GELOOF en LEVEN
ROME 1994
EEN TOCHT
NAAR DE
OORSPRONG
Maria-
Met de Maria-
In 1994 volgen we de eerste volgelingen van Jezus naar de wereldstad, Rome : het Babylon dat de strijd zal aanbinden met Jezus' volk, maar dat uiteindelijk het centrum zal worden van de MOEDERKERK. We vinden er de sporen terug van de Rots, Kefas. Een tocht dus naar onze "roots".
Dat we daarbij ook de stad aandoen van de Poverello, zal ons stimuleren om eraan te denken dat op het fundament van de apostelen niet enkel met stenen en macht wordt verder gebouwd, maar vooral met levende stenen : "Treedt toe tot Hem, de levende steen, door de mensen verworpen maar uitverkoren en kostbaar in het oog van God. Laat ook uzelf als levende stenen voegen in de bouw van de geestelijke tempel. Draagt als een heilige priesterschap geestelijke offers op, die welgevallig zijn aan God door Jezus Christus" (1PETR.2,4-
Over de Kerk van Rome gaat deze publikatie. Ze is grotendeels overgenomen van een anonieme brochure, waarvan we de auteur niet hebben kunnen achterhalen. Een bepaald onderdeel is overgenomen uit "Katholiek Nieuwsblad"; het is daar ter plaatse vermeld.
HOOFDSTUK I
DE AANWEZIGHEID VAN PETRUS IN ROME
1. DE OUDSTE GETUIGENISSEN OVER PETRUS' VERBLIJF TE ROME
PAPIAS, die de directe leerlingen van de apostelen, nl. Polycarpus heeft gekend, getuigt dat het Marcusevangelie de samenvatting is van de prediking van Petrus in Rome.
CLEMENS, in zijn brief aan de kerk van Korinthe, geschreven in 95, geeft ons de oudste bevestiging dat Petrus de marteldood gestorven is : "Laten we eens opzien naar de edele apostelen : Petrus, die tengevolge van een onrechtmatige afgunst niet een of twee, maar zoveel kwellingen heeft doorstaan en die, na op deze wijze getuigenis (martyreoo) te hebben afgelegd, naar de ereplaats ging die hem verschuldigd was. Tengevolge van afgunst en twist heeft Paulus de kampprijs kunnen tonen van de volharding..."
GAIUS getuigt rond 200 : "... ik kan de graven van de apostelen-
GRAFFITI : In de "catacombe" van St.-
EUSEBIUS : In zijn "Kerkgeschiedenis" schrijft Eusebius, in het begin van de 4de eeuw, over de verering van het apostolische graf in de pas opgerichte basiliek, die op de plaats van het Vaticaan door keizer Constantijn in 322 werd gebouwd.
2. DE OUDSTE CHRISTENGEMEENSCHAP TE ROME
2.1 OUDSTE GETUIGENISSEN OVER DE ROMEINSE KERK
De eerste vermelding van de kerk te Rome vindt men in de brief van de heilige apostel Paulus aan de Romeinen, geschreven in 58 na C. : "In de eerste plaats breng ik door Jezus Christus dank aan mijn God voor u allen, want in de hele wereld spreekt men van uw geloof" ROM.1,8 .
Lukas vermeldt in het boek der Handelingen, geschreven omstreeks 80 na C., hoe Paulus te Korinthe in het jaar 51 of 52 een joods-
Men neemt aan dat het christelijk geloof te Rome gebracht werd door reizende joodse christenen. Zoals in alle steden waren er ook te Rome talrijke niet-
Door de meeste moderne exegeten, zowel katholieke als reformatorische, wordt momenteel aangenomen, dat Petrus niet de stichter van de kerk te Rome is geweest; hij zou te Rome verbleven hebben van 62 tot 64 en daar onder de regering van keizer Nero de marteldood gestorven zijn. Het Nieuwe Testament geeft geen inlichtingen omtrent Petrus' verblijf te Rome. Na zijn bevrijding uit de kerker van Herodes (Agrippa I) staat er nonchalant in de Handelingen 12,17 : "Hij gaf met de hand een teken dat zij stil moesten zijn, vertelde hun, hoe de Heer hem buiten de gevangenis had gebracht en voegde er aan toe: 'Meldt dit aan Jakobus en de broeders.' Daarna verliet hij het huis en ging ergens anders heen."
2.2. CHRISTENVERVOLGINGEN
Het jaar 64 was -
Een andere vertaling luidt : "Allereerst werden zij voor de rechter geleid die bekenden en vervolgens op hun aanwijzing een grote menigte..."
Wat was er gebeurd ? De gevangenen werden beschuldigd van haat tegen het mensengeslacht; hiermee wordt bedoeld dat zij niet meededen aan de offers aan de keizer en de afgoden, en niet deelnamen aan de publieke vermakelijkheden. Naar alle waarschijnlijkheid werden de gevangengenomen christenen onder foltering verhoord en zo werden de namen bekend van andere christenen : "Nero liet schuldigen aanwijzen die hij de meest geraffineerde folteringen liet ondergaan.
P.A.van Stempvoort meent dat de vertaling "die bekenden" de juiste is en dat men van velen die gemarteld werden geen 'confessores' (nl. geloofsbelijders) mag maken zoals de eerste vertaling suggereert : "die van hun geloof openlijk belijdenis aflegden". Onder foltering zouden gevangengenomen christenen de namen van geloofsgenoten hebben genoemd. Velen nemen aan dat ook Petrus zo verraden werd. De uitermate intelligente heiden Tacitus zou dus -
Reeds in het boek der Handelingen kan men zien dat er haat van de joden tegenover de joodse christenen was te Jeruzalem. Maar in het buitenland, in de diaspora -
De situatie is gecompliceerd en soms weinig overzichtelijk door de binnen-
In deze tekst worden met "ons" de joodse christenen en met "hen" de christenen uit de heidenen bedoeld. Maar ook bij de christenen uit de heidenen was een groep van oordeel dat een mens geen christen kon worden zonder eerst aan alle verplichtingen van de joodse wet, vooral de besnijdenis-
In een boetegeschrift uit de tweede eeuw, de "Pastor van Hermas", waarvan sommige gedeelten misschien uit de laatste jaren van de eerste eeuw stammen, schrijft Hermas over de misstanden in eigen gezin : "Uw kinderen, Hermas, hebben misdaan tegen de Heer en hun ouders verraden".
Kinderen hebben waarschijnlijk hun ouders aangegeven bij de overheid en zo vervolging tegen hen uitgelokt. De evangelist Lukas, wiens evangelie waarschijnlijk dateert van een tijdstip na de brand van Rome en de verwoesting van Jeruzalem in 70 na Chr., schrijft ook over verraad binnen het gezin : "Gij zult zelfs door ouders en broers, door bloedverwanten en vrienden overgeleverd worden" .
Wanneer Clemens schrijft over het martelaarschap van Petrus, spreekt hij over verraad binnen de kerkgemeenschap : "Petrus, die tengevolge van een onrechtmatige afgunst niet een of twee, maar zoveel kwellingen heeft doorstaan en die na op deze wijze getuigenis te hebben afgelegd (door zijn bloed) naar de ereplaats ging die hem verschuldigd was...".
Het verraad waarover Hermas, Lukas en Clemens schrijven is dus verraad binnen de Kerkgemeenschap.
Petrus' martelaarschap te Rome wordt, zoals uit bovenstaande tekst blijkt, het eerst vermeld in de brief van Clemens aan de kerk van Korinthe. Waarschijnlijk werd Paulus in 68 te Rome onthoofd. Weer is het Clemens die hiervan melding maakt.
In 70, na de val van Jeruzalem, kwam er een volledige scheiding tussen de joden en de christenen. Uit enkele geschriften kan men echter opmaken dat er in verschillende kerken een judaïserende tendens is gebleven, zoals bv. blijkt uit de visioenen van Hermas. Indien de hierboven gegeven interpretatie juist is, zouden zowel Petrus als Paulus niet alleen de marteldood gestorven zijn om hun navolging van Christus, maar ook door hun dood -
Twee zeer trieste omstandigheden : joden en christenen, gelovigen in eenzelfde God, de God van Abraham, Isaac en Jakob, hebben elkaar ten dode toe bestreden; chirstenen, gelovigen in de verlossing door de Zoon van God, die voor allen zijn bloed gaf, hebben elkaar verraden.
3. DE KERK WAAR MEN NAAR OPZIET
De Kerk van Rome was het referentiepunt geworden voor de christenen. Jeruzalem bestond niet meer, de christenen waren gevlucht naar Pella, aan de overkant van de Jordaan. In Rome organiseerde de Kerk zich meer en meer. De marteldood van de beide "steunpilaren", Petrus en Paulus, had van deze kerk een kerk gemaakt waarnaar de andere kerken opkeken als hun voorbeeld.
Na de dood van Nero in 68 lijkt er een ontspanning opgetreden te zijn in Rome. De keizers Vespasianus en Titus hebben de Kerk niet of bijna niet vervolgd. Zeker zullen er plagerijen geweest zijn van de kant van de overheid en de burgers, maar men leest niet over een echte vervolging. Onder keizer Domitianus lijkt de vervolging, waarover Clemens schrijft in de eerste paragraaf van zijn brief, te hebben plaatsgevonden : "Door de rampen en de ontelbare onheilen die ons zijn overkomen, de een na de ander ... is het wel wat laat dat wij onze aandacht schenken aan datgene waarover bij u zo gestreden wordt ...".
Rome is in de tijd van bisschop Clemens een zeer kosmopolitische stad. Waarschijnlijk was er de grootste christelijke kerk gevestigd. De christenen waren overwegend uit de heidenen. De sociale samenstelling was gemengd. De meerderheid van de christenen behoorde tot de slaven of de lagere beroepsbevolking. Door grafschriften en uit andere bronnen weten wij dat echter ook tot de hogere klassen en tot het hof van de keizer het christendom doorgedrongen was.
4. BISSCHOP CLEMENS
De heilige Clemens, wiens feestdag de Kerk op 23 november viert, was, volgens de heilige Ireneüs, Eusebius en de heilige Hiëronymus bisschop van Rome van 92 tot 101. Hij was de 4de bisschop, indien men de volgorde neemt : Petrus, Linus, Anacletus (Cletus), Clemens. Tertullianus meent echter dat Clemens nog door Petrus met het ambt bekleed werd. Clemens zou later het ambt aan Linus afgestaan hebben.
Te Rome bevindt zich de titelkerk van de heilige Clemens, de "Sante Clemente", in de 11de eeuw boven de 4de-
In de iconografie wordt Clemens voorgesteld met een anker om zijn hals, naar aanleiding van het legendarische verhaal over zijn marteldood door verdrinking in de Zwarte Zee. Het vroegere Romeinse brevier geeft de volgende lezing voor zijn feestdag op 23 november : "Trajanus, vertoornd door de bekeringen, zond geheime boden met het bevel hem (Clemens) een anker om de hals te doen en in zee te werpen. Het bevel werd ten uitvoer gebracht, maar de christenen hadden zich in gebed verenigd op de oever. De zee trok zich drie mijl terug... Toen zij dichterbij kwamen, vonden zij een klein bouwwerk van marmer in de vorm van een tempel. Binnenin bevond zich een schrijn van steen, waarin het lichaam van de martelaar rustte en daarnaast het anker waarmee hij in de golven was geworpen". Hierbij werd het volgende gebed gezegd : "Heer, Gij hebt aan Clemens, uw martelaar, in de zee een woonplaats geschonken van marmer in de vorm van een tempel, bereid door de hand van de engelen ... ".
De legende omtrent Clemens' martelaarschap is vrij laat ontstaan, waarschijnlijk einde 4de eeuw.
Er zijn geleerden die menen dat Clemens de Romeinse consul Flavius Clemens is, een familielid van de keizer Domitianus. Deze werd in 95 of 96 onthoofd.
Anderen menen dat hij een vrijgelaten slaaf was van deze familie en daarom -
5. DE OPGRAVINGEN IN HET VATICAAN BEVESTIGEN PETRUS' VERBLIJF TE ROME
Bij toevallige werken in de crypte van de St.-
5.1 EEN EERSTE KORT RELAAS OVER DIE OPGRAVINGEN IN HET VATICAAN
Over de komst van Petrus in Rome en over zijn dood in de hoofdstad bezitten wij oude literaire getuigenissen uit alle hoeken van de toenmalige wereld : Rome, het Oosten, Griekenland, Gallië en Afrika (zie hierboven Hfdst.I,1). Juist de bescheidenheid van deze getuigenissen pleit in hoge mate voor hun waarachtigheid : niemand voelde de behoefte het bewijs van de geschiedkundige waarheid van deze algemeen aanvaarde feiten te leveren, daar bovendien geen enkele Kerk ooit de Kerk van Rome de buitengewone eer betwist heeft tot stichters de roemrijke apostelen en martelaars Petrus en Paulus te hebben. De resultaten van de opgravingen verricht in het Vaticaan van 1939 tot 1949, bevestigen ook nog deze getuigenissen.
Laten we, hoewel we het risico lopen alles een beetje té eenvoudig voor te stellen, maar uit bezorgdheid om duidelijk te zijn, het volgende zeggen : onder de huidige basiliek van Sint Pietersbasiliek heft men de overblijfselen blootgelegd van het plaveisel van twee vroegere basilieken, de ene uit het begin van de 12de eeuw, de andere uit de tijd van Constantijn (4de eeuw). onder de basiliek van Constantijn is een uitgebreide necropolis (= dodenstad, begraafplaats) te voorschijn gebracht, waar 22 praalgraven uit de 3de en 2de eeuw, sommige heidens, andere christelijk, in rijen gerangschikt zijn langs een goed afgebakende weg. Aan het einde van deze weg is een begraafplaats uit de eerste eeuw bewaard gebleven met enige zeer eenvoudige graven, bedekt met gewone pannen. Een van deze graven is het voorwerp geweest van bijzondere aandacht : zijn ligging wordt begrensd door een klein metselwerk, ook uit de 1ste eeuw; hier bovenop zijn de overblijfselen van een monumentaal geheel, daar opgericht in de 2de eeuw; dit alles is van de ernaast liggende necropolis afgescheiden door twee wat steviger muren, waarvan de een, ook uit de 2de eeuw, rood geschilderd is en door beitelslagen ingehouwen op de plaats waar hij uitspringt boven het eerste metselwerk bij het graf. Het graf zelf is leeg; in de nis die onderaan de rode muur is uitgehouwen, zijn een paar stukjes gebeente ontdekt (met fijne gouden en purperen draden) van een bejaard man die geleefd moet hebben in de eerste eeuw van onze jaartelling.
Hoe kunnen we nu, met behulp zowel van de resultaten van de opgravingen, de schriftelijke getuigenissen alsook de mondelinge overleveringen, de feiten reconstrueren ?
Na zijn marteldood in het circus van Nero, wordt Petrus enkele meters verder begraven, op de plaats die "het Vaticaan" genoemd wordt. Al heel spoedig komen er andere graven bij : uit een gevoel van piëteit wenst men heel dicht bij Sint Petrus begraven te worden. Om de schending van het vereerde graf te voorkomen, maakt men dan een sacrale zone, vooral noodzakelijk geworden wanneer in de 2de en 3de eeuw dit Vaticaanse kerkhof zich ontwikkelt tot openbare begraafplaats. Wanneer in het midden van de 3de eeuw de vervolging de vrees oproept dat de christelijke graven zouden ontwijd worden, wordt de relieken van Petrus (en ook die van Paulus) overgebracht naar een andere christelijke begraafplaats, gelegen buiten de stad op een plaats die de "catacomben" werd genoemd; talrijke graffitigetuigen er nog van dat op deze plaats beide apostelen het voorwerp zijn geweest van een speciale verering (nl. in de catacomben van Sebastianus).
Na het tot stand komen van de vrede tussen Kerk en Staat laat keizer Constantijn een basiliek bouwen op het Vaticaan, precies op de plaats waar Petrus eerst begraven werd; een zeer vochtige plek met een tamelijk sterke terreinhelling. Om het bouwwerk te funderen verricht men enorme graafwerken; zo worden de bestaande praalgraven van de top ontdaan en alle lege ruimte gevuld met steengruis en aarde. Bij de wijding van de basiliek in 326 worden de relieken daar teruggebracht.
Zelfs na deze overbrenging blijft de verering van Petrus in de catacomben bestaan; hier liet paus Damasus op het einde van de 4de eeuw het volgende opschrift aanbrengen : "Gij die onderzoek doet naar de namen van Petrus en Paulus, weet dat juist op deze plaats deze grote heiligen vroeger gerust hebben", enz... Op het Vaticaan volgen verschillende verbouwingen elkaar op, vooral onder de heilige paus Gregorius, aan het einde van de 6de eeuw. Deze leggen getuigenis af van een voortdurende gehechtheid van de christenen aan deze vererenswaardige plaats (men noemt haar de "memoria" of de "confessio" van de heilige Petrus, nl. herinnering of de belijdenis, nl. waar hij zijn bloedgetuigenis heeft gegeven). In de 9de eeuw plunderen de Saracenen Rome en ook het graf van de apostel. Het spoor van de relieken gaat verloren, behalve misschien van het hoofd (dit wordt volgens de overlevering vereerd in de Sint Jan van Lateranen). De hoofdaltaren van de twee laatste basilieken van Sint Pieters, die van de 12de en de huidige van de 16de eeuw, evenals de vroegere constructies en verbouwingen zijn loodrecht boven het nederige graf van de eerste eeuw. De experts stemmen duidelijk met elkaar overeen dat de plaats van het graf van de prins der apostelen nauwkeurig is gelokaliseerd; zij verschillen van mening maar tonen zich in het algemeen sceptisch over de identificatie van de stukjes gebeente die dicht bij het graf gevonden zijn.
5.2. "HIERIN LIGT PETRUS"
Het levenswerk van een Italiaanse vrouw. Artikel uit Katholiek Nieuwsblad
55 jaar geleden, in juni 1939, geeft paus Pius XII een groep archeologen de opdracht om het graf van de heilige Petrus te onderzoeken. 10 jaar later, het onderzoek is dan afgerond, krijgt de archeologe Margherita Guarducci toestemming om ter plekke nader onderzoek te doen, met name naar de grote hoeveelheid inscripties en graffiti die ontdekt zijn. Weer 19 jaar later, in juni 1968, bij gelegenheid van de afkondiging van het Credo van het Volk Gods, in het jaar van de grote herdenking van de heiligen Petrus en Paulus, verklaart Paulus VI dat de relikwieën van de eerste paus gevonden zijn en herplaatst in zijn graf.
Een dezer weken komt de archeologe Margherita Guarducci met een nieuw boek dat de balans van haar levenswerk opmaakt. De titel van het boek luidt : "La reliquie di Pietri in Vaticano", "De relikwieën van Petrus in het Vaticaan". In het boek worden voor de eerste keer foto's van de beenderen van Petrus getoond, gemaakt bij de opgravingen onder de Sint Pieter. Verder staan er in het boek onderzoeksresultaten die de echtheid van de stoffelijke resten van de apostel bewijzen.
In haar nieuwe boek wil Margherita Guarducci de grote hoeveelheid documenten over het lichaam van Petrus en de uitzonderlijke foto's hiervan voor iedereen openbaar maken. Tot nu toe beschikten alleen deskundigen hierover. Bovendien zijn er nieuwe argumenten voor de bewijsvoering van de echtheid van het skelet aan de al bestaande reeks toegevoegd. Zo ontbraken bij de beenderen van Petrus de voeten. Dit zou een bewijs zijn voor de vorm van de marteling, namelijk de kruisiging van Petrus aan zijn voeten, met zijn hoofd naar beneden. Volgens een bepaalde traditie werd Petrus met het hoofd naar beneden gekruisigd omdat hij zich niet waardig achtte op dezelfde manier als Christus te sterven. De overblijfselen van een van zijn handen zijn daarentegen helemaal goed bewaard gebleven. Zij vertonen geen sporen van doorboring met een spijker zoals bij Jezus het geval was. Volgens Guarducci is ook dat een bewijs dat Petrus niet op dezelfde manier als Christus gekruisigd is. Deze en vele andere fascinerende details zullen in het boek te lezen zijn. Onlangs verwoordde de onderzoekster de belangrijkste en centrale stelling van het boek als volgt : "Mijn kan met absolute zekerheid stellen dat het graf in Rome het enige is, dat de stoffelijke resten bevat van een persoon die de Christus zelf heeft gekend, zijn woorden heeft gehoord en zijn wonderen heeft gezien."
Het graf van Petrus onder de Sint-
Om een antwoord op deze vraag te vinden moeten we ons terug in de tijd verplaatsen. In de 1ste eeuw na de dood van Christus lijden de christenen onder grote vervolgingen. Onder het schrikbewind van keizer Nero vinden vele christenen de dood in arena's. Ook Petrus sterft hier de marteldood. Hij wordt gekruisigd, niet ver van zijn graf in het Circus van keizer Nero. In dit circus werden de doodsvonnissen tegen de christenen voltrokken. Na zijn kruisdood wordt Petrus begraven bij de Vaticaanse heuvel. Volgens de traditie bouwde reeds zijn tweede opvolger, Anacletus, een grafkapel voor hem. Onder keizer Constantijn verrijst op die plek een machtige basiliek, zonder dat het graf van Petrus werd aangeraakt. Dit zou voor de Romeinen uit die tijd heiligschennis hebben betekend. Toen de basiliek in de 14de eeuw in verval raakte, besloot men na een korte restauratie uiteindelijk een nieuwe kerk te bouwen. Deze kerk werd op 18 november 1626 door paus Urbanus VII geconsacreerd. Het graf van Sint-
Enkele eeuwen later, op 28 juni 1939, leidt Paus Pius XII het begin van het opgravingswerk in. Hij geeft de opdracht het graf van Petrus te onderzoeken. De opgravingen duurden van 1940 tot 1949. Professor Guarducci begint pas met haar onderzoek nadat dit opgravingswerk beëindigd was. Vier andere archeologen, Ghetti, pater Ferrua, Josi en de Duitse Pater Engelbert Kirschbaum, zoeken loodrecht onder het hoofdaltaar naar de plaats van het graf. Niet tevergeefs. Ze vinden de plaats van het graf. Op 30 meter diepte komen de mannen voor een kleine muur met inscripties te staan, die sindsdien aangeduid wordt met de letter "G".
Het werk van professor Guarducci vangt aan met deze inscripties van woorden en tekens. In 1953 begint ze aan de moeizame ontcijfering van deze zeer oude graffiti. Een jaar eerder heeft ze nadrukkelijk de toestemming van de paus gekregen om in de Vaticaanse grotten af te dalen en zich met het onderzoek bezig te houden. Bij het onderzoek blijken twee griekse woorden van groot belang te zijn. Op een muur zijn met grove letters de woorden "PETROS ENI" (hierbinnen is Petrus) ingekrast. Ook de namen van Christus en Maria komen op de wand voor, naast andere vormen van de naam van Petrus. Dit moet betekenen dat hier vroeger christen-
Een cruciale fase in het onderzoek breekt aan als de vier onderzoekers onderaan in de muur een kleine spleet ontdekken. Met geweld maken de archeologen de spleet groter om in de holle ruimte daarachter te kunnen doorstoten. Hier maakten de onderzoekers volgens Margherita Guarducci de grote fout, die het verdere werk en de identificatie van de beenderen veel moeilijker maakte. De holle ruimte was namelijk een met marmer beklede grafnis. Het daarvan afkomstige puin, dat de mannen eenvoudigweg weghaalden en zomaar achterlieten, bestond uit zeer waardevol materiaal. Gelukkig werden deze resten, waaronder zich ook beenderen bevonden, later gevonden door de Duitse prelaat Ludwig Kas. Hij borg de resten op in een houten kist en zette deze in de buurt van de grafnis neer.
Later vindt professor Guarducci de kist. Zij stelt op het eerste gezicht vast wat haar collega's over het hoofd hadden gezien. Het gaat hier om een belangrijke vondst. De kist bevat menselijke botten, aarde en marmersplinters, afkomstig uit de grond onder de muur. Ook vindt ze oude Romeinse munten, die later gedateerd worden uit de 4de eeuw na Christus. Ook van belang is de vondst van met gouddraad bewerkte weefselresten.
Pas in 1964 begint het onderzoek van deze vondst. De uitkomst van het onderzoek is dat ongeveer de helft van het skelet behouden is gebleven. De botten behoren toe aan een zeer robuust gebouwde man, die tussen de 60 en 70 jaar oud is geworden. Waarschijnlijk is het lichaam bij de verbedding in de tijd van Constantijn in een met goud bewerkt purperen gewaad gehuld, als teken van bijzondere verering. Dit verklaard ook de aanwezigheid van de munten die uit die tijd afkomstig zijn.
De archeologe Margherita Guaducci, van huis uit hoogleraar in de epigrafie (de studies van inscripties), deed haar onderzoek naar de overblijfselen van Petrus tijdens het pontificaat van Pius XII, Johannes XXIII en Paulus VI. In 1967 verschijnt Margherita Guarducci's eerste boek over haar werk en de relikwieën. De reacties bleven niet uit. Keer op keer moet Margherita stelling nemen om haar uitkomsten te verrechtvaardigen. De inmiddels internationaal vermaarde professor schrijft in 1975 het boek "Petrus, zijn dood, zijn graf -
Op 26 juni 1968 doet Paus Paulus VI de historische uitspraak voor de hele wereld dat de relikwieën van de heilige Petrus gevonden en weer op hun oude plaats onder het hoofdaltaar zijn teruggekeerd. Dit maakt een einde aan een lange periode van onderzoek, waartoe paus Pius XII op 28 juni 1939 opdracht had gegeven. De wetenschap bevestigt de juistheid van de religieuze overlevering en het sinds 1900 gekoesterde volksgeloof. Met haar nieuwste boek kan de hoofdrolspeelster in deze geschiedenis ook zelf een punt achter haar werk zetten. Op dit moment liggen de beenderen van de visser uit Galilea, na vele tussenstations, weer in alle rust en vrede op de plaats waar de eerste christenen hem na zijn kruisdood begraven hadden. Boven het verzegelde graf van plexiglas staan weer de woorden "PETROS ENI". Ze herinneren aan de rustplaats van de apostel waarop de kerk letterlijk en figuurlijk gebouwd is.
HOOFDSTUK II
DE CATACOMBEN
1. WAT ZIJN DE CATACOMBEN ?
Een catacombe is een ondergrondse begraafplaats, gebruikt in de eerste eeuwen van onze tijdrekening, gelegen in de buitenwijken van de stad Rome. De romeinse wet verbood begraafplaatsen binnen de stadsmuren.
De naam "catacumba" (= "bij het ravijn") komt van één begraafplaats langs de Via Appia, en werd op alle andere overgedragen wanneer deze rond 1600 herontdekt werden.
De joodse gemeenschappen in Rome begroeven hun doden -
In de catacombe vinden we :
1° toegangen en trappen;
2° grafkamers, waar sarcofagen konden geplaatst worden;
3° galerijen die vanuit de kamer vertrekken en vertakkingen hebben. In de wanden bevinden zich de nissen waarin de doden begraven werden;
4° kleine kamers, die uitgeven op de galerij; hier soms grotere grafnissen en fresco's. De gewone nissen waren oorspronkelijk afgesloten met marmer-
2. ONTSTAAN VAN DE CATACOMBEN
De eerste christenen te Rome waren niet talrijk of rijk genoeg om gronden te verwerven en uit te graven. Zij deden beroep op medechristenen die een familiebegraafplaats bezaten. In de catacombe van Domitilla werden de namen gevonden van de "Flavii", familieleden van keizer Domitianus, regerend van 81 tot 96; in de catacombe van Priscilla, de naam van de familie "Achilii".
De grafkamer van de familiebegraafplaats werd dan de moedercel, het vertrekpunt van een net van galerijen. Deze gangen werden eerste gegraven op manshoogte, later naar beneden toe verder uitgegraven om meer grafnissen mogelijk te maken. Later werden soms twee of meer verdiepingen van gangen onder elkaar gegraven. De romeinse wet liet immers niet toe onder andermans eigendom te graven. De "tuf"-
3. CHRISTELIJKE DOMEINEN
In de 3de eeuw, in periodes van tolerantie tegenover de christenen, werden door de Kerk ook collectief domeinen verworven om de christelijke begraafplaatsen uit te bouwen (bv. paus Callixtus, 217-
4. SCHUILPLAATSEN IN TIJDEN VAN VERVOLGING ?
De catacomben hebben niet gediend als grote schuilplaatsen voor de christenen tijdens de vervolgingen. Er bestond immers een kadaster waarin de onderaardse begraafplaatsen geregistreerd waren. Ze zouden dus vlug gevonden zijn.
NOOT BETREFFENDE DE CHRISTENVERVOLGINGEN IN ROME
-
Keizer Trajanus (98-
-
In deze periode worden algemene maatregelen tegen de christenen uitgevaardigd : door Septimus Severus in 202; door Decius in 250; door Diocletianus in 295.
5. PLAATSEN VAN GEBED ?
In de catacomben kwamen de christenen bidden. Het waren echter geen plaatsen voor de liturgische samenkomsten. Maar familieleden en bekenden kwamen bidden bij de graven. De "graffiti" zijn woorden of tekenen die dit eenvoudig gebed uitdrukten.
In de 3de eeuw gaat de Kerk zich meer richten op het voorbeeld van de helden. Op de graven wordt "MTP" (Griekse letters voor MARTUR, martelaar) aangeduid; er ontstaan bedevaarten. Liturgie werd dan gevierd in de gebouwen boven de catacombe die eigendom waren van de christenen.
6. VERDERE GESCHIEDENIS VAN DE CATACOMBE.
-
-
-
-
7. DE PRIMITIEVE CHRISTELIJKE KUNST IN DE CATACOMBEN
De heidense vormen en symbolen, in beelden, sarcofagen en muurschilderingen worden overgenomen, maar krijgen een nieuwe spirituele inhoud.
De eerste christenen drukken hun Christusgeloof uit in symbolen :
7.1. Bestaande symbolen christelijk omgeduid :
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
7.2. Symbolische voorstellingen uit de Schrift :
(Een beperkte keuze die aanwijst waar de eerste christenen het meest van leefden)
7.2.1. OUD TESTAMENT
-
-
-
-
-
-
-
-
-
7.2.2. NIEUW TESTAMENT
-
-
-
-
-
-
VANAF ONGEVEER 250 na Chr. worden de onderwerpen die afgebeeld worden minder "symbolisch", maar een meer directe afbeelding van Christus, Maria, de heiligen, of van de overledenen zelf :
-
-
-
-
-
-
HOOFDSTUK III
ROME EN DE (CHRISTELIJKE) KUNST
1. GESCHIEDENIS VAN HET ANTIEKE ROME (500 voor Chr. tot 500 na Chr.)
VOORAF : De legendarische stichting van Rome in 753 :
Romulus en Remus, nakomelingen van Aeneas, tweeling van een Vestaalse maagd, spoelen aan op de Tiber aan de voet van de Palatijn. Gevoed door een wolvin, dan opgevoed door een herder, stichten zij Rome op de plaats van hun redding. Een andere versie (Uit Kath. Enc.) : tweelingbroeders, volgens de romeinse sage zonen van Mars en Rhea Silvia, dochter van Numitor. Diens broer Amulius, die Numitor van de troon had gestoten, wilde de kinderen laten verdrinken, maar een wolvin redde ze. Door de herder Faustulus grootgebracht, doodden zij Amulius. Bij de stichting van de stad doodt Romulus Remus.
De stad is gebouwd op 7 heuvels : Aventijn, Palatijn, Capitool, Caelius; Esquilinus, Viminaal, Quirinaal (de Janiculusrug loopt omzeggens evenwijdig met de Tiber; de Pincio lag buiten het republikeinse Rome).
1.1. HET VERRE BEGIN
De voorouders van "Rome" waren boeren en herders. De eerste nederzetting (op de Palatijn) begon in de 10de eeuw v.C., vanuit de zorg van de "Latijnen" om zich te verdedigen tegen de volken aan de overkant van de Tiber. Rond 750 v.C. nam deze nederzetting uitbreiding op de omliggende heuvels :
De Latijnen op de Palatijn, de Caelius, de Esquilinus.
De Sabijnen op de heuvels van Capitool, Quirinaal, Viminaal.
Het huidige FORUM ROMANUM was oorspronkelijk een moeras.
De basis van het TEMPELTJE VAN VESTA is de duidelijkste herinnering aan deze eerste periode.
1.2. DE ECHTE AANVANG
In de 7de eeuw v.C. treedt Rome de "grote geschiedenis" binnen.
De ETRUSKEN, een volk ten Noorden van de Tiber, met grote militaire en technische ontwikkeling en een verfijnde cultuur, veroveren het gebied tot tegen Napels en maken van de romeinse heuvels hun centraal bastion. Hun imperium gaat ten onder in de 6de eeuw v.C., maar had blijvende gevolgen voor de ontwikkeling van Rome.
De Etrusken maakten Rome tot een stad : eenheid van de verschillende volksstammen, grote werken van openbaar nut, drainering van het moeras dat centraal ligt (geboorte van het Forum), een nationale tempel op het Capitool, organisatie van administratieve wijken.
De Etrusken maken van de Latijnse boeren een volk van "organisatoren en soldaten" en geven aan het jonge Rome zijn eerste neigingen om te heersen over de omliggende stammen.
Een herinnering aan deze periode is de grote riool (Cloaca Maxima).
1.3. DE REPUBLIEK ROME (509 v.C.-
In 509 worden de Etrusken verjaagd en is Rome onafhankelijk; een eeuw lang echter blijft er politieke verwarring en onzekerheid.
Rond 350 bereikt de republiek (res publica) een hoogtepunt van evenwicht in de innerlijke politieke organisatie tussen de macht van de Consul, de Senaat en de Volksvergadering. Er heerst discipline en "deugd".
Stap voor stap maakt Rome zich meester van het Middellandse Zeegebied, door combinatie van diplomatie en militaire aktie.
Ostia, de zeehaven wordt gesticht. In 146 is de Afrikaanse rivaal, Carthago, vernietigd en is Rome ook meester in Griekenland.
Vanaf 150 v.C. begint echter een crisis :
-
-
-
-
Maar de wereldverovering gaat verder, geleid door ambitieuze generaals o.m. in Spanje en Gallië.
Julius Caesar probeert een nieuwe staatsvorm van persoonlijke machtsuitoefening, maar wordt vermoord in 44 v. Chr..
Octavianus-
Het FORUM is vanaf de 4de eeuw het centrum van het politieke leven geworden : volksvergadering, senaat, toespraken, inhalen van succesrijke legeraanvoerders ... De vee-
Dit Rome is bijna helemaal verdwenen onder de praal van het latere keizerrijk.
Getuigen van deze periode zijn nog o.a. :
-
-
-
-
-
1.4. HET KEIZERLIJKE ROME (ong. 44 v.C. tot 476 na C.)
In de eerste en 2de eeuw na C. is het Romeinse Rijk in verdere opgang. De "PAX ROMANA" wordt de ganse wereld opgelegd.
Vanaf de 3de eeuw begint het verval :
-
-
-
In 410 valt Rome onder de slagen van Alarik.
Keizer Augustus (Octavianus) breidt de stad uit en verdeelt deze in 14 administratieve regio's. Rome telt dan reeds ongeveer 1 miljoen inwoners, wonend in 1797 particuliere huizen (domus) en 42.602 huurkazernes (insulae). Elk jaar worden 5.250 hectoliter koren ingevoerd uit Egypte en uit Afrika voor het onderhoud van de bevolking.
Er zijn publieke voorzieningen : urbanisatie, politie, waterbevoorrading (aquaduct), thermen (cultuurpaleizen), theaters, voeselvoorziening en ook armenzorg. In de periode van Caesar en Augustus werd aan 150.000 armen voedsel uitgedeeld. MARKTEN VAN TRAJANUS (109-
De artistieke ontwikkeling kent ook 2 fasen :
Tot het einde van de 2de eeuw is de streving naar grootsheid en schittering van het marmer "geïnspireerd".
Daarna, naarmate de reële macht van de keizers en van het keizerrijk verzwakt, groeit de neiging naar het indrukwekkende, naar overdadige luxe, en verdwijnt de inspiratie van het kunstwerk.
Het zijn de monumenten van de keizersperiode die hoofdzakelijk het huidige antieke Rome uitmaken :
Het Forum Romanum, de keizerlijke Forums, de triomfbogen (Titus, Septimus Severus, Constantijn), de thermen, het Colosseum, het Pantheon...
2. HET ROME VAN DE PAUSEN (500-
Het Rome van de Pausen bestrijkt de lange periode waar de pausen ook wereldlijke vorsten waren van Rome en de Pauselijke Staten.
Na de ineenstorting van het Westromeinse keizerrijk in 476, had Italië zijn politieke eenheid verloren en heerste er overal wanorde.
Het christendom, sinds 313 in volle missionaire bloei, was de enige factor van eenheid, en als vanzelfsprekend richtte de romeinse bevolking zich tot de Paus, bisschop van Rome, om met gezag ook het "wereldlijke " in handen te nemen. De heilige stoel van Petrus wordt erfgenaam van het prestige van "de stad" Rome.
Na de schenking van de "pauselijke staten" door Pepijn de Korte (754), waren de Pausen ook wereldvorsten, die met het christelijk geloof ook cultuur en kunst wilden bevorderen.
Het christelijk geloof omvat immers de gehele mens. "In de wereld maar niet van de wereld" : de christen moet zijn humane taak opnemen (wetenschap, kunst, politiek) maar mag daarvan niet zijn einddoel maken en er ook zijn innerlijke vrijheid niet aan verliezen. Deze bekoringen hebben de kerkelijke gezagsdragers ook niet altijd weten te vermijden (klerikalisme, triomfalisme).
Toch moeten wij trachten de culturele prestaties van de Kerk te begrijpen in hun juiste oorspronkelijke bedoeling om "alles in Christus te recapituleren".
2.1. KUNST IN HET MIDDELEEUWSE ROME (5de tot 15de eeuw)
2.1.1. In de bouwkunst overheerst bijna uitsluitend de BASILIEK
-
-
S.Sabina, Maria Maggiore (= Maria de Meerdere), St.-
-
S.Maria in Cosmedin, S.Giordio in Velabro
-
-
S.Clemente, S.Sabina, S.Maria in Cosmedin...
-
2.1.2 Schilderkunst en MOZAÏEKEN
2.2. DE RENAISSANCE IN ROME (15de-
Waar Firenze vol is van de renaissancekunst, is deze in Rome veel minder aanwezig.
Elementen van de Renaissance, van de Contra-
2.2.1.De Renaissanceschilders in het Vatikaan :
-
Michel-
-
-
2.2.2.Renaissance-
-
-
Sangallo, Michel-
-
-
-
Bramante, Sangallo, Michel-
2.3. DE KUNST VAN DE CONTRA-
"De religieuze kunst na het Concilie van Trente" (1545-
2.3.1. Karakteristieken van die periode :
1° Vurigheid en wilskracht voor de verkondiging van de leer en de hervorming van het geestelijk leven.
-
-
-
2° Kunst in dienst van de geloofsverdediging (apologie)
-
-
-
-
3° Geen geniale kunstenaars
2.3.2. Monumenten :
-
-
-
-
-
-
-
-
2.4. BAROKKUNST IN ROME (17de eeuw)
De barok beheerste de 17de eeuw en bepaalde het huidige uitzicht van Rome overwegend : gevels van kerken en paleizen, altaren en decoratie, fonteinen en pleinen.
De barokkunstenaars "moderniseerden" (helaas soms) de oude basilieken.
2.4.1. De geest van de barokkunst :
De barok is een uitdrukking van het "katholiek humanisme" : de heerlijkheid van het bovennatuurlijk hiernamaals, uitgedrukt met feestelijke natuurlijke realiteiten.
In de barokkunst herkennen we :
de zekerheid van het geloof en
de passie om te leven,
gepaard aan de ernst en
de eerbaarheid
-
-
-
2.4.2. BERNINI, meester van de officiële plechtigheden 1598-
Succesrijk architect, beeldhouwer, decorateur. Enthousiast om de glorie van het pausdom uit te drukken en om Rome op te sieren.
-
-
-
-
2.4.3. BORROMINI, revolutionair en eenzaam genie 1599-
Zijn werk wordt gekenmerkt door grote soberheid in bouwstijl; geen marmers, wel verfijnde vormen en lijnen :
-
-
-
-
Hij volgt de officiële regels niet; zijn werk is zeer gevarieerd en getuigt ook wel van een zekere gespannenheid van zijn temperament.
Hertikt en wat herschikt in Juni 1994
Ben Van Vossel CSsR
-
INHOUDSTAFEL
EEN TOCHT NAAR DE OORSPRONG 2
HOOFDSTUK I DE AANWEZIGHEID VAN PETRUS IN ROME 3
1. DE OUDSTE GETUIGENISSEN OVER PETRUS'VERBLIJF TE ROME 3
2. DE OUDSTE CHRISTENGEMEENSCHAP TE ROME 3
2.1 OUDSTE GETUIGENISSEN OVER DE ROMEINSE KERK 3
2.2. CHRISTENVERVOLGINGEN 3
3. DE KERK WAAR MEN NAAR OPZIET 5
4. BISSCHOP CLEMENS 5
5. DE OPGRAVINGEN IN HET VATICAAN BEVESTIGEN PETRUS' VERBLIJF TE ROME 6
5.1 EEN EERSTE KORT RELAAS OVER DIE OPGRAVINGEN IN HET VATICAAN 6
5.2. "HIERIN LIGT PETRUS" 7
HOOFDSTUK II DE CATACOMBEN 9
1. WAT ZIJN DE CATACOMBEN ? 9
2. ONTSTAAN VAN DE CATACOMBEN 9
3. CHRISTELIJKE DOMEINEN 9
4. SCHUILPLAATSEN IN TIJDEN VAN VERVOLGING ? 9
NOOT BETREFFENDE DE CHRISTENVERVOLGINGEN IN ROME 9
5. PLAATSEN VAN GEBED ? 9
6. VERDERE GESCHIEDENIS VAN DE CATACOMBEN 10
7. DE PRIMITIEVE CHRISTELIJKE KUNST IN DE CATACOMBEN 10
7.1. BESTAANDE SYMBOLEN CHRISTELIJK OMGEDUID 10
7.2. SYMBOLISCHE VOORSTELLINGEN UIT DE SCHRIFT 10
7.2.1. OUD TESTAMENT 10
7.2.2. NIEUW TESTAMENT 10
HOOFDSTUK III ROME EN DE (CHRISTELIJKE) KUNST 11
1. GESCHIEDENIS VAN HET ANTIEKE ROME (500 voor Chr. tot 500 na Chr.) 11
1.1. HET VERRE BEGIN 11
1.2. DE ECHTE AANVANG 11
1.3. DE REPUBLIEK ROME (509 v.C.-
11.4. HET KEIZERLIJKE ROME (ong. 44 v.C. tot 476 na C.) 12
2. HET ROME VAN DE PAUSEN (500-
2.1. KUNST IN HET MIDDELEEUWSE ROME (5de tot 15de eeuw) 13
2.1.1. In de bouwkunst overheerst bijna uitsluitend de BASILIEK 13
2.1.2 Schilderkunst en MOZAÏEKEN 13
2.2. DE RENAISSANCE IN ROME (15de-
2.2.1.De Renaissanceschilders in het Vatikaan 13
2.2.2.Renaissancebouwkunst 13
2.3. DE KUNST VAN DE CONTRA-
2.3.1. Karakteristieken van die periode 13
2.3.2. Monumenten 13
2.4. BAROKKUNST IN ROME (17de eeuw) 14
2.4.1. De geest van de barokkunst 14
2.4.2. BERNINI 1598-
2.4.3. BORROMINI 1599-
Inhoudstafel 15