnieuw te enten, ons weer in verbinding te stellen met die bron van levend water, die stroom van levengevende kracht. Dat doen we door aan de Heer Jezus te vragen dat Hij ons opnieuw de heilige Geest wil meedelen. Wij moeten vaak bidden: Kom, Heilige Geest! Kom heilige Geest! Het zal dan misschien geen opzienbarende verandering zijn in ons leven, maar als we meer openstaan voor de heilige Geest, zal ook de vrucht van de Geest meer te zien zijn in ons leven. De vrucht van de Geest, die in feite niet anders is dan de gelijkenis met Jezus. Paulus soms te een paar kenmerken van op: Liefde, vreugde, vrede… In plaats van in onmin de blijven leven, in plaats van enkel maar het triestige te zien in het leven, in plaats van steeds maar onrustig te zijn en zorgen te maken, zal de Heilige Geest licht en uitzicht brengen.
Paulus vermeldt ook nog: geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtheid en zelfbeheersing. Misschien kreeg de Heiige Geest al wat invloed in uw leven. Het is vandaag de geschikte gelegenheid om Hem te vragen dat Hij jouw leven zou willen leiden en bezielen met zijn vernieuwende invloed. Stilaan zal je in je leven vaststellen dat je inderdaad rijker bent dan je dacht. Stel je vandaag open om die verborgen schat sterker je leven te laten beïnvloeden. (Ben Van Vossel 2018)
Kom, heilige Geest
Hand., 2, 1-
Pinksteren in het jaar 30 was geen alleenstaand gebeuren. Er worden o.m. in de Handelingen van de Apostelen nog andere gebeurtenissen verhaald waarin er sprake is van een opmerkelijke werking van de heilige Geest.
De heilige Geest is die Andere Helper die Jezus beloofd had aan zijn vrienden, de Geest der waarheid die hen de woorden van Jezus in herinnering zou brengen, maar die hen ook verder zou sterken en begeleiden in de tijd na Jezus’ verrijzenis, wanneer Hijzelf niet meer zichtbaar tussen hen zou zijn.
De Heilige Geest is niet enkel in actie geweest op dat eerste Pinksteren of op die paar andere Pinkstergebeurtenissen. De heilige Geest blijft de Kerk leiden tot op deze dag. Is Hij ook aan het werk in ons?
De heilige Geest hebben allen ontvangen bij ons heilig Doopsel en Vormsel. Hij wil ons ook vandaag begeleiden, raad geven, kracht geven om de weg te gaan die Jezus ons aangewezen heeft. Het is echter een vraag of wij de heilige Geest voldoende kans geven om ons te leiden. Staan wij Hem toe ons te leiden? Is er voldoende plaats voor Hem in ons leven of willen wij zelf alleen beslissen? Doen wij beroep op Hem?
Zonder de heilige Geest zouden de christenen geen kracht hebben om in deze wereld getuigen van Jezus te zijn. Zonder de heilige Geest zou ons geloof geen kracht hebben en zouden wij geen levendig christelijk leven kunnen leiden; zonder de heilige geest zouden wij onze hoop op eeuwig leven spoedig verliezen en zou ook onze liefde voor God en voor onze medemensen vaak ontbreken. Zonder de heilige Geest zouden wij ons laten leiden door allerlei valse profeten, door de praatjes van de media en allerlei ideologieën, allerlei gedachtenstromingen van het moment… In plaats van ons te laten leiden door wat Jezus ons heeft getoond en voorgeleefd.
Zonder de heilige Geest zouden wij niet voor ons geloof durven uitkomen als het erop aankomt. We zouden ook niet echt kunnen bidden, niet met vertrouwen bidden voor allerlei intenties; het zou zelfs niet bij ons opkomen.
Zonder de heilige Geest zou de Kerk zich niet kunnen aanpassen aan de moderne tijd in trouw aan wat Jezus ons geleerd heeft. Zonder de heilige Geest zou het woord van de verkondigers, van de catecheten en godsdienstleerkrachten zonder ziel blijven en geen diepe invloed uitoefenen op volwassenen en jonge mensen…
De Vader zal op mijn gebed u een andere Helper geven om voor altijd bij u te blijven: de Geest van de waarheid; Hij blijft bij u en zal in u zijn. Ik zal u niet verweesd achterlaten. (JOH.14,16…18)
Vrienden, wij hebben meer dan voldoende reden om vaak te bidden “kom, heilige Geest”. Zonder Hem kunnen wij geen volwassen en getuigende christenen zijn. Laten wij op deze dag heel speciaal bidden om een vernieuw komen van de heilige Geest over de Kerk en over ons. (Ben Van Vossel 2018)
Elk-
Hand., 1, 15-
Het christelijk geloof is een geloof in de onvoorstelbare, menselijk niet in te beelden liefde van God voor ons. Zo hebben de eerste christenen het ervaren na de dood en verrijzenis van Jezus, na zijn liefdevol optreden tijdens zijn openbaar leven en zijn verkondiging over Gods vaderlijke liefde en zijn opdracht om zoals Hij, elkaar lief te hebben. Gods onbegrensde liefde is daarom het grote woord in ons geloof en het is ook die liefde die het best de relatie uitdrukt van God tot de mens, de diepste inhoud van het evangelie en heel de heilige Schrift.
Wat gaan wij doen met dat voornaamste kenmerk van God en de voornaamste opdracht die Jezus ons gegeven heeft? Wat leren we daaruit en hoe gaan we aan de liefde zelf ook gestalte aan geven in ons leven van elke dag? Ons geloof mag immers niet beperkt blijven tot het aannemen van wat geloofsartikelen of tot onze wekelijkse samenkomsten in de zondagseucharistie. Het moet uitstralen vanuit ons leven.
Dit is geen vrome wens. Als we naar ons leven kijken en kijken naar wat christenen bijbrengen in de samenleving, dan mogen we vaststellen dat Gods Geest toch al kans heeft gekregen om in ons leven en de samenleving iets positiefs uit te werken. Dit is geen hoogmoed. Wij geloven in Gods liefde voor ons en Jezus nodigde ons uit om op God te gelijken, vooral op Gods vergevende liefde. De heilige Geest werkt in Jezus’ volgelingen. Wij mogen vaststellen dat christenen meestal streven naar eenheid tussen mensen, naar gastvrijheid, naar vrijgevigheid voor mensen in nood. Paus Franciscus wijst in zijn apostolische aansporing over de roeping tot heiligheid dat je daarvan een voorbeeld ziet in de liefde van een moeder voor haar kind, in het niet voortvertellen van roddels over medemensen, in de inzet van vrijwilligers voor medemensen. Dat zijn christelijke kenmerken die ook vandaag nog voortleven in onze samenleving, al blijft het voor de samenleving steeds weer een opgave om niet toe te geven aan bekrompen nationalistische reacties die anderen hun plaats onder de zon en vooral in ons midden niet gunnen.
Maar ook voor ons persoonlijk blijft liefde een blijvende uitdaging. “Vrienden, als God ons zozeer heeft liefgehad, moeten ook wij elkander liefhebben, (1JOH.4,11) schrijft Johannes in zijn eerste brief; als wij elkaar liefhebben woont God in ons en is zijn liefde in ons volmaakt geworden. Dit is het bewijs dat wij in Hem verblijven zoals Hij verblijft in ons, dat Hij ons deel heeft gegeven aan zijn Geest.” Wij moeten daar niet flauw over doen: er blijft voor ieder van ons een voorname opdracht om te groeien in echte liefde. Het is een dagelijkse opdracht, maar de moeite waard om er op in te gaan. We staan er trouwens niet alléén voor. Jezus belooft ons de heilige Geest te schenken; wij hebben die ontvangen bij ons heilig doopsel en vormsel, en wij mogen beroep doen op de krachtige Helper om te groeien in tederheid, in aandacht voor de mensen om ons heen, om fijngevoeliger te worden in de liefde, om meer empathie, meer inlevingsgevoel te hebben tegenover de beperkingen van medemensen, inleving in hun moeilijkheden, hun ziekten en beproevingen. Naast onze dagelijkse plichten blijft dit een boeiende opdracht die Jezus aan ieder van ons toevertrouwd. Zo bouwen we aan een betere wereld op de kleine plaats die de onze is. “Weest volmaakt, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is.” Die woorden van Jezus maken de liefde tot een nooit eindigende opdracht. Jezus is niet meer zichtbaar tussen ons aanwezig. Hij zendt ons om zijn opdracht voort te zetten en al weldoende rond te gaan in de omgeving waarin God ons geplaatst heeft. (Ben Van Vossel 2018)
God is liefde
Hand., 10, 25-
Petrus ziet in dat niet enkel gelovige Joodse mensen gered worden door het geloof in Jezus. Hij begrijpt dat God àlle mensen wil laten delen in de redding die Jezus gebracht heeft, uit om het even welk ras of achtergrond ze komen.
De reden tot die algemene heilswil van God, ligt in dat woord uit de eerste brief van Johannes: God is liefde! God is liefde! Het is in feite de kern van de Bijbel, de kern van het nieuwe testament, de kern van ons christelijk geloof. God is liefde, God is zelf een mysterie van liefde, het mysterie van de Drie-
Maar zowel in die eerste brief van Johannes, als in het evangelie, wordt daar de opdracht aan verbonden dat ook wij, als Gods kinderen, liefdevolle mensen moeten zijn.
Jezus maakt er zelfs het gebod van dat Hem zo nauw aan het hart ligt, zijn Testament, dat wij moeten uitvoeren. Dit is mijn gebod: dat gij elkaar liefhebt.
Wij zien dat heel wat mensen dat gebod in praktijk brengen: een moeder die met toewijding zorgt voor haar baby, een man die zorg draagt voor zijn gezin, gehuwden die elkaar trouw zijn en elkaar met barmhartige liefde en tederheid bejegenen; verpleegkundigen of dokters die de patiënten ook als mènsen behandelen en hun taak met inzet en toewijding verichten; zoveel mensen die vriendelijk en dienstvaardig in het leven staan… Het gebod van de liefde is geen theorie, het moet concreet gemaakt worden; zoals Johannes ook nog in zijn eerste brief schrijft: “Kinderen, wij moeten niet liefhebben met woorden en leuzen maar met concrete daden. Dàt is onze maatstaf; dààrdoor krijgen wij de zekerheid dat wij thuishoren bij de waarachtige God.” (1JOH.3,18-
Vrienden, laten wij vanuit dit samenzijn rond de Heer, zijn gebod van de liefde heel concreet in praktijk brengen. Nadat we hier Jezus hebben ontmoet in zijn woord en in de heilige maaltijd, moeten wij ook op Hem gaan gelijken, moeten wij Hem de kans geven om goed te zijn voor de mensen, doorheen ónze respectvolle en liefdevolle omgang met medemensen, met kinderen, volwassenen en ouderen, met zieken en vluchtelingen, mensen in nood hier en veraf…
Het is goed hier samen te komen om ons als christelijke gemeenschap te laten opbouwen in het geloof en om de Heer te ontmoeten. Gesterkt en bemoedigd moeten we nu op weg gaan om te gaan leven volgens dat geloof, als kinderen van God, die een en al liefde is, voor ons en voor allen. (Ben Van Vossel 2018)
In Hem blijven en houden van de mensen
Hand., 9, 26-
Vorige week schreef Johannes ons in zijn eerste brief deze deugddoende woorden: “Ziet de overgrote liefde die de Vader ons gegeven heeft, wij worden kinderen van God genoemd en we zijn het!” Kinderen van God zijn wij geworden door ons aan te sluiten bij de gekruisigde en verrezen Heer, die in alles Gods wil heeft volbracht. Ook wanneer alle mensen Gods kinderen zijn, dan is dit door het levensoffer van Jezus, de Goede Herder die niet op de vlucht is geslagen maar ons trouw is gebleven en ons gered heeft van het verwijderd zijn van God.
Jezus is dan ook de weg naar het echte leven. Ook vandaag zegt Hj ons dat: “Wie in Mij blijft, die draagt veel vrucht. Want los van Mij kunt gij niets !”
Omdat wij Gods kinderen zijn mogen wij vrijmoedig met Hem omgaan, ja, het is zelfs nodig dat wij ons vaak wenden tot de Vader, met alles wat ons ter harte gaat, opdat wij ook de kracht en vrede van het geloof zouden ondervinden. Zo schrijft Johannes verder: “wij krijgen van Hem alles wat wij vragen omdat wij doen wat Hem aangenaam is. En dit is zijn gebod: van harte geloven in zijn Zoon Jezus Christus en elkaar liefhebben zoals Hij ons bevolen heeft”.
Ons geloof belijden in Jezus, is niet enkel zeggen dat wij in Hem geloven, maar gelovig met Hem op weg gaan; dit betekent, zoals we vorige zondag reeds zegden, dat wij Hem betrekken bij ons leven van elke dag, met Hem spreken over alles wat ons aanbelangt, alles wat ons ter harte gaan.
Johannes schrijft: Dit is Gods gebod: van harte geloven in zijn Zoon Christus én elkaar liefhebben zoals Hij ons bevolen heeft. En wat de naastenliefde aangaat, voegt Johannes er nog aan toe: “Wij moeten niet liefhebben met woorden en leuzen maar met concrete daden. Dat is onze maatstaf; daardoor krijgen wij de zekerheid dat wij thuishoren bij de waarachtige God,” de zekerheid dat wij Gods kinderen zijn.
Het is dus een hele opdracht waarmee we van hieruit mogen op weg aan. Gelovig op weg gaan met Jezus én van onze medemensen houden met concrete daden. Dan beleven wij werkelijk dat wij Gods kinderen zijn, omdat we dan op Hem gelijken. Johannes schrijft: Wij krijgen van Hem alles wat wij vragen omdat wij doen wat Hem aangenaam is, namelijk : van harte geloven in zijn Zoon Jezus Christus en elkaar liefhebben zoals Hij ons bevolen heeft. (Ben Van Vossel 2018)
GELOVEN IN GODS LIEFDE
Hand., 4, 8-
In de lezingen van vandaag gaat het vooral over de overgrote liefde waarmee God van ons houdt. Johannes zegt het ons in zijn eerste brief: “Vrienden, hoe groot is de liefde die de Vader ons betoond heeft! Wij worden kinderen van God genoemd en we zijn het ook.” Ziet eens wat een overgrote liefde de Vader ons aangeboden heeft: Wij worden kinderen van God genoemd en … we zijn het ook! Om dat voor ons mogelijk te maken, om ons de mogelijkheid te geven zijn kinderen te worden, heeft God ons zijn Zoon gegeven, die vandaag van zichzelf zegt: “Ik ben de goede herder. De goede herder geeft zijn leven voor zijn schapen.” We hebben dat met Pasen gevierd. Jezus heeft voor ons de deur van Gods hart geopend, alle geluk mogelijk gemaakt, door zichzelf te geven. Petrus zegt het duidelijk in zijn Pinkstertoespraak: “Bij niemand anders is dan ook de redding te vinden en geen andere Naam onder de hemel is aan de mensen gegeven waarin wij gered moeten worden.”
Wat betekenen al die mooie woorden voor ons, vandaag? Wij hebben soms de indruk dat de wereld maar draait en draait, en niet altijd in de goede richting, we hebben soms de indruk dat het in ons eigen leven ook niet altijd de goede kant opgaat, dat we ons deel wel krijgen of gekregen hebben van allerlei beproevingen… Hoe moet dat dan met Gods liefde?
Het hangt voor een goed deel van onszelf af of we Gods liefde ervaren of niet. Het hangt voor een goed deel van onszelf af of we de gewoonte hebben op te kijken naar onze verrezen Heer, en Hem te betrekken bij al onze bezigheden. Want het is maar wanneer we echt gaan leven vanuit het geloof, dat we ook de kracht van dat geloof mogen ondervinden. Dat is dus nog iets meer dan alleen maar doen wat is voorgeschreven, of uit schrik voor een straffende God. God betrekken bij ons leven, de aanwezigheid van de verrezen Heer beleven in ons dagelijks leven, zodat we het zeker gaan doen op ogenblikken van beproeving of als ons leven een slechte keer neemt en beproevingen allerlei ons deel zijn.
Het geloof in Gods liefde groeit in de mate dat we leven vanuit zijn aanwezigheid in ons leven. God is niet ver van ons vandaan, Hij wil betrokken worden bij ons leven van elke dag. Laten wij zo op weg gaan, als gelovige mensen wier geloof niet beperkt is tot hun hersenen, maar als mensen die gelovig beseffen dat God midden hun leven aanwezig wil zijn. (Ben Van Vossel 2018)
Op weg met de Verrezen Heer
“Ik geloof u op uw woord…”, hoor je wel eens zeggen. Normaal gesproken gelooft men de ander, omdat men hem vertrouwt. Dat vertrouwen moet dan wel niet heel groot geweest zijn in de groep van de apostelen, want Tomas wil hen niet geloven, zelfs als ze met heel de groep daar beweren dat ze de Verrezen Heer Jezus gezien hebben. Je moet het Tomas wel toegeven, het was geen alledaags nieuwtje waarmee ze aankwamen. Iemand die goed en wel dood was na de kruisiging, daarvan geloven dat die springlevend is. Je verstand kan daar niet bij, je verstand spreekt dat tegen.
Tenzij er voldoende vertrouwen is. Vertrouwen in wat Jezus zelf gezegd had, vertrouwen in wat de heilige Schrift voorzegd had. Vertrouwen op God, die niemand aan zijn lot overlaat die op Hem zijn vertrouwen stelde. Welnu, ook van ons wordt vandaag vertrouwen gevraagd, in zekere zin een sprong in het duister, want dat is altijd het geloof. Het is maar wanneer we Jezus geloof gaan geven, wanneer we Hem aanbidden als de Verrezene, dat ons geloof ook gaat groeien. Wanneer je Jezus gaat betrekken bij je leven, wanneer je zijn woorden in je hart gaat koesteren, dan gebeurt het dat er vrede groeit in je hart, dat je niet zo vlug uit je evenwicht bent wanneer je rondom jou en in de wereld andere stemmen hoort die het geloof aanvallen of belachelijk maken.
“Ik ben verrezen, en nog ben Ik bij u” is de Paasboodschap van Jezus. Voor ons allen is het een uitnodiging om in vertrouwen met de Heer op weg te gaan en Hem aanwezig te zien in ons leven, en Hem te dienen in de mensen op onze weg. (Ben Van Vossel 2018)
Ik ben verrezen en nog ben Ik bij u
“Ik geloof u op uw woord…”, hoor je wel eens zeggen. Normaal gesproken gelooft men de ander, omdat men hem vertrouwt. Dat vertrouwen moet dan wel niet heel groot geweest zijn in de groep van de apostelen, want Tomas wil hen niet geloven, zelfs als ze met heel de groep daar beweren dat ze de Verrezen Heer Jezus gezien hebben. Je moet het Tomas wel toegeven, het was geen alledaags nieuwtje waarmee ze aankwamen. Iemand die goed en wel dood was na de kruisiging, daarvan geloven dat die springlevend is. Je verstand kan daar niet bij, je verstand spreekt dat tegen.
Tenzij er voldoende vertrouwen is. Vertrouwen in wat Jezus zelf gezegd had, vertrouwen in wat de heilige Schrift voorzegd had. Vertrouwen op God, die niemand aan zijn lot overlaat die op Hem zijn vertrouwen stelde. Welnu, ook van ons wordt vandaag vertrouwen gevraagd, in zekere zin een sprong in het duister, want dat is altijd het geloof. Het is maar wanneer we Jezus geloof gaan geven, wanneer we Hem aanbidden als de Verrezene, dat ons geloof ook gaat groeien. Wanneer je Jezus gaat betrekken bij je leven, wanneer je zijn woorden in je hart gaat koesteren, dan gebeurt het dat er vrede groeit in je hart, dat je niet zo vlug uit je evenwicht bent wanneer je rondom jou en in de wereld andere stemmen hoort die het geloof aanvallen of belachelijk maken.
“Ik ben verrezen, en nog ben Ik bij u” is de Paasboodschap van Jezus. Voor ons allen is het een uitnodiging om in vertrouwen met de Heer op weg te gaan en Hem aanwezig te zien in ons leven, en Hem te dienen in de mensen op onze weg. (Ben Van Vossel 2018)
GEROEPEN TOT VREUGDE EN HOOP
Zalig Pasen, vrienden, moge de vreugde van deze dag ook leven in uw hart en nieuwe spankracht geven aan uw leven. De lezingen uit de Paasnacht en uit de Eucharistieviering van deze dag zijn van zulke aard dat er niet anders dan diepe vreugde en hoop in ons kunnen leven. Lezingen uit het Oude Testament brachten ons onder ogen dat God aan de oorsprong staat van alles én van ons leven. In andere lezingen kwam naar voor dat God niet de ondergang wil van de mens, maar dat hij volop leeft: God redt hem uit zonde en ondergang, geeft hem een nieuw hart en een nieuwe geest, dompelt hem onder in de kracht van Jezus’ dood en verrijzenis…
Misschien spreken die lezingen ons niet zo sterk aan, maar de werkelijkheid die ze uitdrukken zou toch ons hart moeten bereiken. God houdt van u en heeft u gewild. Ook doorheen die ontstellend lange geschiedenis van het heelal en de aarde, omgeeft u vandaag Gods liefdevolle aandacht. Door Jezus’ doortocht door lijden, dood en verrijzenis zijn wij zelfs niet enkel tot leven geroepen, om als mens te bestaan, maar is er een deur geopend op een leven als Gods kinderen, een eeuwig leven van geborgenheid samen met Jezus.
Doorheen alle veranderingen van de moderne tijd, doorheen al het spijtige en soms gruwelijke dat er gebeurt in de wereld, doorheen al het pijnlijke dat er ook in ons leven of het leven van onze naastbestaanden zich kan voordoen, blijft Pasen het Blijde Nieuws verkondigen dat God het laatste woord heeft en niet de dood en het kwaad. In Jezus’ Opstanding heeft de Vader getoond dat voor Hem liefde niet sterft, dat al het mooie en goede, zelfs al moet het door de dood, voor eeuwig zal opgenomen worden in zijn plan van liefde.
Laten we dan, met de kracht van de Opgestane Jezus, leven als mensen die gezien hebben wat echt waarde heeft in het leven, wat geroepen is om eeuwig te bestaan. Elke dag opnieuw er zijn voor elkaar, elke dag opnieuw ons wijden aan onze taak in deze wereld, met moed, rekenend op de nabijheid van Hem die ons is voorgegaan en die de dood heeft overwonnen: Jezus, onze verrezen Heer. (Ben Van Vossel 2018)
PALM -
Soms geeft men aan Palmzondag wel eens de naam van “Palmpasen”. Op deze dag krijgt immers de liturgie reeds zoveel toespelingen op Jezus lijden en dood, zijn pijnlijke doorgang naar het nieuwe leven. Reeds in de lezing uit het Oude Testament horen we de profeet Jesaja woorden gebruiken die bijna een ooggetuigenverslag zijn van wat Jezus zou overkomen. “Mijn rug bood Ik aan wie Mij sloegen, Mijn wangen aan wie Mij de baard uitrukten, En mijn gezicht heb Ik niet afgewend van wie Mij smaadden en Mij bespuwden” En Psalm 22 is al niet minder expliciet:
“Een meute honden jaagt mij op,
een bende booswichten houdt mij omsingeld.
Mijn handen en mijn voeten hebben zij gewond,
mijn beenderen kan ik wel tellen.
Nu gapen zij mij aan en lachen zij mij uit,
nu delen zij mijn kleren onderling en dobbelen om mijn gewaad”
Maar zowel bij Jesaja als in deze psalm 22 klinkt op het einde de redding door en het danklied omwille van de redding door God.
Sint Paulus haalt in de tweede lezing een oud lied aan dat de christenen zongen, hoe Jezus zich niet vastgeklampt heeft aan de gelijkheid met God maar zich totaal ontledigd heeft en het bestaan van een mens heeft aangenomen en gehoorzaam is geworden tot de dood, de dood aan een kruis. En ook dan klinkt het overwinningslied door: “Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam verleend die boven alle namen is. Opdat bij het noemen van zijn Naam zich iedere knie zou buigen in de hemel, op aarde en onder de aarde; en iedere tong zou belijden, tot eer van God de Vader: Jezus Christus is de Heer.”
Daarmee is de toon gezet voor heel de Goede Week. Het kan worden samengevat in het beeld dat Jezus zelf gebruikt: De graankorrel moet in de aarde vallen en sterven om echt vrucht te kunnen dragen… Die pijnlijke voorwaarde zien wij veraanschouwelijkt in het Lijdensverhaal dat vandaag wordt voorgedragen. En bij Marcus eindigt het met de beschrijving hoe een paar vrouwen van op afstand toekijken hoe Jezus van het kruis wordt afgenomen en in een graf wordt gelegd. Later zal blijken dat dit geen absoluut einde is.
Maar dit is toch de weg die Jezus gegaan is en Hij is niet achteruit geweken. Wij mogen als mensheid dankbaar zijn voor die doortocht die voor ons de weg naar leven en leven in overvloed heeft mogelijk gemaakt.
Heeft dit alles ook voor ons een betekenis? Moet dit ook een weg zijn voor ons leven? Voor oneindig veel mensen over de wereld is het leven bij tijden en soms zelfs helemaal een kruisweg. Wij mogen elkaar helpen om het kruis te dragen. En wanneer het kruis ook in ons leven staat, mogen wij opkijken naar Hem die ieder kruis mee wil dragen. Wij mogen zijn naam met vertrouwen noemen, in alle omstandigheden, ook in de meest droeve en pijnlijke. En wij mogen weten: Niet de dood, maar God heeft het laatste woord. (Ben Van Vossel 2018)
4de ZONDAG IN DE VEERTIGDAGENTIJD
Bekering en geloof in het Blijde Nieuws
2 Kron., 36, 14-
Wij kunnen er soms niet wijs uit worden. De liturgie maakt ons vaak bewust van onze zondigheid, ons egoïsme, ons leven alsof God er niet is, en anderzijds spreekt zij ons even zeer over de barmhartige liefde van de Vader, die ons zozeer heeft liefgehad dat Hij ons zijn enige Zoon heeft gegeven om ons te redden. Te redden van wat? Wij vinden immers dat we het nog zo kwaad niet doen. Heiligen zijn we natuurlijk ook niet, maar dat voortdurend gewezen worden om onze zondigheid, is wel eens vervelend.
Nee, heiligen zijn we niet. Wij maken ons leven zelf zo druk dat er maar weinig tijd en aandacht is voor onze relatie met God. Wij maken het soms zo druk dat er maar weinig tijd en aandacht is voor zieken, alleenstaande bejaarden, je soms te weinig aandacht is voor onze eigen huisgenoten in wie Christus ons tegemoet treedt…
De veertigdagentijd blijft ons dan ook uitnodigen om wat orde op zaken te stellen en ruimte te scheppen voor wat tijd en aandacht voor God en onze naasten.
Het begin van onze dag, die misschien al spoedig heel onze aandacht opeist en misschien aanspoort tot snelheid, zou toch niet mogen verlopen zonder een blik op God, op zijn aandacht en liefde voor ons en zijn belofte om ons nabij te zijn deze nieuwe dag…
In de loop van de dag ontmoeten wij mensen en ook zij zijn het waard dat we hen als personen ontmoeten, met het nodige respect en welwillendheid.
We kunnen ons afvragen wat de zwaarwichtige teksten uit deze zondagsliturgie te maken hebben met ons leven van elke dag. In de lezing uit het Oude Testament zien we hoe het Joodse volk zich afkeert van God die hen heeft uitverkoren en vergezeld, hoe ze zich zo in nesten helpen en hoe God het uiteindelijk terughaalt uit hun ballingschap. Wij komen ook vaak tekort, maar we weten dat God ons blijft oproepen tot bekering, tot ommekeer en dat Hij ons vergiffenis schenkt, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven. Paulus schrijft ons dat God, die rijk is aan barmhartigheid wegens de grote liefde waarmee Hij ons heeft liefgehad ons met Christus ten leven heeft gewekt hoewel wij dood waren door onze zonden; aan zijn genade dankt gij uw redding. Uit pure genade geeft God ons een nieuw leven, nu reeds kunnen we door onze verbondenheid met Christus een nieuw leven leiden naar Christus’ voorbeeld.
Nee, we zijn geen heiligen, maar we trachten ons wel te richten naar Jezus woord en zijn voorbeeld. En met de genade van God kunnen we ons telkens weer op het goede spoor zetten, zodat we met vertrouwen op zijn liefdevolle vergeving met vreugde en met een gerust gemoed kunnen leven, midden de drukte van het moderne leven. De veertigdagentijd biedt ons de gelegenheid tot herbronning, tot bewust worden waar we bekering nodig hebben en tot een beroep doen op de kracht die we vanuit Jezus’ levensoffer mogen ontvangen. Het wordt een gezegende tijd. (Ben Van Vossel 2018)
3de ZONDAG IN DE VEERTIGDAGENTIJD
De afgebroken tempel doen herrijzen
Ex., 20, 1-
Wij worden niet gaarne de les gespeld. Wij houden er niet van dat men ons voortdurend komt zeggen, je zou zo en zo moeten handelen, dit mag je en dat mag je niet. We houden niet van moraalridders die ons voortdurend hun zienswijze willen opdringen. Anderzijds vinden we als volwassenen dat wij aan kinderen en jonge mensen wél de richting mogen aanwijzen, ja dat het zelfs onze plicht is om dat te doen. Wij achten dat onze plicht als ouders, als opvoeders en als christenen. Wij voelen ons verantwoordelijk om hen in de volgens ons juiste richting te leiden. Maar kinderen en jonge mensen vinden dat niet altijd zo leuk, ze kiezen liever zelf wat ze willen of moeten doen. Ze vinden vrij vlug dat ze de vrijheid moeten hebben om zelf uit te maken wat ze te doen en te laten hebben.
Wat dat betreft zijn we misschien niet zoveel verschillend van kinderen. Wij hebben ook niet graag dat iemand ons komt zeggen wat we al of niet moeten doen. Leve de vrijheid.
En wanneer mensen ons een raad geven, zullen we toch zelf eerst oordelen, of dat wel goede raad is. Er zal veel afhangen van het vertrouwen dat we in iemand stellen en of het verleden ons geleerd heeft dat die persoon ook in andere gevallen ons werkelijk goede raad heeft gegeven.
In de eerste lezing van deze zondag krijgen wij een voorbeeld van de grote tien woorden dat God door Mozes aan de Israëlieten gegeven heeft, de decaloog of de tien geboden zoals we ze wel eens noemen. Het zijn tien richtingaanwijzers naar het echte geluk, naar een menselijk leven dat beantwoordt aan wat God als weg naar het geluk heeft bestemd.
Ook al hebben de Israëlieten en velen na hen er niet altijd aan beantwoord, toch hoorden we in de tussenzang de waardering voor die woorden van God: “Heer, uw woorden zijn woorden van eeuwig leven”; en verder “De wet van de Heer is volkomen, zij sterkt de onzekere geest. Zijn voorschriften zijn betrouwbaar, onwetenden maken zij wijs.”
Het is niet zo dat Gods verlangen en Gods manier van de zaken te bekijken steeds hetzelfde is als wat mensen denken en willen. Sint Paulus zegt het overduidelijk in zijn brief eerste brief aan de Korintiërs: “Joden eisen wonderen, heidenen vragen wijsheid. Maar wij verkondigen een gekruisigde Christus, voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid; maar voor hen die geroepen zijn, Joden zowel als Grieken, is die Christus Gods kracht en Gods wijsheid. Want de dwaasheid van God is wijzer dan de mensen en de zwakheid van God is sterker dan de mensen.” Gods verlangen en Gods zicht op de zaken gaat boven wat mensen van oordeel zijn. Wij moeten ons geweten laten vormen door wat goed menende mensen van oordeel zijn, wat Gods Woord ons leert, wat de Kerk erkent als Gods verlangen… Op die manier krijgen wij een beter gevormd geweten zodat we kunnen oordelen in welke richting Gods verlangen uitgaat.
Jezus sprak ook woorden van eeuwig leven. Soms stelt Hij ook tekenen die iets betekenen, zoals bij zijn optreden in de tempel waarbij Hij ook de uitleg geeft: Maak van het huis van God geen markthal!
Iets verder zegt Hij trouwens iets, wat zijn leerlingen later inzien dat het een profetie was: : “Breekt deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem doen herrijzen." Hij had het over de tempel van zijn lichaam. “Toen Hij dan ook verrezen was uit de doden herinnerden zijn leerlingen zich dat Hij dit gezegd had, en zij geloofden in de schrift en in het woord dat Jezus gesproken had.” Zo krijgen we in deze vastentijd reeds een voorafbeelding van Jezus doortocht door lijden en dood naar de verrijzenis.
Deze veertigdagentijd is voor ons dan een uitnodiging om te onderscheiden welke woorden, welke gebeurtenissen, welke maatregelen, welke publicaties of uitzendingen beantwoorden aan Gods verlangen met de mens. Wij hebben bij ons doopsel en Vormsel de H. Geest ontvangen die ons helpt om doorheen alles te zien wat beantwoordt aan Gods verlangen en wat er tegenin gaat. Laten wij dan ook vaak bidden: “Kom, heilige Geest, leer mij Gods verlangen kennen en geef mij de moed en sterkte om erop in te gaan.” (Ben Van Vossel 2018)
2de ZONDAG IN DE VEERTIGDAGENTIJD
De Vader geeft zijn Zoon
Gen., 22. 1-
Het is vandaag een dag waarop God ons wil spreken over zijn trouwe vaderlijke liefde. Een liefde die gaat tot het uiterste van wat denkbaar is. Hij zendt zijn eigen Zoon om voor ons de toegang tot het geluk weer mogelijk te maken. Een liefde die nieuw leven schenkt en die alle zwakheid, alle onvermogen, alle zonde overstijgt.
Om dat alles duidelijk te maken kiest de kerk vandaag onder meer het verhaal van het offer van Izaäk. Abraham staat hier als een symbool van God, die zijn Zoon voor ons wil offeren. Maar bij God werd zijn Zoon daadwerkelijk prijs gegeven voor ons heil. Paulus zegt het overduidelijk: “indien God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn? Hij heeft zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard: voor ons allen heeft Hij Hem overgeleverd. En zou Hij ons na zulk een gave ook niet al het andere schenken?” Overigens voegt Paulus er nog aan toe dat Jezus, die zich voor ons gegeven heeft, nog altijd onze zaak bepleit, Hij de onschuldige die zich voor onze schuld heeft overgeleverd.
In het evangelie krijgen we een voorafbeelding van Pasen. De gedaanteverandering, de transfiguratie. Voor Jezus een bemoediging vanwege da Vader en voor de leerlingen een sterk teken dat Jezus, de Messias is, de Zoon van God, door wie ze zich moeten laten leiden: “Dit is mijn Zoon, de Welbeminde, luistert naar Hem."
Wat betekent dit alles voor ons? In ieder geval dit: God blijft ons gaarne zien, ondanks onze ontrouw, ondanks onze schuld of zondigheid. In Jezus zijn we door God aanvaard. Dat moet al een zon ons leven verlichten en warmte geven, vrede in ons hart.
Wel worden wij uitgenodigd om ons meer te richten naar Jezus, ons door zijn woord laten onderrichten, naar Hem luisteren. Ons geloof, en ons leven dat verlicht wordt door het geloof, moet zich voeden aan het contact met Jezus in het gebed en door het woord van het Nieuw Testament, door de sacramenten, door het onderricht van de Kerk en het contact met medegelovigen. Dat steekt allemaal in dat “luisteren naar Jezus”.
Door het geloof in Gods liefde voor ons, op elk moment, krijgt ons leven een ruggengraat, we leven in het licht van Jezus’ nabijheid; voortdurend worden we uitgenodigd om zoals Jezus te leven volgens Gods verlangen. De nabijheid van Jezus in het gebed, de eucharistie en het evangelie geeft ons licht en kracht om volgens Gods wil te leven naar het echte geluk. Zo kan ons leven in Gods vrede ook voor ons een vooraf beleven worden van het eeuwig Paasfeest. (Ben Van Vossel 2018)
1ste ZONDAG IN DE VEERTIGDAGENTIJD
Bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap
Gen., 9, 8-
Vandaag staan de lezingen in het teken van Gods geduld en barmhartigheid. De wegen van God, de manier waarop God met ons omgaat wordt gekenmerkt door zijn goedheid en betrouwbaarheid. Hij wil niet ons ongeluk of dat we als triestige mensen door het leven gaan; de regenboog dient in het verhaal van Noach als teken dat God het goed meent met ons.
Dit horen wij ook in de verkondiging van Jezus, na zijn verblijf in de woestijn. Hij zegt: ‘Bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap’. Twee zaken zegt Hij: Bekeert u én Gelooft in de Blijde Boodschap.
Bekering wil zeggen: omkeren van een leven waarin nog te weinig rekening wordt gehouden met Gods verlangen, te weinig rekening wordt gehouden met het geluk van medemensen. Bekering, omkeren betekent dat we ons inspannen om los te komen van egoïsme en kortzichtig materialisme. Wij willen ons meer toekeren naar onze medemensen, vooral de behoeftigen, en ons ook meer toekeren naar God en zijn verlangen. Om die bekeringsgezondheid te verkrijgen, kunnen wij bidden met psalm 25 uit deze eucharistieviering: Wijs mij uw wegen, Heer, leer mij uw paden kennen. Leid mij volgens uw woord, want Gij zijt mijn God en Verlosser.
De veertigdagentijd is een uitgelezen gelegenheid om te groeien in dat verlangen om Gods wil te doen. Het is de weg naar het geluk.
Het tweede wat Jezus zegt, is: Geloven in de Blijde Boodschap. Dit betekent dat wij gaan leven in vertrouwen op God, die ons niet onze zwakheid en zondigheid voortdurend onder onze neus duwt, maar die ons vergeeft en ons zijn vrede meedeelt door Jezus, onze Redder. Lam Gods dat onze zonden wegdraagt, ontferm U over ons, zo bidden wij in elke Eucharistieviering. Jezus heeft al onze zondigheid op zich genomen, en onze zwakheid, en al wat maar op ons kan wegen, tot de dood toe… Hij heeft het op zich genomen en ons van Godswege genade bekomen, vrijspraak en vreugde en geluk in overvloed. Daartoe zijn wij geroepen en daarvan mogen wij reeds nu heel wat van ervaren, wanneer wij op Jezus beroep doen en trachten zijn weg te gaan. Een weg van vertrouwen op God die ons in Jezus als zijn kinderen heeft aanvaard.
De Veertigdagentijd wordt zo een uitnodiging tot bekering maar tevens een oefening in blij en rustig vertrouwen op God te midden van ons dagelijks onderweg zijn. (Ben Van Vossel 2018)
Geen mensen buitensluiten
Lev., 13, 1-
Het Oude Testament leert hoe men met melaatsen en allerlei huidziekten moest handelen opdat de ziekte niet zou overgedragen worden op de hele gemeenschap. Men vond of men had geen betere oplossing dan ze te isoleren zodat ze geen andere mensen konden besmetten. En zoals een priester de zieke moest onderzoeken of het om een huidziekte ging, zo moeten ze zich na hun genezing ook aan de priester vertonen. Die kon dan vaststellen of God of de Messias de zieke had genezen.
In het evangelie zien we dan als contrast met de behandeling van de melaatse in het Oude Testament hoe Jezus “Door medelijden bewogen zijn hand uitsteekt, de melaatse aanraakt en tot hem zegt: “Ik wil, word rein." Terstond verdween de melaatsheid. Jezus stuurt hem dan naar de priesters om ze het bewijs te leveren. Het zou trouwens heet bewijs leveren dat Jezus de Messias was, maar zover zullen de priesters niet gegaan zijn in hun redenering.
Buiten de gemeenschap moeten verblijven, uitgesloten worden. Het is het vreselijkste wat een mens kan overkomen. En toch sluiten we vaak mensen uit, mensen die anders denken dan wij, mensen op wie we jaloers zijn, of mensen die ons ooit wel eens iets in de weg gelegd hebben… Niet uitsluiten zal dan ook te maken hebben met vergevings-
Maar eigenlijk heeft het te maken met mens te zijn naar het voorbeeld van God. God houdt van de mens, van iedere mens, zoals een goede ouders van al hun kinderen houden en het niet zouden goedkeuren dat het ene kind door het andere uitgestoten wordt… Dat Jezus de melaatse aanraakt is een teken van Gods tederheid voor ieder mens in nood. Hij houdt van al zijn kinderen en is niet vies van hen. Ook niet als ze gekwetst zijn, zondig zijn, buitengesloten worden… God sluit ook ons niet uit, die toch ook geen volmaakte mensen zijn…
Als we straks zullen aanzitten aan de tafel van de Heer, als we samen zijn woord beluisterd hebben, dan moeten we vragen dat wij mogen groeien in die goddelijke eigenschap om niemand uit te sluiten, en mensen nabij te zijn die door het leven verwond zijn geworden… Paulus verwoord het zo mooi in de tweede lezing: ‘Weest mijn navolgers zoals ik het ben van Christus’. Laten we opkijken naar Jezus die door medelijden bewogen de melaatse aanraakt en geneest, laten we bij de communie bewust worden wie het is die we daar ontvangen. Laten we in zijn voetspoor treden. (Ben Van Vossel 2018)
Zinvolle dagen
Job, 7, 1-
Een dag kan soms lang duren al men moe of ziek is, als het werk zwaar valt. Als je ’s nachts dan ook nog niet goed kan slapen door de zorgen of de pijn, dan kan het leven best lastig zijn. In de eerste lezing hoorden we Job klagen over zijn ziekte en onrust die hem belet van de slapen en over het maandenlange getob dat zijn dagen vergiftigd.
In de tweede lezing zien we Paulus die zijn dagen vol ijver vult met het brengen van het Blijde nieuws, het Evangelie. “Alles ben ik voor allen om er tot elke prijs enkelen te redden. En ik doe alles voor het evangelie om er ook zelf deel aan te krijgen.”
In het evangelie kijken we naar Jezus. Een goedgevulde dag. We zien Hem buienkomen uit de synagoge in Kafarnaüm. Hij geneest de schoonmoeder van Petrus. Als de werkdag er zowat opzit brengen de mensen hun zieken naar Jezus opdat Hij ze zou genezen. “Vroeg, nog diep in de nacht, stond Hij op, ging naar buiten en begaf zich naar een eenzame plaats waar Hij bleef bidden.” En dan, als zijn vrienden Hem komen zoeken omdat de mensen naar Hem uitzien, zegt Hij dat Hij verder moet trekken om ook op andere plaatsen het Blijde Nieuws te brengen…
Inderdaad een goed gevulde dag, een goedgevuld leven. Zowel bij Jezus als bij Paulus. Van Paulus weten we bovendien dat hij zijn kost verdiende door het weven van tentzeil en dat hij na zijn uren het Evangelie bracht aan de mensen en de zorg op zich nam van de pasbekeerde christenen.
Als christenen zijn wij allen geroepen om van het Blijde Nieuws te leven. Dat betekent dat wij als kinderen van God, zeker mogen zijn van zijn liefde voor ons, van zijn nabijheid, van zijn zorg, zoals Hij dat heeft getoond in Jezus zorg voor de mensen. Misschien moeten wij wat meer bewust worden van Gods aandacht voor ons, voor jou en mij. Wij mogen dan met onze zorgen en pijn, met onze ontgoochelingen en onze plannen naar God komen, ze aan Hem toevertrouwen. Dat ontbreekt wel wat, zo lijkt het, in de klaagzang van Job. Maar ook wij mogen komen uitwenen bij God, of onze vreugde uitzingen, ons dagelijks werk verrichten terwijl wij Hem aanwezig weten. Zo zien we Jezus ook ’s morgens vroeg al contact zoeken met de Vader. Ook wij mogen onze dag zo beginnen, met een kort gebed, opdat we niet bezwijken onder de zwaarte, of onder de oppervlakkigheid, of dat we blind zijn voor de mensen naast ons. Ook wij worden immers geroepen om het Blijde Nieuws te verkondigen door onze manier van leven, als opgewekte mensen, als moedige en vriendelijke mensen. Laat dat de uitnodiging zijn vanuit het voorbeeld van de apostel Paulus en van Jezus zelf. (Ben Van Vossel 2018)
Luisteren naar Gods Woord
Deut., 18, 15-
Jezus kwam met zijn leerlingen in Kafarnaüm, waarschijnlijk had Petrus daar
Zijn vissersbedrijf en woonde Jezus daar ook. Op de eerstvolgende sabbat treedt Jezus in de synagoge op als leraar, waarbij Hij op een vernieuwende wijze sprak over het Rijk der hemelen, over bekering en over geloof aan het Blijde Nieuws, zoals Hij het nog zo vaak zal doen. De mensen zijn blij verrast over het optreden van die jonge rabbi, die zo heel anders sprak dan hun leraars. Hij sprak met gezag, geen voorgekauwde en moe gehoorde leerstellingen maar een diep-
Mozes had voorspeld dat er een profeet zou komen naar wie zij moesten luisteren. Misschien dachten de mensen van Kafarnaüm daar wel aan. In ieder geval moeten wij er hier aan denken en het ter harte nemen. Wij beluisteren Jezus, wij horen over Hem in het evangelie en in de brieven van zijn volgelingen. Wij moeten die woorden ter harte nemen. Wij moeten verlangend uitzien naar die woorden, blij zijn dat we daar week na week, jaar na jaar naar mogen luisteren of ze lezen in onze Heilige Schrift. Het zijn woorden die kracht bezitten, kracht om ons leven te veranderen, kracht om vrede te brengen in ons hart, om ons toe te rusten voor onze tocht door het leven… “Uw woorden , Heer, zijn geest en leven, uw woorden zijn woorden van eeuwig leven.”
Wij mogen God vragen dat we een luisterend oor zouden hebben, dat ons hart open zou zijn om zijn woord te onthalen en er iets mee te doen, om het te laten inwerken op ons leven. Wij moeten daar zelf ook iets aan doen. Een paar woorden uit de lezingen onthouden en ons afvragen in hoever dat iets kan betekenen voor ons leven…
De tussenzang van vandaag nodigde ons uit:” Luistert heden dan naar zijn stem en weest niet halsstarrig.” Doe niet zoals de Israëlieten in de woestijn die God niet geloofden, maar laat zijn woord uw leven leiden. Ga met vertrouwen op weg, op weg door het leven, op weg door het leven van elke dag met als richtsnoer het woord van God, het woord van Jezus. Geloof dat Jezus’ woord u de weg wijst naar het echte geluk en dat je geen betere leidsman kunt hebben die u vrij maakt en vrede brengt in uw hart en uw leven. (Ben Van Vossel 2018)
Bekeer u en geloof in de Blijde Boodschap
Jon., 3, 1-
Het boek Jona is misschien gewoon een novelle, een mooi verhaal over een grote stad die zich bekeert en over de barmhartigheid van God. Het is in ieder geval een Bijbelverhaal dat wij ter harte mogen nemen. Onze samenleving zal er waarschijnlijk niet beter aan toe zijn dan de stad Ninive die hier beschreven wordt. Maar God schrijft onze wereld niet af, ook niet vandaag. Hij blijft profeten van allerlei soort, die ons uitnodigen om van mening en gedrag te veranderen en meer in overeenstemming te komen met Gods inzicht en Gods verlangen. Profeten van allerlei soort. Inderdaad. Sommige profeten roepen op tot respect voor de natuur, tot meer verantwoordelijkheid voor het klimaat. Andere profeten roepen op tot respect voor het leven, het beginnende leven in de moederschoot en het leven dat naar het einde toe gaat. Andere profeten roepen op tot meer verdraagzaamheid, tot respect voor de persoon van de ander, respect voor elkaars overtuiging… De kerk en de christenen zouden ook in eenvoud en respect moeten getuigen van de diepere dimensie van het menselijk leven, de relatie van ieder mensenhart met God… Ons gedrag en soms ons woord mag gerust een uitnodiging zijn om ook het geestelijk aspect van het menselijk leven aan bod te laten komen…
En God is barmhartig als Hij ziet hoe mensen hun best doen, met het licht dat ze hebben, met de opvoeding die ze gehad hebben… En wij mensen, wij laten het oordeel over anderen best in de handen van God. Ook wij hebben zijn barmhartigheid van doen.
Terwijl Paulus ons oproept om ons niet te verliezen in het aardse maar ons oog gericht te houden op wat blijft, roept Jezus ook op tot bekering en tot geloof in de Blijde Boodschap, het Goede Nieuws. Bekering hebben wij voortdurend nodig. Bekering van onze woorden, bekering van ons gedrag tegenover anderen, onze verantwoordelijkheid midden de huidige samenleving, daar waar we leven.
Maar even belangrijk is het voor ons te geloven in de liefdevolle aandacht van God voor ieder van ons. Ook in de droevigste momenten mogen wij komen rusten aan Gods hart en ons verdriet uitwenen. Wij mogen ook geloven in zijn nabijheid bij onze dagelijkse inzet voor ons gezin en voor de samenleving; wij mogen Hem nabij weten wanneer wij, in de ogen van anderen of van onszelf, van niet veel nut meer zijn… Voor God zijn wij uniek en waardevol, op elk moment van ons leven. Van dat Blijde Nieuws, hoe God ons in Jezus altijd nabij blijft mogen wij leven. Misschien dat onze manier van geloven ook een kleine reset nodig heeft en weer kan worden tot een blij geloof in de eeuwigdurende liefde van God voor ons en voor allen. (Ben Van Vossel 2018)
Geroepen
l Sam.,3,3b-
Aan het roepingsverhaal van de profeet Samuël kunnen we niet zomaar voorbijgaan. Een jongen die opgroeit in de tempeldienst onder de leiding van de priester Eli, we kennen het allemaal. Drie keer hoort Hij zijn naam noemen en drie keer loopt hij naar de priester, hoewel deze hem niet geroepen heeft. De priester begrijpt dat God de kleine jongen roept en hij zegt hem, dat als God hem nog eens roept dat hij moet antwoorden: “Spreek, Heer, uw dienaar luistert.” Wat leert ons dit verhaal voor ons eigen leven? Op de eerste plaats dat God zich ook om ons bekommert, dat Hij ook aan ons geïnteresseerd is en dat Hij ook ons roept en zendt. Maar ook wij moeten leren hoe God zich tot ons richt. Het gebeurt meestal niet op de manier zoals in dit verhaal van Samuëls roeping. Het vraagt van ons een grote luisterbereidheid; we moeten erop uit zijn om Gods stem te horen, ik bedoel, om te weten wat God van ons verlangt op elk ogenblik. Meestal maken wij daar geen kwestie van: we regelen zelf ons leven wel, wij betrekken God dat meestendeels niet bij… Maar als we echt gelovig mens willen worden, moeten wij op dat vlak veranderen… Wij gaan dan niet zelf over alles en nog wat beslissen, maar vragen vaak ook aan God wat Hij erover denkt: “Spreek, Heer, uw dienaar luistert.” Dàt is de manier van leven van een gelovig mens.
Maar spreekt God wel tot ons? Wij zijn toch maar gewone en geen buitengewone christenen? Voor God zijn we allemaal buitengewoon en Hij wil met ons in contact treden. Hij spreekt tot ons in de stilte van ons hart, Hij doet ons verstaan waartoe Hij ons uitnodigt. En dat gaat meestal over de meest eenvoudige zaken. Dat kan zijn dat Hij je uitnodigt om een vriendelijk woord te richten tot iemand, om een kleine dienst te verrichten, om een kwaad woord niet uit te spreken, om je in te zetten voor je parochie, om ook op je werk aandacht te hebben voor anderen… Op ieder ogenblik is God me jou begaan en nodigt Hij uit om de weg naar het echte geluk te gaan, de weg die Jezus ons aangewezen heeft.
In deze viering mogen we Jezus ontmoeten die voor ons alles heeft over gehad. De eerste leerlingen die Hij ontmoet hebben dat eerste contact nooit vergeten. Wij mogen in deze viering Hem zo persoonlijk ontmoeten dat het echt van invloed kan zijn op ons verdere leven vandaag en op ons hele leven. Laten wij die geestelijke aandacht hebben en Hem met een gelovig hart zeggen: “Spreek, Heer, uw dienaar luistert”. (Ben Van Vossel 2018)
Zondag onder octaaf Kerstmis FEEST VAN DE H. FAMILIE
Tedere ontferming, goedheid, deemoed, zachtheid en geduld
Sir., 3, 3-
Einde van het Jaar. Feest van de heilige Familie. Einde van het jaar en de uitnodiging om in verbondenheid en liefdevolle genegenheid voor elkaar het nieuwe jaar binnen te gaan. Voor velen is het een feestelijke intrede. Zelfs was het kort geleden nog een gelegenheid om het hart te laten spreken in de warmste week, met aandacht voor velen die wat door de mazen van het sociale net vallen. We moeten er wel aan denken dat voor velen van onze medeburgers en voor veel inwijkelingen, de overgang van oud naar nieuw geen goud in de mond heeft.. Het mag voor ons een blijvend aandachtspunt zijn.
Ondertussen mogen we – hopelijk -
2018 en dit Feest van de heilige Familie houdt de oproep in tot aandacht voor elkaar, tot tedere liefde, je best doen om je in te zetten voor het geluk van de ander en hopen dat je zelf ook voldoende bevestiging en bemoediging zal ontvangen waardoor je als mens kan leven in vrede met jezelf, met anderen en … met God. Er is niets mooiers dan wanneer je je als gezin kan inzetten voor iets goed, iets waardevol, een goed doel. Een christelijk gezin mag ook samen groeien in aandacht voor natuurbehoud, in aandacht voor mensen die het moeilijk hebben in het leven. Zoiets maakt de onderlinge band nog sterker.
Paulus verwoordt het zo mooi in zijn brief aan de christenen van Filippi: “Bekleedt u dan, als Gods heilige en geliefde uitverkorenen met tedere ontferming, goedheid, deemoed, zachtheid en geduld. Verdraagt elkander en vergeeft elkander als de een tegen de ander een grief heeft. Zoals de Heer u vergeven heeft zo moet ook gij vergeven. Voegt bij dit alles de liefde als de band der volmaaktheid. En laat de vrede van Christus heersen in uw hart; daartoe zijt gij immers geroepen, als leden van een lichaam.”
Dit alles is zo belangrijk binnen het gezin, maar het is een opgave voor ieder van ons, ook zij die de geborgenheid van een harmonisch gezin moeten missen.
Die positieve instelling naar anderen toe is trouwens een goede basis voor alle menselijke verhoudingen, ook op de werkvloer en in tal van ontmoetingen. Christenen kunnen zo worden waartoe ze gezonden zijn, om kleine kernen te vormen van een nieuwe mensheid die beantwoordt aan Gods droom. Vrede op aarde aan de mensen die door God worden bemind. Moge Jezus’ komst in ons midden ons de vrede schenken in ons hart en de vrede tussen mensen, want dat is Gods verlangen. (Ben Van Vossel 2017)
Enige gedachten rond KERSTMIS, geboortefeest van Jezus Christus
Midden onder u staat HIJ die gij niet kent
We hoorden het Johannes de Doper in deze Advent (3e zondag) zeggen: ‘Midden onder u staat Hij die gij niet kent.’ En het is nog waar ook. Op teevee lieten ze een week geleden als zien wat een groot aantal landgenoten naar Duitsland trokken voor de Kerstmarkten. Wat ga je daar doen, vroeg men aan busreizigers: plezier maken, de sfeer meemaken, lekker eten en glühwein! Het mag natuurlijk wel, feesten met vrienden en familie. Maar we zouden als christenen nooit mogen vergeten waarom we die feestmarkten Kerstmarkt noemen. Het heeft ook nog met Christus te maken, met zijn geboortefeest. Als christen mogen we niet langs de Heer lopen zonder Hem te herkennen. Wij moeten ons ervan bewust blijven dat Hij gekomen is, om ons de weg te wijzen naar het echte geluk en dat Hij door zijn lijden en kruis het ons mogelijk heeft gemaakt om die weg te kunnen gaan.
Dank zij zijn komst heeft ons leven uitzicht, toekomst.
Midden onder u staat Hij die gij niet kent. We kunnen reeds lang christen zijn, zonder dat we tot een persoonlijke relatie met de Heer Jezus gekomen zijn. Hij blijft dan ook voor ons een onbekende. Maar als we ons bewust worden dat de woorden van de Schrift, woorden zijn waarmee God ons de weg wil wijzen, waardoor Hij wil spreken over zijn liefde voor ons… dan kunnen wij dankbaar zijn voor die woorden en kunnen wij die dankbaarheid ook uitdrukken in ons gebed. Dat is dan al een eerste persoonlijke ontmoeting met de levende God.
Er is een ander moment waarop we Jezus persoonlijk mogen ontmoeten. Wanneer de priester zegt: ‘Zie het Lam Gods dat de zonden van de wereld wegneemt.’ Op dat ogenblik worden wij ons bewust van onze kleinheid, maar kunnen wij ook ons verlangen naar Hem uitdrukken, ons verlangen om Hem te ontmoeten; wij kunnen Hem dan zeggen, Jezus, neem bezit van mijn leven, neem uw plaats in in mijn leven. En we mogen dan in diep geloof en liefde Hem onthalen in ons hart, terwijl wij te communie gaan. Midden onder u staat Hij die gij kent, de Heer en Redder die ook uw Heer en Redder wil zijn.
‘Midden onder u staat Hij die gij niet kent’. Dat zinnetje van Johannes de Doper mag er ons ook op attent maken dat Jezus op nog andere wijzen in ons leven aanwezig wil zijn. Natuurlijk in de stilte van het gebed, wanneer je van hart tot hart met Hem spreekt over uw vreugde en zorgen, maar ook in je medemensen. We vergeten dat soms dat wij ook vandaag de Heer kunnen helpen, Hem blij maken, voor Hem zorgen, Hem onze liefde tonen… door de mensen bij ons thuis of in onze kennissenkring blij te maken, voor hen te zorgen, sukkelaars te helpen…
Midden onder u staat Hij die gij niet kent. In het Kerstekindje in de kribbe vieren wij het geboortefeest van Jezus met grote dankbaarheid. Laten wij Hem niet voorbijlopen als kenden wij Hem niet. Laat deze kersttijd voor u een tijd van blijde ontmoeting met de Heer in de heilige Eucharistie, in het gebed, in de Schrift en in de mensen die Hij op onze weg brengt. (Ben Van Vossel 2017)
Mij geschiede naar uw woord
2 Sam. 7, 1-
Op deze 4e zondag van de Advent, zegt de liturgie ons duidelijk dat de redding van de mens het werk van God zal zijn. Hij neemt het initiatief. Dat is zo in de belofte aan David. Deze wil voor God een huis bouwen, een tempel, maar de profeet Natan zegt dat God zelf voor David een huis, een koningschap zal bouwen dat in eeuwigheid zal blijven bestaan. Deze profetie van Natan zal in Jezus tot vervulling komen. De tussenzang bezingt dan ook de gunsten van de Heer. God is de Gever van alle goeds.
Zoals zo vaak sluit de lezing uit het Oude Testament aan bij het evangelie. Daar lijkt de hoofdpersoon Maria te zijn. Maar eigenlijk neemt ook daar God het initiatief. Maria zal moeder worden van een Zoon die ze de naam Jezus moet geven. Aan zijn koningschap zal nooit een einde komen.
De beschikbaarheid van Maria voor het grote heilsplan van God, mogen voor ons een reden zijn tot dankbaarheid voor wat God voor ons en alle mensen doet, voor het heil dat ons door Jezus is gebracht. Ook door ons wil God heil brengen aan mensen, ook door ons wil Jezus vandaag tegenwoordig zijn om mensen gelukkig te maken. Ook wij mogen opzien naar de manier waarop Maria zich beschikbaar stelt voor het heil dat God met de mensheid voorheeft.
In alle nederigheid moeten wij weten dat Jezus ook vandaag mensen wil redden, mensen wil bemoedigen, mensen wat vreugde wil laten meemaken, wat licht brengen in het leven van kinderen en bejaarden, licht in het leven van zoekende mensen. “Ik stel mij beschikbaar voor wat Gij wilt doen, Heer.” Dat antwoord van Maria mag ook het onze zijn, ons gebed om ons beschikbaar te stellen voor wat Hij voor mensen wil doen. In alle eenvoud. De kerstnacht, met alle engelenzang en kerstversiering, is toch het eenvoudige gebeuren van de geboorte van een kind, met als nederige getuigen wat ruwe herders die in de omgeving hun kudde bewaakten. Wij mogen ook de Geboorte vieren van Jezus, het zichtbaar worden van Gods genade in ons midden; maar het blijft ook onze zending om dat heil, die genade ook zichtbaar en tastbaar te maken in onze eigen omgeving. Vragen wij om die genade om zoals Jezus licht te zijn in een koude wereld, zo wordt het niet enkel een warmste week, maar een warmste jaar. Gaan wij daaraan meewerken? (Ben Van Vossel 2017)
Verheug u. Midden onder u staat HIJ die gij niet kent
Jes., 61, 1-
Kerstmis, de gedachtenisviering van Jezus geboorte komt naderbij. In deze liturgie klinken o.a. de woorden van Paulus “Weest blij in de Heer”. Men noemde deze zondag vroeger dan ook Gaudete-
De profeet Jesaja ziet de reden tot blijdschap vooral in het feit dat Hij vanwege God een vreugdevolle boodschap mag brengen waardoor gebroken harten genezen worden en mensen zonder uitzicht bevrijding zullen ervaren want God gaat mensen met zijn liefde omgeven. Daarom jubelt de profeet, want God laat gerechtigheid ontluiken en zijn heerlijkheid voor alle mensen. Gerechtigheid betekent dat de mensen weer Gods verlangen gaan doen; Gods heerlijkheid betekent dat Hij ons wil redden, daarin toont Hij zijn glorie. Het is dan ook zinvol dat de tussenzang het vreugdelied van Maria omvat, een lofzang op Gods barmhartige liefde. Jesaja, Johannes de Doper en Maria zijn echt Advents-
Ook Paulus roept ons op om vreugdevolle christenen te zijn, biddende mensen, die God van harte danken voor zijn gezegende nabijheid.
In Johannes de Doper ontmoeten we een diepgelovig mens, die zich door God laat gebruiken om mensen op te roepen tot bekering. Hij is een stem die roept in de woestijn: Maakt de weg recht voor de Heer ! Voor ons mag die oproep betekenen dat we de genade van deze Advent gebruiken om wat meer als gelovig mens te leven, ons leven wat meer te bekijken vanuit God, die ons blijft bemoedigen maar die ook wil dat wij de weg naar het echte geluk gaan.
Johannes geeft ons een sterk voorbeeld van nederigheid: Ik ben maar een dienaar, niet waard om de riem van de sandalen los te maken van Hem die na mij komt. Voor ons mag het duidelijk zijn dat, hoezeer Johannes zich ook bewust is van de grootheid van de Messias, wij toch mogen zien wat een weg van nederigheid God zelf gaat in de menswording van Jezus, die zich dan nog helemaal zal ontledigen in de dood aan een kruis.
Maar vandaag mogen wij vol vreugde zijn omdat Hij ons nabij komt, iedere dag op zoveel wijzen en in de viering van Kerstmis: zijn verschijning als mens op onze aarde. (Ben Van Vossel 2017)
Baan een weg voor de Heer
Jes., 40, 1-
De lezing uit de profeet Jesaja begint met een vreugdevol woord: Troost, troost toch mijn stad. Haar ongerechtigheid is vergeven. Zie, uw God is op komst. Effen voor God een weg in de woestijn…
God is op komst, Hij vergeeft onze zonden, Hij komt met zijn heil. Deze Adventstijd is een gelegenheid om ons voor te bereiden op de komst van God. Het is de tijd vóór Kerstmis, de geboorte van Jezus. Maar de Adventstijd is ook een gelegenheid om God te verwelkomen in het leven van elke dag. Reeds in het Oude Testament, maar zeker in het Nieuw Testament vereenzelvigt God zich met onze medemensen: wat wij aan anderen doen, doen wij aan God. Zoals Jezus zegt: Wat ge aan de geringste van mijn broeders hebt gedaan, dat hebt ge aan Mij gedaan.
Wij mogen de Heer dus aanwezig zien in onze medemensen, op de eerste plaats voor onze naasten, de mensen bij ons thuis, de mensen uit onze buurt of op het werk… Het wat aandacht schenken, een glimlach, een vriendelijk woord. Hoe gaat het? Zo mogen wij de Heer ontmoeten. Op zoveel manieren kunnen wij Hem nu reeds ontmoeten, zoals hier waar twee of meer in zijn Naam samenzijn en waar wij Hem beluisteren in de Woorddienst en Hem ontmoeten bij de communie. Troost mijn volk, zegt de Heer bij Jesaja, hun zonden zijn vergeven,, effen de weg voor zijn komst.
Zijn weg effenen wij door Hem nu al een plaats te geven in ons leven: wt plaats voor gebed en het samenzijn met Hem, wat plaats voor Hem door wat tijd en plaats te geven aan onze medemensen, vooral aan mensen in nood, wat plaats voor zijn woord in de heilige Schrift. Wat tijd en plaats om uit te zien naar zijn geboorte. Het is niet goed dat we kerstinkopen doen, kerstgeschenken kopen maar niet de minste aandacht besteden aan Hem om wie het begonnen is: de verjaardag van Jezus.
Laten we ons nu al voorbereiden op het komen van God in ons leven, Hem onthalen, zodat we kerstmis kunnen vieren met een blij hart en ons zo voorbereiden op de grote ontmoeting wanneer ons leven ten einde loopt en wij op onze beurt door Hem zullen onthaald worden. (Ben Van Vossel 2017)
Advent vreugdevol uitzien naar de Heer die komt
Jes., 63, 76b-
Een nieuw liturgisch jaar, een nieuw traject met ons leven. En eigenlijk zijn wij heel ons leven op tocht. Voor sommigen een korte tocht, voor anderen een lange weg. Voor sommigen een vrij gemakkelijke weg, voor anderen, voor de meesten een weg die naast vreugden ook heel wat zorgen en pijn met zich kan meebrengen. De Advent wijst er ons op dat ons leven een doel heeft. Ondanks alles wat het leven met zich meebrengt, ondanks alles wat we onszelf tot doel stellen op korte of lange termijn, tenslotte zijn we allen op weg naar God: Hij is onze uiteindelijke bestemming. Het is goed om dat als gelovige mensen niet uit het oog te verliezen. Daarom is het goed dat we deze Adventstijd bewust doormaken. Advent betekent nog altijd een uitzien naar de Komst van de Heer. En een ontmoeting met de Heer, mogen we altijd zien als een gelukkig makende, een blijde gebeurtenis.
Het komt er alleen op aan dat wij ons bewust worden van de vele manieren waarop God ons tegemoet komt.
Zo zou het ons echt moeten blij maken dat we Hem mogen ontmoeten in de heilige Eucharistieviering. Het is een blijde ontmoeting met Hem in deze samenkomt met zijn volk, of er nu veel of weinig gelovigen samen zijn. Het zou ons blij moeten maken wanneer Hij tot ons spreekt in de woorden van de heilige Schrift, in de Eucharistieviering of wanneer we thuis in de Bijbel lezen. Hij spreekt werkelijk tot ons. Ook in de stilte van ons hart als we bidden, mogen we de vreugde kennen van de ontmoeting met de levende God, de ontmoeting met onze Heer en Heiland Jezus Christus. Ook wanneer wij vriendelijk anderen ontmoeten, wanneer wij anderen helpen, wanneer wij mensen-
De Adventstijd wil ons helpen en ons dieper bewust maken van de vreugde van de ontmoeting met de Heer, zodat wij met Kerstmis de vreugde mogen delen van alle gelovigen die met blijde verwachting hebben uitgezien naar de geboorte van Jezus. Eens zal de vreugde waarop de Advent ons voorbereid helemaal open bloeien als wij de Heer zullen ontmoeten bij zijn wederkomst. Laten wij ons nu al oefenen in de vreugde van de vele momenten waarop de Heer ons nu reeds wil ontmoeten. (Ben Van Vossel 2017)
-