GELOOF en LEVEN



 HOME

 INHOUD


TERUG NAAR INHOUD    


BIJBELSE BERGEN BEKLIMMEN

Een reeks vormings- en bezinningssessies rond bijbelse thematieken

  door Ben Van Vossel cssr

Sept./okt. 2003

Sessie 1:  MORIA – BETEL - HOREB

Sessie 2:  SINAÏ - EBAL EN GERIZZIM - NEBO

Sessie 3:  OFFERHOOGTEN – KARMEL - SION

Sessie 4:  BERGEN IN HET NIEUW TESTAMENT

   NAAR INHOUD    NAAR TOP    


Sessie 1:  MORIA – BETEL - HOREB

Inleiding: Bergen in Palestina

1 DE BERG MORIA: God boven alles – maar niet koste van de mens (Genesis 2,21-22,19)

2. BETHEL Huis van God en deur van de hemel Gen 28,10-22.

Totaal onverwacht openbaart God zich aan wie zich door Hem laten leiden

3. HOREB

3.1. Mozes (Ex 3,1-11) Een doornstruik in lichter laaie

3.2.  Elia (1 kon. 19,3-15)  Wees toch niet bang, mijn profeet

  Bij deze vormingscursus: In deze bezinnings- en Vormingsreeksen is het van belang dat u niet zozeer met je verstand, dan wel met je hart luistert. Dan kunnen ze echt vruchtbaar worden omdat ze je zullen bewegen om meer met de Heer op weg te gaan. We voelen ons enigszins vrij, in deze zin dat we aan de beklimming van de eerste berg beginnen, maar het is niet zeker dat er tijd is om ook de laatste berg nog aan te vatten of te voltooien. Zaak is van op een vruchtbare manier deze bergtocht te laten verlopen.


Uit mijn kinder- en jeugdjaren herinner ik mij maar één berg: Singelberg. In de bijbel zouden ze dat een Ai heten, een ruïne die stilaan een heuvel geworden was. Dat was het dan ook inderdaad: een afgebroken waterburcht, die de doortocht door de Schelde in het oog moest houden. Een burcht, opgetrokken in mooie Franse zandsteen, die later gebruikt is om Beveren-kerk mee te bouwen.

Maar ook later heb ik geen kennis genomen van bergen, omdat ik een thuiszitter was. De Ardennen waren maar wat rotsen, gevaarlijk om te beklimmen. En pas veel later heb ik wat bergen gezien vanuit het vliegtuig bij onze bedevaarten naar het heilig Land en Rome.  Eerlijk gezegd: in mijn streek waren geen bergen. Wat een verschil met Palestina! Daar zijn massa’s bergen, zowel in Galilea, als in Judea en Samaria. En het wondere is dat al die bergen een naam hebben. Bovendien zijn er alle soorten bergen, ruwe en wat meer afgeronde, bergen van nauwelijks honderd meter hoogte zowel als bergtoppen van 800, 900 en boven de duizend meter. Maar daarover kan je wat lezen in boeken over de geografie van Israël of Palestina.Ons gaat het hier om ons te bezinnen over een aantal geestelijke werkelijkheden die naar voor komen naar aanleiding van een gebeuren op een van die bijbelse bergen. Vandaar dat we onze beklimming van enige bijbelse bergen nu willen aanvangen.

En onze eerste klimpartij betreft de berg Moria.

1 DE BERG MORIA: God boven alles – maar niet koste van de mens   

De berg Moria komt maar tweemaal voor in de Bijbel. Eens in Genesis 22,2 waar sprake is over het land Moria, waar Abraham op een van de bergen zijn zoon moest offeren.

In 2 Kronieken 3,1 is Moria[1] de berg waarop Salomo de tempel bouwde, de plaats waar de dorsvloer van Ornan gelegen is die door David nog werd aangekocht.

Ik ben niet heel zeker dat het telkens over dezelfde berg gaat. Ik ken hier in het land ook verscheidene hoogten die ‘de Rode Berg’ heten, maar de een ligt in Limburg, de ander in West-Vlaanderen, en ik vermoed dat er nog meer zijn. Mogelijks gaat het gebeuren van het offer van Isaac terug op een oude Kanaänitische legende over het ontstaan van het heiligdom van Jeruzalem.  Wij houden ons hier aan het bijbels verhaal en willen we (deze avond, deze morgen) een tijdlang verwijlen op die berg Moria, waar we de tragische episode meemaken van een vader die door de godheid wordt aangezocht om zijn enige zoon te slachtofferen. Wat kan het Woord van God ons daar leren?  Genesis 21,32 Nadat zij te Berseba een verbond hadden gesloten, keerde Abimelek met zijn legeroverste Pikol naar het land van de Filistijnen terug. Gen.33 Abraham plantte te Berseba een tamarisk en riep daar de naam aan van Jahwe, de God van eeuwigheid. 34 En Abraham verbleef geruime tijd in het land van de Filistijnen.

Genesis 22,1 Hierna gebeurde het dat God Abraham op de proef stelde. Hij zei tot hem: `Abraham.' En hij antwoordde: `Hier ben ik.' 2 Hij zei: `Ga met Isaac, uw zoon, uw enige, die gij liefhebt, naar het land van de Moria, en draag hem daar, op de berg die Ik u zal aanwijzen, als brandoffer op.'  

  “Hier gebeurt Gods wil” Dit verhaal over het offer van Isaac, dat eigenlijk het totale offer van Abraham is, wordt hier op een dramatische manier weergegeven. Hier staat geen woord over de ontsteltenis van Abraham, over zijn verbijstering, zijn twijfel, het complete instorten van zijn toekomstverwachting in de lijn van wat God hem beloofd had: een talrijk nageslacht, zowat de uiteindelijke droom van de oude Israëlieten en ook van de nomade die Abraham toen nog was. In zijn beknoptheid is deze perikoop bijna ondraaglijk van ingehouden menselijke gevoelens. Boven die stukje Bijbel zou je kunnen schrijven: “Hier gebeurt alleen Gods wil”. Al de rest moet daarvoor wijken.    God van leven en heil

God zou dan kunnen verschijnen als een vreselijke, bloeddorstige God, zoals de later Baäls uit Kanaän en de afgoden uit veel andere volken die mensenoffers en vooral kinderoffers eisten. Hier lijkt God ook die weg op te gaan, Hij is een God die duidelijk zegt dat Hij God is en dat al het andere niet God is, en dat aan God alles moet toegewijd zijn.  Maar God toont zich hier, in tegenstelling met die andere goden als een God van de mens die niet de dood, maar het leven, het heil, het geluk van de mens wil. Een God die zegent wie zich tot Hem keren.

Abraham laat zich helemaal leiden door God, tot in de details. Zo bijvoorbeeld zal God hem zelf de berg aanwijzen. En Abraham gaat op weg.  

Genesis 22,3 De volgende morgen zadelde Abraham zijn ezel, nam twee knechten en zijn zoon Isaac met zich mee, en kloofde hout voor het brandoffer. Daarna begaf hij zich op weg naar de plaats die God hem aangewezen had. 4 Op de derde dag zag Abraham in de verte de plaats liggen.  

De Derde dag

De derde dag is ook hier weer een Semitische uitdrukking om te zeggen: nu is er niets meer aan te doen. Geen mens kan de zaken nog stopzetten of omkeren. Alleen God, kan op de derde dag nog iets doen keren. Voor christenen verwijst dit naar de drie dagen dat Jezus in het graf was. Geen mens kon daar nog keer in brengen. Alleen God, die zich ook daar een God van Liefde en Trouw toonde.  

Gen.22,5 Toen zei Abraham tot zijn knechten: `Jullie blijven hier bij de ezel; ik ga met de jongen daarginds heen. Nadat wij ons in aanbidding neergebogen hebben, komen wij weer terug.'  

Overgave

Abraham gaat vastberaden de tocht naar de plaats van de terechtstelling van zijn zoon; het is tevens zijn eigen terechtstelling, nooit zal hij nog stamvader worden, nu hij deze jongen, zijn enige zoon, die hij pas op zijn oude dag heeft gekregen, moet gaan offeren. Maar hij kan niet meer achteruit: God heeft zijn hand op zijn leven gelegd. Abraham heeft zijn leven in Gods hand gelegd. Hij is zo verbonden met God dat hij als in een droom deze onbegrijpelijke tocht ten einde toe wil gaan, al moet hij het dierbaarste dat hij heeft, zijn enige zoon, zijn enige zekerheid naar de toekomst, ten offer brengen. Abraham verschijnt als iemand die niet aan God begint te twijfelen.

Onze twijfels - Onze overgave?

Hoe anders zijn wij! Hoe weinig moet er soms tegengaan in het leven en we beginnen te twijfelen aan God (Bestaat Hij wel?), aan zijn voorzienigheid (Kan en wil Hij wel iets doen?), aan zijn zorg, zijn liefde voor ons (Ziet Hij mij wel gaarne, draagt Hij mij niet al mijn schuld achterna? Is Hij geen strenge rechter?). Je moet voor jezelf eens noteren waar je aan God bent beginnen twijfelen. Op welk moment, in welke omstandigheden je je niet meer gelukkig voelt, niet meer in vrede. ‘Waarom laat God dat toe! ‘Heer, moet ik nu werkelijk met dat kruis blijven rondlopen mijn leven lang!’ ‘Heer, zolang vraag ik Je dit al, en er komt maar geen verandering!’Vrienden, hoever gaat onze overgave aan God? Hoe groot of hoe klein is ons vertrouwen?  Abraham = God

“Ik ga met de jongen daarginds heen”. Abraham zet beslissende stappen. Als christenen kunnen we niet anders dan nu in die figuur van Abraham God zelf gaan zien, en in Isaac Jezus. De oude kerkvaders noemden dat de typologische betekenis van de Bijbel, nl. dat je bepaalde figuren uit de bijbel kon zien als een type, een voorafbeelding van God, van Jezus…  Abraham zegt: blijf hier! Het is immers zijn offer. Zo is het ook Gods offer, wanneer Hij zijn Zoon zendt om de mensheid te verlossen, de mensheid weer tot zich te trekken. Ik ga met mijn Jongen daarginds heen. Gods hart breekt: wat gaat de mensheid aanvangen met zijn Zoon, die mens wordt. Hoe gaat ze Hem behandelen. Maar God liefde is grenzeloos. De redding van de mens, mijn redding, mag  Hem alles kosten. Begrijpt je de diepte van het woord dat verscheidene keren uit de pen van Johannes vloeit en dat het geheim van onze redding in zich besloten houdt:

JOH.3,16 Zozeer immers heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat alwie in Hem gelooft niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben. JOH.3,17 God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered.  

6 Daarop gaf Abraham zijn zoon Isaak het hout voor het brandoffer te dragen; zelf droeg hij het vuur en het offermes. Zo gingen zij samen op weg. 7 Toen zei Isaak tot zijn vader Abraham: `Vader.' Hij antwoordde: `Ja, mijn zoon.' Isaak zei: `Wij hebben wel vuur en hout, maar waar is het offerdier?' 8 Abraham antwoordde: `God zelf zal wel voor het offerdier zorgen, mijn zoon.' En samen gingen zij verder.  

Isaac = Jezus

Isaac, de zoon draagt zelf het hout dat nodig is voor het brandoffer; zelf droeg Abraham het vuur en het offermes. Weer in die typologische betekenis van de schrift zien we Jezus zelf ook het hout dragen, het kruis waaraan Hij zijn levensoffer zou voltrekken. Zodat Paulus ooit zou schrijven: GAL.6,14 Mij moge God er voor bewaren op iets anders te roemen dan op het kruis van onze Heer Jezus Christus, waardoor de wereld voor mij gekruisigd is en ik voor de wereld.

Isaac stelt wat eenvoudige en voor de hand liggende vragen, maar verder hoor je hem niet zeggen. Er is geen sprake van tegen te worstelen. Toegepast op Jezus kunnen we de passage uit Jesaja naar voor schuiven, een passage die de Eunuch in zijn reiskoets luidop aan het lezen was na zijn bezoek aan Jeruzalem. 

Ik lees u de passage zoals ze weergeven wordt in Handelingen van de Apostelen:

32 De schriftuurplaats die hij juist las was de volgende: Als een schaap werd Hij ter slachtbank geleid; en evenals een lam, stom tegen zijn scheerder, opende Hij zijn mond niet. 33 Door zijn vernedering is zijn vonnis voltrokken. Wie zal zijn geslacht kunnen beschrijven? Want zijn leven wordt weggenomen van de aarde. 34 Nu richtte de eunuch het woord tot Filippus: 'Mag ik u vragen van wie de profeet dit zegt? Van zichzelf of van iemand anders? ' 35 Filippus begon te spreken en uitgaande van deze tekst verkondigde hij hem Jezus.

“Evenals een lam, stom tegen zijn scheerder, opende Hij zijn mond niet” (Hand. 8,32c).  9 Toen zij de plaats bereikt hadden die God hem had aangewezen, bouwde Abraham daar een altaar, stapelde er het hout op, bond zijn zoon Isaak vast en legde hem op het altaar, boven op het hout. 10 Toen Abraham echter zijn hand uitstak naar het mes om daarmee zijn zoon de keel af te snijden, 11 riep de engel van Jahwe hem van uit de hemel toe: `Abraham, Abraham!' En hij antwoordde: `Hier ben ik.' 12 Hij zei: `Raak de jongen met geen vinger aan en doe hem niets! Ik weet nu dat gij god vreest, want gij hebt Mij uw zoon, uw enige, niet willen onthouden.' 13 Abraham keek om zich heen en bemerkte een ram, die met zijn horens in het struikgewas vastzat. Hij greep de ram en droeg die als brandoffer op, in plaats van zijn zoon.

Hier ben Ik

We lezen hoe Abraham zijn zoon bindt en bovenop het hout op het altaar legt, op de berg die God had aangewezen.

God bindt als het ware zijn Zoon doordat deze in alle omstandigheden het verlangen van de Vader zou doen. Enkel dàt heeft Jezus aan het kruis gebracht. “Hier ben Ik, Ik ben gekomen om uw wil te doen”. Het is het verlangen van de Zoon in alles het verlangen van de Vader te doen. Bij de put van Jacob zegt Jezus zijn vrienden over zijn geheim voedsel: Mijn spijs is de wil te doen van Hem die Mij gezonden heeft, en zijn werk te volbrengen. (Joh. 4,34). Jezus kiest vrijwillig om in alles het verlangen van de Vader te doen, om in alles het heil van de mensen te bewerken.    

De diepe lessen van Moria

En dan komt het eigenlijke gelaat, het echte karakter naar voor van de God van Israël: Raak de jongen met geen vinger aan en doe hem niets! Ik weet nu dat gij God vreest, want gij hebt Mij uw zoon, uw enige, niet willen onthouden.  Twee diepe lessen:

1° God wil geen mensenoffers. God wil respect voor het menselijk leven door dik en dun. Abortus, Euthanasie, onverantwoorde oorlog. We moeten streven naar een objectief en eerlijk zicht op de feitelijke praxis: vanuit enkele noodgevallen neemt men een algemene maatregel, men doodt menselijk leven in wording; is het geen gemakkelijkheidsoplossing? Vlucht voor alle vrijwillig offer waarbij men de waarde van het mensenleven in wording voor niets waard acht?

2° God wil dat we Hem vóór alles en allen stellen. Maar er staat de verzekering bij dat wie God vóór alles stelt, het honderdvoudig terugkrijgt. We kunnen terugdenken aan wat Jezus antwoordde aan Petrus: “MT.19,29 En ieder die zijn huis, broers of zusters, vader of moeder, vrouw, kinderen of akkers heeft prijsgegeven om mijn Naam, zal het honderdvoudig terugkrijgen en eeuwig leven ontvangen.” Het is ook het geheim van alles wat we aan God afstaan in tienden, in aalmoezen, in hulp aan missionering of hulp aan arme volken, aan inzet en tijdverlies voor mensen in nood, aan dienstbetoon… Het is God die vergeldt. Maar… daar hoeven wij het niet om te doen, het gaat erom God boven alles te stellen!Dan vindt ons leven automatisch zijn vervulling.

  Wanneer Abraham dan in plaats van zijn zoon een ram heeft gevonden om te offeren, breekt iets door van zijn innerlijk èn van zijn dankbare erkentelijkheid voor Gods zorg die uiteindelijk doorbreekt op de derde dag:  

14 Abraham noemde die plaats `Jahwe zal erin voorzien'; vandaar dat men nu nog zegt: `Op de berg van Jahwe zal erin voorzien worden.'  

  Antwoord van God  

15 Toen riep de engel van Jahwe voor de tweede maal uit de hemel tot Abraham 16 en zei: `Bij Mijzelf heb Ik gezworen - spreekt Jahwe -, omdat gij dit gedaan hebt en Mij uw zoon, uw enige, niet hebt onthouden, 17 daarom zal Ik u overvloedig zegenen en uw nakomelingen even talrijk maken als de sterren aan de hemel en de zandkorrels op het strand van de zee. Uw nakomelingen zullen de poort van hun vijand bezitten. 18 Door uw nakomelingen komt zegen over alle volken van de aarde, omdat gij naar mijn stem hebt geluisterd.' 19 Daarop keerde Abraham naar zijn knechten terug; samen trokken zij naar Berseba. En Abraham bleef in Berseba wonen.

NAAR INHOUD    NAAR TOP    


2. BETHEL

Huis van God en deur van de hemel.

  In de bezinning over Bethel, wil ik me in hoofdzaak beperken tot het verhaal uit de Jacob-cyclus waarin Jakob een openbaring en belofte ontvangt van God. Ik lees die tekst in het kort (Gen 28,10-22):

Nadat hij van zijn vader Isaac de zegen heeft gekregen trekt Jacob vanuit Berseba en ging naar Haran[2] om in de eigen clan, de familie van Laban, een vrouw te zoeken.  

11 Op een bepaalde plaats gekomen, wilde hij daar overnachten, nadat de zon reeds was ondergegaan. Een van de stenen die daar lagen nam hij als hoofdkussen en viel op die plaats in slaap. 12 Hij kreeg een droom en zag een ladder die op de aarde stond en waarvan de top tot in de hemel reikte. Langs die ladder gingen Gods engelen op en af. 13 Ineens stond Jahwe bij hem en zei: `Ik ben Jahwe, de God van uw vader Abraham en de God van Isaak. Het land, waar gij op ligt, zal Ik aan u en aan uw nakomelingen geven. 14 Uw nageslacht zal zijn als het stof van de aarde; gij zult u uitbreiden naar het westen en het oosten, naar het noorden en het zuiden; door u en uw nakomelingen zal zegen komen over alle geslachten van de aarde. G15 Ik ben met u; Ik zal u behoeden waar gij ook gaat, en u terugvoeren naar dit land. Want Ik zal u niet verlaten tot Ik mijn belofte heb vervuld.'  (Genesis 28,11-15)

Totaal onverwacht openbaart God zich aan wie zich door Hem laten leiden

Totaal onverwacht openbaart God zich. Totaal onverwacht, maar toch weten we dat Jacob zich in de wil van God bevond doordat hij in gehoorzaamheid aan zijn vader geen meisje koos uit de Kanaänieten maar in zijn eigen clan[3]. Misschien is het een te sterke conclusie vanuit wat hier maar staat, toch wil ik erop wijzen dat God geen mens in de steek laat die zich oprecht op weg begeeft binnen zijn verlangen. Wij mogen er dan ook op rekenen dat God zich openbaart. Alleen is het goed

1° dat we opmerken hoe God zich inderdaad om ons bemoeit. Heb je ogen open, wees opmerkzaam!

2° dat we ook intreden in de tekenen die God ons geeft en ons daardoor laten leiden. Dat betekent dat we ook gaan doen waartoe Hij ons uitnodigt.

3° Een antwoord van erkentelijkheid

  1° opmerken hoe God zich inderdaad om ons bemoeit:

Je kent allen dat verhaaltje van Romano dat eens verteld werd op Radio Vaticano. De Tiber was ernstig buiten zijn oevers getreden en bang ziet hij vanuit zijn dakvenstertje het water stijgen. Hij is zeer godsdienstig en roept om redding tot God. En Hij hoort Gods stem: “Vrees niet, Romano, Ik zal je redden.” Op dat moment ziet Romano de rubberboot van de brandweer die langs komt. “Romano, instappen jongen, we komen je redden”. Nee, roept Romano, ik zal me wel redden. Romano vertrouwt immers op God. Maar het water blijft stijgen en Romano vlucht het dak op. God wacht wel lang met zijn redding. Maar Romano blijft vertrouwen, ook als de rubberboot van het Rode Kruis langs komt en men zich over hem wil ontfermen. Hij vertrouwt immers op God. Het water stijgt en hij moet op de schoorsteen klimmen. En dan komt gelukkig de reddingsboot van het leger. Maar Romano weigert om in te stappen. Hij vertrouwt immers op Gods redding. En het water stijgt, en Romano, helaas, verdrinkt.  Aan de hemelpoort doet Romano zijn beklag bij Sint Pieter. “Uw chef heeft zich niet aan zijn woord gehouden dat Hij me zou komen redden. Petrus vraagt zijn naam en kijkt in zijn register.  Romano, Romano, laat ons eens kijken… Haha, zeg man, we hebben drie boten gezonden; een van de pompiers, een van het Rode Kruis en een van het leger. Ziet ge wel dat mijne baas zijn woord nakomt.  Opmerken hoe God werkzaam is in ons leven en hoe en waar Hij zijn liefde en zijn leiding openbaart, ook langsheen mensen. Het vraagt wat innerlijke aandacht en in feite een levende relatie met God, dat men met Hem wandelt, zodat men alert is voor alle tekenen die Hij geeft. Ik zeg ‘alle tekenen’, maar ik vermoed dat we slechts een beperkt aantal tekenen opmerken; gelukkig dat God een enorm geduld heeft om ons telkens drie rubberboten te sturen.  2° De tweede voorwaarde is dat we dan ook intreden in de tekenen die God ons geeft en ons daardoor laten leiden. Dat betekent dat we ook gaan doen waartoe Hij ons uitnodigt. We moeten vaak bidden tot Gods Geest dat Hij ons die soepelheid geeft om ons op de weg te begeven die de Heer ons toont, maar ook de kracht om af te stappen van ons eigen oordeel, onze eigen geneigdheid.

God openbaart zich. God doet zich kennen. God toont ons zijn liefde. Niet altijd op zo’n sterke wijze. Maar hoe meer we met Hem op weg zijn, des te gemakkelijker zullen we Hem horen en aan het werk zien.En dan zouden we ook moeten gereed staan met onze erkenning en dankbaarheid. Jakob erkent dat God daar aanwezig was. Dat Hij in feite aan de poort van de hemel stond, het huis van God, zoals hij het noemt.  

GEN.28,16 Jakob werd wakker en riep uit: `Waarlijk, Jahwe is op deze plaats en ik wist het niet.' GEN.28,17 Hij werd bevreesd en zei: `Ontzagwekkend is deze plaats! Dit kan niet anders zijn dan het huis van God en de poort van de hemel.'  

  Bemerk dan de reactie van die primitieve mens. Hij drukt zijn overtuiging uit in een teken. En dat teken moet ook gelden als blijvende herinnering. Telkens hij daar voorbijkomt zal hij zich herinneren hoe God Hem daar nabij is geweest en zijn zorg heeft geopenbaard. Ik verwijs naar Abraham : Genesis 21,32 Nadat zij te Berseba een verbond hadden gesloten, keerde Abimelek met zijn legeroverste Pikol naar het land van de Filistijnen terug. Gen.33 Abraham plantte te Berseba een tamarisk en riep daar de naam aan van Jahwe, de God van eeuwigheid. Hier zien we nu Jacob aan het werk:  

GEN.28,18 De volgende morgen zette Jakob de steen waar hij met zijn hoofd op had gelegen, overeind als een wijsteen en goot er olie over uit. GEN.28,19 Hij noemde die plaats Betel; vroeger heette die stad Luz.  

  3° Tegelijk een antwoord van erkentelijkheid

Tegelijk een antwoord van erkentelijkheid naar God toe die zich aan ons wil openbaren en die zich openbaart als een reddende en nabije God, ook heel persoonlijk.  Wij mogen ook niet vergeten onze altaren op te richten en te onthouden waar ze gelegen zijn, nl. in welke omstandigheden God zich heeft willen openbaren in ons leven (het initiatief aan zijn kant) en waar Hij ons reddend, deuropenend nabij was. Ik heb dat vroeger nog wel verteld hoe ik een tijdlang de gewoonte had om naast bijbelwoorden die me geweldig aanspraken of die me over een bepaalde moeilijke periode hadden heen geholpen de datum naast schreef, als herinnering aan Gods grote daden.

Deze materiële uitdrukkingen van erkentelijkheid en aandenken zijn zeer sterk aanwezig in het oude Verbond.  

GEN.12,6 trok Abram het land in, tot bij de heilige plaats van Sichem, de eik van More. Toentertijd waren de Kanaanieten nog in het land. GEN.12,7 Daar verscheen Jahwe aan Abram en zei: `Aan uw nageslacht zal Ik dit land in bezit geven.' Toen richtte hij daar een altaar op ter ere van Jahwe, die hem verschenen was.  

GEN.12,8 Vandaar trok hij (Abraham) verder naar het gebergte ten oosten van Betel, sloeg zijn tent op tussen Betel in het westen en Ai in het oosten, richtte een altaar op ter ere van Jahwe en riep de naam van Jahwe aan. GEN.12,9 Daarna trok Abram verder naar de Negeb toe.

(Even in Egypte) GEN.13,2 Abram was een rijk man die zeer veel vee, zilver en goud bezat. GEN.13,3 Van de Negeb trok hij verder naar Betel, naar de plek tussen Betel en Ai, waar zijn tent ook tevoren gestaan had, GEN.13,4 naar de heilige plaats, waar hij vroeger een altaar had opgericht; daar riep Abram de naam van Jahwe aan.

  Je merkt dat Abraham daar opnieuw komt bidden.

  De tiende van de Heer

Tenslotte beluisteren we op Betel nog de belofte van Jakob, als een soort verbond, waarin hij rekent op de nabijheid en hulp van God (voor hem uitgedrukt in vrij materiële dingen, voedsel en kleding op zijn tocht naar Haran in Chaldea) en waarbij hijzelf zich ook verbindt tot trouw en dienstbaarheid aan God, uitgedrukt in het teken van de tiende. God heeft die groenten, dat fruit en die dieren niet nodig, want alles behoort aan God, maar als teken van toewijding is het zeker geldig voor die tijd.  

GEN.28,20 Jakob legde de volgende gelofte af: `Als God met mij is en mij beschermt op de reis die ik nu onderneem, als hij mij voedsel geeft om te eten en kleding om mij te bedekken, GEN.28,21 en als ik behouden naar mijn ouderlijk huis terugkeer, dan zal Jahwe mijn God zijn. GEN.28,22 En deze steen, die ik als heilige steen opricht, zal het huis van God zijn; en van alles wat Gij mij schenkt, zal ik u tienden geven.'

  Ik ga hier niet spreken over de tiende van de Heer. Maar het is goed dat wij ook tekenen en zelfs daadwerkelijke tekenen stellen dat we begrepen hebben dat alles van God is en dat onze toewijding aan Hem vraagt om toewijding van bepaalde bezittingen waarbij we willen zeggen: alles behoort U toe, maar als teken wijd ik U deze gave, deze som geld toe aan U, aan de armen, aan de evangelisatie… Wat of welk deel van uw bezit wijd u toe aan God en zijn Rijk? Welk deel van je tijd, je geld, je bezit, te inzet?En welke steen, wat helpt u eraan te herinneren dat u dat hebt toegewijd, en wat ga je doen opdat dat gebaar echte toewijding zou blijven, dat je, zoals Paulus zegt, een blijmoedige gever zou blijven?

NAAR INHOUD    NAAR TOP    

 


3. HOREB

 3.1. Mozes (Ex 3,1-11) Een doornstruik in lichter laaie

3.2. Elia  "Wees toch niet bang, mijn profeet" (1 kon. 19,3-15)

 3.1. Mozes (Ex 3,1-11) Een doornstruik in lichter laaie

  3.1.1. Eerbied voor het “heilige”   Wat Mozes meemaakt met de doornstruik in lichter laaie die toch niet verbrandt sluit wat aan bij de ervaring van Jakob en andere patriarchen. Mozes, uit het water gered, is aan het Egyptische hof terecht gekomen. Maar toch weet hij van zijn afkomst. Op eigen initiatief vermoordt hij een Egyptische slavendrijver die een Hebreeër aftuigde. Hij slaat dan echter op de vlucht als hij merkt dat die daad niet verborgen is gebleven. In de woestijn komt hij bij Jetro, de priester van Midjan (die hier wel een andere naam krijgt) en huwt diens dochter Sippora. Terwijl hij de kudde van zijn schoonvader weidt, ziet hij die brandende doornstruik en hij wil dat fenomeen wel eens van dichtbij onderzoeken.  Daar openbaart God zich echter.  

EX.3,5 Toen sprak Jahwe: `Kom niet dichterbij en doe uw sandalen uit, want de plaats waar gij staat is heilige grond.' EX.3,6 En Hij vervolgde: `Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.' Toen bedekte Mozes zijn gezicht want hij durfde niet naar God op te zien.  

  Dit is iets wat wij westerlingen met onze “democratische aanleg” wat zijn kwijt geraakt: de grote eerbied voor God. De eerbied waarmee de Oosterse gelovige zijn iconen begroet, de eerbied waarmee sommige mensen hun Bijbel omgeven, de eerbied waarmee Franciscus ieder blad uit de liturgische boeken met eerbied omgaf, de eerbied waarmee katholieke gelovigen het heilig sacrament begroetten vroeger… Het mag ons wat aan het denken zetten. Ik weet wel: God wilde in ons midden wonen in Jezus, onze Heer. Maar in Hem ontmoeten we dan ook God: de oorsprong van alles en van onszelf, de Gever van alle goeds, de enige toekomst voor ons allen. We moeten allen aangepaste manieren zoeken om onze eerbied voor God en het heilige gestalte te geven, zonder dat het tot een formalisme wordt, alleen maar iets uiterlijks, maar dat het beantwoordt aan en een uitdrukking blijft van onze innerlijke ingesteldheid.  3.1.2. Ik ken uw ellende en ga u redden  

EX.3,7 Jahwe sprak: `Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien, de jammerklachten om zijn onderdrukkers gehoord; ja, Ik ken zijn lijden. EX.3,8 Ik daal af om mijn volk te bevrijden uit de macht van Egypte, om het weg te leiden uit dit land naar een land dat goed en ruim is, een land van melk en honing, het gebied van de Kanaanieten, Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten. EX.3,9 Het geweeklaag van de Israëlieten is nu tot Mij doorgedrongen en Ik heb ook gezien hoezeer de Egyptenaren hen onderdrukken.  

  

Jahwe sprak: `Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien, de jammerklachten om zijn onderdrukkers gehoord; ja, Ik ken zijn lijden. EX.3,8 Ik daal af om mijn volk te bevrijden… Het kan wel eens wat duren alvorens we verhoring vinden. Maar ik heb persoonlijk meegemaakt dat het soms vooral ons vertrouwen is dat op de proef wordt gesteld en dat we toch moeten binnentreden. We mogen Gods arm niet lamslaan door ons wantrouwen. Veeleer moeten we de lofprijzing koesteren.  3.1.3. Ik zend u en zal u bijstaan  

EX.3,10 Ga er dus heen, Ik zend u naar Farao. Gij moet mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte leiden.' EX.3,11 Maar Mozes sprak tot God: `Wie ben ik dat ik naar Farao zou gaan en dat ik de Israëlieten uit Egypte zou leiden?' EX.3,12 God antwoordde hem: `Ik zal u bijstaan, en dit is het teken dat Ik het ben die u zendt: als gij het volk uit Egypte hebt geleid, zult ge mij vereren op deze berg.'

  God geeft hier antwoord en Hij is zelfs zo stoutmoedig dat Hij Mozes een teken geeft. Alleen, dat teken zal er pas zijn als Mozes nu het vertrouwen binnentreedt en op weg gaan naar Farao. Zo worden wij allen gezonden in onze leefsituatie en in de huidige situatie van het Rijk Gods. En het is midden onze actie - voor zover ze gebeurt door zending - dat God zelf in actie zal treden.


 3.2. Elia  "Wees toch niet bang, mijn profeet" (1 kon. 19,3-15)

  3.2.1. Een bedreigde profeet (Elia) op de vlucht

De profeet Elia maakt op een bepaald moment een grote droogte en dus hongersnood mee in het Noordrijk. Elia daagt de profeten van Baäl uit om regen af te smeken van Baäl en hij zal het dan aan Jahwe vragen. Hij laat ze eerst samenkomen om een offer te laten verslinden door hun god die zo zijn bestaan moet aantonen. Dat lukt niet terwijl op zijn offer een bliksem valt. Het maakt indruk en hij laat al die profeten van Baäl doden. Koning Achab vertelt dit aan de koningin, Izebel, en deze zweert de dood van Elia. De profeet heeft er genoeg van en vlucht naar de woestijn. Na een zware dagtocht zoekt hij de schaduw op van een bremstruik en verlangt te sterven. Hij zegt dat heel gewoon tegen God.  

‘Het wordt mij te veel, Jahwe; laat mij sterven want ik ben niet beter dan mijn vaderen.’ 5 Daarop ging hij onder de bremstruik liggen en sliep in. (1 Koningen 19,4-5)   3.2.2. Gezond levensritme

Er gebeurt dan iets eigenaardigs.  

Maar opeens stiet een engel hem aan en zei tot hem: `Sta op en eet.' 1KON.19,6 Hij keek op en daar zag hij aan zijn hoofdeinde een koek, op gloeiende stenen gebakken, en een kruik water. Hij at en dronk en legde zich weer te ruste. 1KON.19,7 Maar opnieuw, voor de tweede maal, stiet de engel van Jahwe hem aan en zei: `Sta op en eet; anders gaat de reis uw krachten te boven.'  

1KON.19,8 Toen stond hij op, at en dronk, en gesterkt door dat voedsel liep hij veertig dagen en nachten, tot hij de berg van God, de Horeb, bereikte. 1KON.19,9 Daar ging hij een grot binnen en overnachtte er.  

  Eten en drinken. Ook een christen is een mens. Nogal wat christenen leven als moderne mensen zonder een gezond levensritme. Geven teveel tijd aan het werk of de ontspanning of de teevee of uitgaan of computer of verenigingsleven of… enzovoort. De levenskunst bestaat erin dat we alles de plaats en de tijd geven die het toekomt. Welnu, een christen moet zorgen voor een gezond levensritme dat op de eerste plaats bepaald wordt door onze levensroeping (bv. als gehuwde, bv. als vader of moeder…), ook ons werk heeft zijn eisen, waarbij we ons enerzijds niet mogen laten uitbuiten, anderzijds is het voor een zelfstandige een moeilijke zaak om een goed evenwicht te vinden tussen de eisen van het werk, het gezinsleven, de eigen ontspanning, de vereisten voor de verstandelijke en culturele ontwikkeling en ook de tijd die we aan God zouden moeten geven.Vermoedelijk is het goed om te durven bidden om een goede onderscheiding en – als we het aandurven – je keuzen ook voor te leggen aan een geestelijke leidsman of leidsvrouw.  3.2.3. Bij God te rade gaan

Elia zit met een geweldig probleem. Hij heeft er geen oplossing meer voor. Uiteindelijk heeft het te maken met zijn relatie tot God en daarom wil Hij die zaak ook voorleggen aan God. Hij heeft zijn best gedaan in dienst van God, en zie, nu staan ze hem echt naar het leven. Laat God hem nu vallen, heeft Hij hem niet meer nodig, heeft God geen oplossing naar voor te schuiven?

Vrienden, het zou wel eens best kunnen dat wij wat meer zaken aan God moeten voorleggen. Natuurlijk, als we geen goed levensritme hebben, gaan we geen tijd hebben voor ernstige reflectie en zeker geen tijd om ons af te stemmen op God, op zijn zicht op de zaak, op zijn verlangen. Elia laat zich aanzetten tot voldoende eten en drinken zodat hij tot bij de Horeb geraakt, de berg van God. Daar ging hij een grot binnen en overnachtte er. Tijd geven aan God. Het is de beste manier om tot goede oplossingen te komen.

  2.2.4. God in de zachte bries

Waarschijnlijk is de tekst wat in de war geraakt, want we staan met een doublure. In ieder geval openbaart God zich. Hij laat zijn profeet niet aan zijn lot over die zoveel inspanning heeft gedaan om tot bij Hem te komen.  

1KON.19,11 Maar Jahwe zei: `Ga naar buiten en treed voor Jahwe op de berg.' Toen trok Jahwe voorbij. Voor Jahwe uit ging een zeer zware storm, die bergen deed splijten en rotsen verbrijzelde. Maar Jahwe was niet in de storm. Op de storm volgde een aardbeving. Maar ook in de aardbeving was Jahwe niet. 1KON.19,12 Op de aardbeving volgde vuur. Maar ook in het vuur was Jahwe niet. Op het vuur volgde het suizen van een zachte bries. 1KON.19,13 Zodra Elia dit hoorde, bedekte hij zijn gezicht met zijn mantel, ging naar buiten en bleef staan aan de ingang van de grot. En toen klonk er een stem die hem vroeg: `Wat doet gij hier, Elia?'  

  Maar het is heel opvallend hoe God zich openbaart. Het is niet zoals op de Sinaï. Het is niet in de storm, niet in een aardbeving, niet in het vuur. Wel in het suizen van een zachte bries.

Hoe verwachten wij dat God tot ons spreekt? Met donder, met geweldige tekenen, of woorden waar we van achterover vallen? God toont zich wel eens met opvallende tekenen, zoals bv. in de verschijningen van O.L.Vrouw in Medjugorje. Die opvallende tekenen waarin God zich wil openbaren zijn echter niet het dagelijkse menu. We zullen Gods weg, Gods verlangen, Gods bijstand moeten leren onderscheiden in het leven van elke dag.

God in het geweld van de Sinaï, God in de stilte, als een zachte bries. Van aangezicht tot aangezicht… In de stilte van het geduldig wachten in het dagelijks gebed of de nachtaanbidding. Niet afdwingend, hopend, gewoon er maar zijn voor God en uitdrukken: zonder Jou, God, ben ik niets en ben ik tot niets in staat.   2.2.5. Zeggen wat je te zeggen hebt en luisteren naar God

Maar ook daar, in die zachte bries kan God ons vragen: Wat doe je hier? Wat kom je me zeggen of vragen? Zoals in de legende van Petrus die Rome ontvlucht klinkt soms ook tot ons het “Quo vadis”, waar trek je naartoe? Ook de pastoor van Ars ontvluchtte aanvankelijk zijn parochie.Elia legt zijn probleem voor in een paar korte woorden.  

1KON.19,14 Hij antwoordde: `Ik heb vurig geijverd voor Jahwe, de God van de legerscharen. De Israëlieten hebben  uw verbond met voeten getreden, uw altaren omvergehaald en uw profeten met het zwaard gedood; ik alleen ben overgebleven en nu staan ze ook mij naar het leven.'  

  

God antwoordt op de klacht van Elia. Ook ons kan het allemaal wel eens teveel zijn en dat we op de vlucht slaan. Een zwakke begeleider geeft je dan vlug toe. Niet zo echter bij God.

God gaat niet akkoord met de vlucht van Elia. De profeet moet gewoon de weg terug, maar daar moet hij wel een bijzondere opdracht gaan uitvoeren.” Zo gaat het vaak in de Bijbel: “Je hebt heel de nacht gevist; ga opnieuw vissen, maar anders” (vgl Lucas 5,4-7).  God stuurt ons opnieuw naar de dagelijkse realiteit, maar anders, met een ander hart, met meer geloof, bekleed met zijn woord en sterk door de ervaring die Hij ons gegeven heeft van zichzelf”[4].  15 Toen zei Jahwe tot hem: `Keer terug op uw schreden en ga door de woestijn naar Damascus; als ge daar gekomen zijt, moet ge Hazael zalven tot koning van Aram. 16 Jehu, de zoon van Nimsi, moet ge zalven tot koning van Israel, en Elisa, de zoon van Safat uit Abel-mechola, moet ge zalven tot uw opvolger als profeet. (1 Kon. 19,15-16)

  God verhaast als het ware zijn plan van heil. De vermoeide Elia mag een opvolger tot profeet zalven en een beter iemand tot koning van Israël. God grijpt dus wel degelijk in, het gebed blijft niet onverhoord.

Geloven wij in de efficiëntie en de efficaciteit, de daadwerkelijke invloed van ons gebed. Bidden wij met geloof en vertrouwen en met standvastigheid? Die tocht van Elia naar de Horeb mag ons toch wel echt tot voorbeeld zijn.

  Bijbelteksten bij Sessie 1

Genesis 22,1 Hierna gebeurde het dat God Abraham op de proef stelde. Hij zei tot hem: `Abraham.' En hij antwoordde: `Hier ben ik.' 2 Hij zei: `Ga met Isaac, uw zoon, uw enige, die gij liefhebt, naar het land van de Moria, en draag hem daar, op de berg die Ik u zal aanwijzen, als brandoffer op.'

  JOH.3,16 Zozeer immers heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat alwie in Hem gelooft niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben. JOH.3,17 God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered.

  HAND.8,32 De schriftuurplaats die hij juist las was de volgende: Als een schaap werd Hij ter slachtbank geleid; en evenals een lam, stom tegen zijn scheerder, opende Hij zijn mond niet. HAND.8,33 Door zijn vernedering is zijn vonnis voltrokken. Wie zal zijn geslacht kunnen beschrijven? Want zijn leven wordt weggenomen van de aarde. HAND.8,34 Nu richtte de eunuch het woord tot Filippus: 'Mag ik u vragen van wie de profeet dit zegt? Van zichzelf of van iemand anders? ' HAND.8,35 Filippus begon te spreken en uitgaande van deze tekst verkondigde hij hem Jezus.

  “MT.19,29 En ieder die zijn huis, broers of zusters, vader of moeder, vrouw, kinderen of akkers heeft prijsgegeven om mijn Naam, zal het honderdvoudig terugkrijgen en eeuwig leven ontvangen.”  GEN.28,16-19 Jakob werd wakker en riep uit: `Waarlijk, Jahwe is op deze plaats en ik wist het niet.' 17 Hij werd bevreesd en zei: `Ontzagwekkend is deze plaats! Dit kan niet anders zijn dan het huis van God en de poort van de hemel.' 18 De volgende morgen zette Jakob de steen waar hij met zijn hoofd op had gelegen, overeind als een wijsteen en goot er olie over uit. 19 Hij noemde die plaats Betel; vroeger heette die stad Luz.   

1KON.19,15-16 Toen zei Jahwe tot hem (Elia): `Keer terug op uw schreden en ga door de woestijn naar Damascus; als ge daar gekomen zijt, moet ge Hazael zalven tot koning van Aram. 16 Jehu, de zoon van Nimsi, moet ge zalven tot koning van Israel, en Elisa, de zoon van Safat uit Abel-mechola, moet ge zalven tot uw opvolger als profeet.  

1KON.19,5b Maar opeens stiet een engel hem aan en zei tot hem: `Sta op en eet.' 6 Hij keek op en daar zag hij aan zijn hoofdeinde een koek, op gloeiende stenen gebakken, en een kruik water. Hij at en dronk en legde zich weer te ruste. 7 Maar opnieuw, voor de tweede maal, stiet de engel van Jahwe hem aan en zei: `Sta op en eet; anders gaat de reis uw krachten te boven.'  

NAAR INHOUD    NAAR TOP    

 

Liederen bij Sessie 1

Zelfs al wijken de bergen uiteen,  zelfs al vallen de heuvelen neer.

Zelfs al wijken de bergen uiteen: God zal doen wat Hij belooft.

Ja, mijn liefde en mijn trouw  blijven voor altijd bij jou,

ja, mijn liefde en mijn trouw  blijven voor altijd bij jou.

  

1 Waar pelgrims gaan is veel woestijn.  Laten wij samen vrolijk zijn,

als kind’ren van het paradijs,  want wij zijn met elkaar op reis!   2 Hoog op de berg daar brandt een vuur:  God heeft de hemel op een kier.

Hij is ’t die ons de weg aanwijs,  want wij zijn met elkaar op reis. 3 Ook hebben wij een huis gebouwd,  dat heeft Hij aan ons toevertrouwd.

Daar zijn wij allen kind aan huis,  want wij zijn met elkaar op reis.

  

U bent het lied van mijn hart.  U bent de liefde van mijn leven

en U komt spoedig terug als een lied in de nacht.

Over de bergen en de heuvels, diep in de dalen klinkt uw stem.

Ik kan U horen mijn geliefde, het bruiloftslied.

T+M: Merla Watson, Nedl. Onbekend. ã 1984 Catacombs Prod./ Continental Sound (ZNL 461)

  Vragen ter bezinning (Kies zelf een of twee vragen waarrond je wel iets wil delen of getuigen)

1- Als God een God van leven en heil is, hoe komt het dan dat wij ons zo vaak ongerust maken. Kan het zijn dat wij God buiten onze relaties en ons dagelijkse bezigzijn houden? Hoe groot is mijn vertrouwen?

2- Om mee te nemen in je persoonlijke gebedstijd deze week: “Zozeer immers heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat alwie in Hem gelooft niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben”(Joh.3,16). “En zou Hij ons na zulk een gave ook niet al het andere schenken?” (Rom. 8,32) 3- Vanuit de dubbele les van Moria: ‘Waar offer ik soms (het geluk van) mensen op aan valse goden of verkeerde godsbeelden of aan mijn eigen profijt?’ ‘Stel ik God steeds voor alles en allen? Wanneer niet?’ Uw wil (of mijn wil?) geschiede op aarde zoals in de hemel. 4- Heb ik opgemerkt hoe God vandaag werkzaam aanwezig was in mijn leven of in mijn omgeving?

5- Hoe heb ik daarop gereageerd?

6- Heb ik ook herinneringspunten met betrekking tot Gods genadig bezigzijn in mijn leven?

7- Hoe druk ik mijn eerbied uit ten overstaan van God of wat met Hem in relatie staat (bijbel, iconen, liturgie, kerkgebouw…) 8- Wat is onze reactie wanneer een gebed niet (direct) verhoord wordt?

9- Elia deed zijn beklag tegen God. Hoort dat thuis in een gelovig leven?

10- Streef ik naar een evenwichtig levensritme? (Is er voldoende inspanning, ontspanning, voldoende gerichtheid op intellectuele en godsdienstige ontwikkeling en technische vaardigheid, voldoende inzet op het werk en in het gezin? Is het goed ook nog plaats te geven aan gebedsgroep of gemeenschap? Hoe hou je de kerk in het midden bij dat alles?)

11- Waar zoeken ik licht en kracht bij problemen?

12- Hoe verneem ik wat God wil? Hoe doet Hij zich kennen? Geef ik Hem gehoor?

NAAR INHOUD    NAAR TOP    


Sessie 2:  SINAÏ - EBAL EN GERIZZIM - NEBO

  

1. SINAÏ: Gods woorden, wegwijzers naar het geluk (Exodus 19-24.32)  

2. EBAL EN GERIZZIM: waarschuwing en belofte (Deuteronomium 27,4-13)  

3. NEBO: Mijn lichaam zal rust vinden in hoop (Deut.32,48-52, Hand.2,26, vgl. Ps. 16,8-11).

  

1. SINAÏ: Gods woorden, wegwijzers naar het geluk (Ex 19-32)

 1.1. Een geweldige belofte

De Israëlieten zijn ontkomen uit het slavenhuis van Egypte. Drie maanden later zitten ze in de Sinaï-woestijn. En ze slaan hun kamp op dicht bij de berg Sinaï.  “De berg” staat in de Bijbel vaak symbool voor de nabijheid van God, men is als het ware dichter bij de hemel waar men meende dat God woont: boven de wolken of boven het heldere azuurblauw van de lucht die als een koepel gespannen staat boven de aarde, die ze dachten als een schijf, rustend op stevige pilaren. Onder die schijf was de onderwereld, de she’ol waar je heen ging na je dood en waar je slechts een schimmenbestaan leidde, eigenlijk geen echt leven meer. Maar boven die koepel woonde God. En hoe hoger je klom, des te dichter was je bij God, des te zuiverder kon je zijn woorden horen.Wat Mozes daar te horen krijgt en wat hij aan het volk moet zeggen is iets fantastisch. En je begrijpt niet hoe mensen daar niet heel hun leven door werden getekend. Laat ons even meeluisteren, want misschien is het ook voor ons bedoeld:  

EX.19,3 Mozes ging de berg op, naar God. Toen hij boven was sprak Jahwe hem daar aan en zei: `Dit moet gij zeggen tot het huis van Jakob en doen weten aan de zonen van Israel. EX.19,4 Met eigen ogen hebt gij gezien hoe Ik ben opgetreden tegen Egypte, hoe Ik u op arendsvleugelen gedragen en hier bij Mij gebracht heb. EX.19,5 Als gij aan mijn woord gehoorzaamt en mijn verbond onderhoudt, dan zult ge - hoewel de hele aarde Mij toebehoort - van alle volken op bijzondere wijze mijn eigendom zijn. EX.19,6 Gij zult mijn priesterlijk koninkrijk en mijn heilig volk zijn.

  Eigenlijk , vrienden, zijn dat woorden die ieder van ons - en wellicht met nog meer recht dan de Israëlieten - tot zich mag horen spreken. In Jezus zijn wij gered, wij hebben gezien hoe Gods liefde zich onder ons heeft geopenbaard. “Als gij u naar mijn woord richt en mijn verbond onderhoudt, zult ge van alle mensen op bijzondere wijze mijn eigendom zijn. Gij zult mijn priesterlijk koninkrijk en mijn heilig volk zijn”. Petrus had dat goed begrepen toen hij in zijn eerste brief schreef:  “9 Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijke priesterschap, een heilige natie, Gods eigen volk, bestemd om de roemruchte daden te verkondigen van Hem die u uit de duisternis heeft geroepen tot zijn wonderbaar licht: 10 gij, vroeger geen volk, nu Gods volk; vroeger van genade verstoken, nu begenadigd.” (1PETR.2,9-10)   1.2. Donder en bliksem ter onderstreping

Het zijn dus fantastische,  blij makende woorden die God tot zijn volk spreekt. En opdat die woorden nog meer indruk zouden maken is er dat teken van donder en bliksem, zodat het volk niet zou vergeten dat alleen God hun redder en koning is.  Ze zijn geweldig onder de indruk en vragen dan aan Mozes dat niet God, maar dat hij tot hen zou spreken. (Zie de langere tekst achteraan)  

EX.20,20 Mozes antwoordde: `Wees maar niet bang. Want God is gekomen om u op de proef te stellen: dat u zo'n ontzag voor Hem zoudt krijgen dat u niet meer zondigt.'

  “Zondigen” betekent hier: weglopen van God, God in de steek laten, je van God weinig of niets aantrekken. Het is die grote bekoring waarover ook het Onze Vader spreek: Leid ons niet in bekoring, laat ons toch nooit weglopen van U, U afvallen. Soms worden wij ook wel eens goed dooreen geschud en, vrienden, het is dan belangrijk dat we bepaalde zaken en ervaringen waar we duidelijk God aan het werk zaten niet vergeten. Denk even terug aan Abraham en Jacob met hun tamarisk of hun wijstenen, om niet te vergeten wat God gedaan heeft. Hoe God je gered heeft uit moeilijke ogenblikken, een moeilijke situatie, hoe Hij zich opnieuw aan u heeft geopenbaard, hoewel jij van Hem waart weggedreven. God geeft ons soms diepe ervaringen, opdat we Hem niet meer uit het oog zouden verliezen.  1.3. Gods wegwijzers naar het heil

Midden die donder en bliksem spreekt God zijn woorden. Hij manifesteert zich als wetgever. Niet om de mens schrik aan te jagen maar wel om ontzag in te boezemen; we gaan Hem zozeer ter harte dat Hij zich wel eens met overtuigingskracht wil manifesteren. Denk maar eens hoe Paulus van zijn rijdier werd geworpen, of hoe een simpel boerke aan dokter Jan Vermeire zei: “Ja, doktoor, ne mens doet soms veel moeite voor niets hee!”. Jan Vermeire was er niet goed van. Maar het werd het begin van zijn bekering. Hier op de Sinaï spreekt God zijn woorden, woorden van leven en heil voor de mens. Wegwijzers naar het geluk en ook waarschuwingen voor de dreiging van onvrede en wanorde in het persoonlijk en sociaal leven als men niet volgens die tien woorden leeft.

Wat zegt God in die dekaloog, die tien woorden, de tien geboden?

* Eén God slechts mogen ze dienen, de ene die redt. Geen afgodsbeelden mogen ze maken. Gods naam niet belachelijk maken en de sabbat onderhouden, dwz. God een tijd van hun week schenken.

* Dan volgen de woorden die vooral slaan op de intermenselijke relaties. Je vader en moeder eren, niet doden, geen echtbreuk plegen, niet stelen, niet leugenachtig getuigen; het bezit en de vrouw van je naaste niet begeren…En wat stond er weer als belofte bovenaan?EX.19,5 Als gij aan mijn woord gehoorzaamt en mijn verbond onderhoudt, dan zult ge - hoewel de hele aarde Mij toebehoort - van alle volken op bijzondere wijze mijn eigendom zijn. EX.19,6 Gij zult mijn priesterlijk koninkrijk en mijn heilig volk zijn.

Tijdens een gebedsavond van 30 juli 2003 kregen we soortgelijk woord te horen uit de profeet Jeremia:

“Dit alleen heb Ik hen bevolen: Luister naar Mij, dan zal Ik uw God zijn en gij zult mijn volk zijn. Volg de weg die Ik u wijs, dan zal het u goed gaan.”   1.4. Het verbond gesloten (Ex. 24,3-8)

Op basis van deze woorden van God gaan de Israëlieten een verbond sluiten met God. Het gebeurde als volgt:   

3 Mozes kwam terug en stelde het volk in kennis van alle woorden en bepalingen van Jahwe. Eenstemmig betuigde het volk: `Alle woorden die Jahwe tot ons gesproken heeft zullen wij onderhouden.' 4 Daarop stelde Mozes alle woorden van Jahwe op schrift. De volgende morgen bouwde hij aan de voet van de berg een altaar en stelde twaalf wijstenen op, naar de twaalf stammen van Israël. 5 Toen gaf hij jonge Israëlieten de opdracht, stieren op te dragen als brand - en slachtoffers voor Jahwe. 6 Mozes nam de helft van het bloed en deed dat in schalen, terwijl hij de andere helft uitgoot over het altaar. 7 Toen nam hij het verbondsboek en las dit voor aan het volk. En zij verzekerden: `Alles wat Jahwe zegt zullen wij doen en ter harte nemen.' 8 Vervolgens nam Mozes het bloed, sprenkelde dat over het volk en sprak: `Dit is het bloed van het verbond dat Jahwe, op grond van al deze woorden, met u sluit.'

  Betekenis van die ritus:

Datzelfde bloed dat wordt uitgegoten over het altaar en over het volk kan twee betekenissen hebben: enerzijds de eenheid, hetzelfde bloed heeft gevloeid over het altaar en over het volk, er is als het ware een bloedbroederband. Maar anderzijds betekent het ook dat als ik ontrouw ben aan het verbond met mij mag gebeuren wat er gebeurd is met dit offerdier: ik sta voor dit verbond borg met mijn leven.

Onze doopbeleoften:

Vrienden, wij zijn gedoopt en we hebben onze doopbeloften geregeld vernieuwd. Wij hebben ons aan God toevertrouwd en we hebben beloofd Hem te volgen, zijn wil te doen in de zekerheid dat zijn verlangen samenvalt met ons geluk. En God is met ons op weg gegaan. Je zou kunnen zeggen, een beetje gewild naïef, want als je het mensenhart kent… En God kent het mensenhart, zoals de evangelist ook over Jezus zei:“JOH.2,23 Terwijl Hij bij gelegenheid van het paasfeest in Jeruzalem was, begonnen er velen zijn in Naam te geloven bij het zien van de tekenen die Hij deed. JOH.2,24 Maar Jezus van zijn kant had geen vertrouwen in hen, omdat Hij allen kende. JOH.2,25 Hij wist wat er in de mens stak en daarom was het niet nodig dat iemand Hem over de mens inlichtte.” Maar toen was daar bij de Sinaï alles nog koek en ei in de relatie tussen God en zijn volk, de wittebroodsweken.

1.5. Het stierenbeeld

In een andere traditie over dit Sinaïgebeuren verloopt alles echter veel minder prozaïsch. Als Mozes daar de berg Sinaï afdaalt met de tien woorden van God in rotssteen gegrift, treft hij er het volk aan dat zich een stierebeeld heeft gemaakt en aan het feestvieren is rond hun nieuwe god. Mozes is er het hart van in.  

EX.32,19 Toen Mozes dichter bij het kamp kwam zag hij het stierebeeld en het gedans. Hij werd razend en smeet de platen tegen de voet van de berg aan stukken. EX.32,20 Toen greep hij het beeld dat zij gemaakt hadden, gooide het in het vuur, verpulverde het, strooide de as in het water en liet dat de Israelieten drinken. EX.32,21 Toen vroeg Mozes aan Aaron: `Wat heeft het volk toch met je gedaan, dat je het tot zo'n zware zonde hebt laten komen?' EX.32,22 Aaron gaf ten antwoord: `Mijn heer moet niet kwaad zijn. U weet zelf hoe dit volk tot kwaad geneigd is. EX.32,23 Ze vroegen mij: Maak een god die voor ons uittrekt. Want die Mozes, de man die ons uit Egypte heeft geleid, we weten niet wat er met hem aan de hand is.

  We hebben het vorige sessie ook gezegd naar aanleiding van de beproeving van Abraham. Er moet soms maar een kleinigheid tegengaan in ons leven en we gaan aan het twijfelen: ‘Houd God wel van mij? Is het wel zeker dat ik aan de hand van God tot het echte geluk kom? Laat ik niet veel zaken aan mij voorbijgaan als ik mij inzet voor anderen, voor de evangelisatie? Ben ik niet stom als ik al mijn hoop stel op later? Neem eens dat God niet bestaat, neem eens dat met de dood alles gedaan is, definitief gedaan. Wat zit ik me hier dan zo’n moeite te doen om goed te leven, om mij te richten naar de geboden en voorschriften van God en van de kerk!’… En dan lopen we naar afgoden, of we zetten onze toewijding aan God, onze inzet voor anderen, onze evangelisatie zo’n beetje op ralenti, een flauw vuurtje, nauwelijks een kleine waakvlam…En de afgoden doen hun intrede: De afgod van het uitgaan, van overdreven aandacht voor ons uiterlijk of onze gezondheid, de afgod van de teevee, van de veel tijd in beslag nemende hobby, de afgod van jaloersheid, van droefheid en wrok en zelfbeklag komen in de plaats van lofprijzing en vrede en van blije inzet vanuit het vertrouwen op God. Vrienden, Paulus waarschuwt ons: “…in de meesten van hen heeft God geen welbehagen gehad; immers, zij werden neergeveld in de woestijn. 6 Deze gebeurtenissen zijn een les voor ons, opdat wij niet, zoals zij, slechte dingen zouden begeren. 7 Dient geen valse goden, zoals sommigen van hen gedaan hebben, van wie geschreven staat: Het volk ging zitten om te eten en te drinken, en stond op om te spelen. 8 Laten wij geen ontucht bedrijven zoals sommigen van hen: op een dag vielen er drieentwintigduizend (ontucht betekent in de Bijbel meestal het ontrouw zijn aan God om andere goden te gaan dienen; afgodendienst hing vaak ook samen met tempelprostitutie). 9 Laten wij Christus niet tarten, zoals sommigen van hen gedaan hebben: zij kwamen om door de slangen[5]. 10 Mort ook niet tegen God zoals sommigen van hen gemord hebben: zij zijn gedood door de verderver. 11 Wat hun overkwam had een diepe zin en het werd te boek gesteld als een waarschuwing voor ons, tot wie het einde der tijden gekomen is.” (1KOR.10,5-11)  De Sinaï, de dekaloog, het verbond met God en de uitnodiging tot trouw aan Hem door ons te richten naar zijn verlangen. Het zijn enkele uitnodigingen van onze beklimming van de Sinaï. We klauteren nu naar twee andere bergen. De Ebal en de Gerizzim.

NAAR INHOUD    NAAR TOP    

 

2. EBAL EN GERIZZIM: waarschuwing en belofte (Dt. 27,4-13)

  2.1. zegen of vloek

Even die twee bergen voorstellen:

Ebal (of Hebal) is een berg ten Noorden van Sichem, gelegen tegenover de Gerizzim; hij wordt nu genoemd: ‘gebel islamije’. Deze twee bergen vormen in de bijbel het toneel - het woord is zeker toepasselijk - het toneel van de zegen- en vloekceremonie, die in het boek Deuteronomium werd voorgeschreven en waarvan in het boek Jozua beschreven wordt hoe ze moest verlopen. Op de Ebal werd namelijk een altaar gebouwd met de tekst van het verbond en daar bevonden zich de vervloekende stammen, op de Gerizzim de zegenende. (De Samaritanen-Pentateuch leest in Dt. 27,4 Gerizzim i.p.v Ebal, misschien omdat de Gerizzim de heilige berg van de Samaritanen was)[6].In Deuteronomium 27 wordt beschreven hoe ze op de berg Ebal een altaar moeten bouwen van ruwe steenblokken en daarop brand- en slachtoffers moeten brengen. In die stenen moeten alle geboden van de wet gegrift zijn.  

DEUT.27,9 Mozes en de levitische priesters richtten het woord tot heel Israël:' Wees stil, Israël, en luister! Heden zijt gij het volk van Jahwe uw God geworden. DEUT.27,10 Daarom moet gij Hem gehoorzamen en zijn geboden en voorschriften volbrengen, die ik u heden voorhoud.'  

 2.1. Repressief of permissief (Voortdurend optreden of alles op zijn beloop laten)?

In de opvoeding van de kinderen zijn er ouders die voortdurend hun kinderen aan het beknibbelen zijn, voortdurend opmerkingen maken, verwijten toesturen, voortdurend vermanen: als ge dit, dan zult ge dat…, als ge zo voortgaat, dan zul je er niet veel van bakken, dan zal er van u niet veel geworden…Andere ouders vermanen hun kinderen niet of nauwelijks, maar bevestigen hen ook niet in het goede… Die twee manieren - er is nog wel een derde mogelijk - tref je niet enkel aan in de opvoeding thuis, maar ook in de opvoeding van kinderen en jonge mensen op de school en door de overheidsinstanties… Vaak zijn ze repressief of anders laten ze de boel maar draaien.Sommigen verwijten dat zelfs naar de bisschoppen toe - al vind ik dat persoonlijk misplaatst - alsof de bisschoppen te weinig hun verantwoordelijkheid hebben genomen in de maatschappelijke discussie en de beleidsbeïnvloeding omtrent abortus en euthanasie, homohuwelijk enz… Wie de zaken wat gevolgd heeft over de laatste decennia, die heeft kunnen vaststellen hoe de bisschoppen geregeld hun woord hebben laten klinken omtrent die vraagstukken, vooral met betrekking tot abortus en euthanasie.  2.3. Duidelijke keuzemogelijkheden

Hier in Deuteronomium wordt als het ware een reuzetoneel gespeeld opdat iedereen goed zou weten waar het op aankomt.  

DEUT.27,11 Op die dag gebood Mozes het volk: DEUT.27,12 Wanneer gij de Jordaan zijt overgestoken, moeten de volgende stammen op de Gerizzim gaan staan om de zegen uit te spreken over het volk: Simeon, Levi, Juda, Issachar, Jozef en Benjamin. DEUT.27,13 En de volgende stammen moeten op de Ebal gaan staan voor de vervloeking: Ruben, Gad, Aser, Zebulon, Dan en Naftali.


DEUT.27,14 Dan moeten de levieten het woord nemen en met luide stem tot alle mannen van Israel zeggen: DEUT.27,15 Vervloekt de man, die een gehouwen of gegoten beeld maakt en dat in het verborgene opstelt, want Jahwe verafschuwt het maaksel van zo'n beeldhouwer. En heel het volk antwoordt: Amen. DEUT.27,16 Vervloekt wie zijn vader of moeder veracht. En heel het volk zegt: Amen. DEUT.27,17 Vervloekt wie bij zijn buurman een grenssteen verlegt. En heel het volk zegt: Amen. DEUT.27,18 Vervloekt wie een blinde de verkeerde weg wijst. En heel het volk zegt: Amen….   En zo gaat dat nog een hele tijd door. Maar daarna komen ook de zegeningen om het volk te verlokken om toch maar Gods weg naar het geluk te gaan:  

1 Als gij inderdaad gehoorzaamt aan Jahwe en alle geboden die ik u heden opleg, stipt volbrengt, dan zal Hij u hoog verheffen boven alle volken op de aarde. 2 Dan zullen de volgende zegeningen over u komen en u ten deel vallen, omdat gij gehoorzaamt aan Jahwe uw God. 3 Gezegend zijt gij in de stad, gezegend zijt gij op het land. 4 Gezegend is de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw grond en de vrucht van uw vee, de worp van uw runderen en de aanwas van uw schapen. 5 Gezegend is uw korf en uw trog. D6 Gezegend zijt gij bij uw komen, gezegend bij uw gaan. 7 Jahwe zal de vijanden die zich tegen u verheffen voor u op de vlucht drijven. Langs een weg rukken zij tegen u op, langs zeven wegen vluchten zij. 8 Jahwe zal zegen doen komen in uw schuren en bij al uw ondernemingen. Jahwe uw God zal u zegenen in het land dat Hij u schenkt. 9 Jahwe zal van u een volk maken dat Hem is toegewijd, zoals Hij u onder ede beloofd heeft, als gij tenminste de geboden van Jahwe uw God onderhoudt en zijn wegen gaat. 10 Alle volken op de aarde zullen zien, dat Jahwe's naam over u is uitgeroepen, en zij zullen ontzag voor u hebben. 11 Op de grond die Jahwe uw vaderen onder ede beloofd heeft, zal Hij u rijke overvloed schenken in alles, in de vrucht van uw schoot, in de vrucht van uw vee en in de vrucht van uw grond. (Deuteronomium 28,1-11)

  2.4. Wees verstandig in je keuze

Vrienden, u gaat mij niet horen zeggen dat wanneer je God volgt, zijn weg gaat, dat je dan het kruis uit je leven kunt wegwissen. Nee. Maar ik durf je wel herhalen wat Jezus zegt aan hen die omwille van Hem alles in de steek laten, een woord dat ik vorige keer reeds heb vermeld:

“MK.10,29-30 Voorwaar, Ik zeg u: er is niemand die huis, broers, zusters, moeder, vader, kinderen of akkers om Mij en om de Blijde Boodschap heeft prijsgegeven, 30 of hij ontvangt nu, in deze tijd, het honderdvoudig aan huizen, broers, zusters, moeders, kinderen en akkers, zij het ook gepaard met vervolgingen, en in de toekomstige wereld het eeuwige leven.”   In het boek Deuteronomium wordt ons duidelijk gezegd dat we van God zegen mogen verwachten wanneer we binnen zijn verlangen leven, en dat we anderzijds het echte heil niet zullen vinden wanneer we Gods wil gewoon naast ons neerleggen. Kies als verstandige en volwassen mensen, zegt ons het woord van God.

 NAAR INHOUD    NAAR TOP    

  

3. NEBO: Mijn lichaam zal rust vinden in hoop

 (Deut.32,48-52, Hand.2,26, vgl. Psalm 16,8-11).

 3.1. Op de drempel

In Nijmegen heb je de H.Landstichting. Decennia geleden kwam ik daar graag omdat het een goede sfeerschepping was en inspiratie gaf van heel wat aspecten van de bijbelse geschiedenis en de bijbelse omgeving. Een Joods dorp uit de tijd van Jezus, een synagoog, het paleis van Pilatus, een Joods graf, een joodse herberg zoals deze waar de barmhartige Samaritaan de gewonde man binnenbracht, een schaapskooi uit die tijd… Later heeft men ook andere godsdiensten uit die tijd hun recht gegeven maar werd de rest wat verwaarloosd. Ik weet niet hoe het nu is. In ieder geval, tegenover die H.Landstichting hadden de Redemptoristen een groot klooster liggen en dat klooster heette de NEBO. Ik heb lang niet geweten hoe ze aan die naam gekomen zijn, maar jullie, die de bijbel wat beter kennen dan ik, weten dat het op de berg Nebo is dat Mozes stierf, van daaruit mocht hij het heilig Land aanschouwen dat hij echter niet zou binnentreden.  

3.2. Je persoonlijk geluk en het geluk van je geliefden

De berg NEBO, eigenlijk een triest einde voor een fantastisch man. Hij had een beter leven kunnen hebben dan met schooierbende meetrekken, een groep oproerkraaiers, dat morrend en ondankbaar volk van God; Mozes zou het voorgaan naar een land dat hijzelf nooit zou binnentreden.  

48 Diezelfde dag sprak Jahwe tot Mozes: 49 `Ga het Abarimgebergte op, de berg Nebo in Moab, recht tegenover Jericho; dan kunt ge Kanaän zien, het land dat Ik de Israëlieten in bezit geef. 50 Daar zult gij sterven op de berg die ge beklimt en met uw voorvaderen worden verenigd, zoals uw broer Aäron, die op de berg Hor overleed en met zijn voorvaderen werd verenigd. 51 Want gij zijt Mij ontrouw geweest bij de wateren van Meribat-kades, in de woestijn Sin, door bij de Israëlieten geen recht te doen aan mijn heiligheid.  Vanuit de verte moogt ge kijken naar het land, dat Ik de Israëlieten schenk, maar ge zult er niet binnengaan.' (Deuteronomium 32,48-52)

  Mozes zou er niet binnentreden, maar eigenlijk was zijn levenswerk wel volbracht: Hij had het Godsvolk tot vlakbij zijn bestemming gebracht. Dat zal toch wel zijn vreugde uitgemaakt hebben ook. Ik herinner me dat terwijl vader tijdens zijn laatste ziekte te bed lag op Nieuwjaarsdag, het grootste deel van de tijd onder verdoving, hij op het einde van de dag aan moeder vroeg: “Waren de kinderen content”. Hij had namelijk met moeder afgesproken dat we op die dag een serieus nieuwjaarskado zouden krijgen. Terwijl hijzelf aan het sterven was, was dat zijn vreugde, zijn kinderen gelukkig te weten.

3.3. Mijn kind kiest zijn eigen weg

Een diepere vreugde was het voor mijn ouders wanneer zij wisten dat hun kinderen ook de weg van het echte geluk zouden gaan, de weg volgens Gods verlangen.

Maar, vrienden, dat hebben wij, dat hebben jullie als ouders, niet zelf in de hand.

Wij kunnen anderen allerlei wegwijzers aanreiken, hen geven van wat we zelf voor het kostbaarste houden, maar wij kunnen hen niet verplichten om dat aan te nemen. Uiteindelijk staat ieder mens met zijn vrije keuze tegenover God. Uiteindelijk beslist ieder zelf over zijn leven.

Wij kunnen voor hen bidden die aan onze zorgen zijn toevertrouwd, de mensen die we ontmoeten… En, vrienden, dit is een uiterst belangrijke opdracht, een heilige plicht.Vaak zien we onze diepe en geestelijke wensen niet in vervulling gaan in verband met de kinderen, maar we mogen hen aan Gods genade toevertrouwen, God, die recht kan schrijven op kromme lijnen. En wij mogen wel wieden in ons eigen leven en bij kinderen en jonge mensen, maar het onkruid gaan uitrukken bij andere mensen, houdt een zwaar risico in, leert ons Jezus. Je zou ook het goede graan kunnen uitrukken. Hen toevertrouwen aan Gods leiding, aan Gods liefde en zijn barmhartigheid, dat kunnen we altijd en vaak is het het enige dat we kunnen doen.

 3.4. En als ik faalde

Mozes heeft alles gedaan wat hij voor het volk kon doen: ze geleid, ze voorgegaan, voor hen ten beste gesproken bij God wanneer God hen wou straffen en hen zelfs wou laten vallen (het wordt wel heel antropomorfisch voorgesteld). Zo kunnen ouders en opvoeders vaak ook niet meer doen dan wat ze gedaan hebben. Soms zullen we onszelf verwijten dat we niet nog attenter geweest zijn, nog meer tijd en energie besteed hebben aan de begeleiding… Maar ik denk dat we dan ook in alle eenvoud tot God mogen komen met onze beperktheid, en zelfs met onze zwakheid of nalatigheid. Maar dan ook geloven Gods vergevingsgezindheid. God is groter dan ons hart en we moeten ons geen verwijten blijven maken.Wel blijft de verantwoordelijkheid tegenover datgene en diegenen die God ons heeft toevertrouwd, ook daarin mogen we op God gelijken. We mogen voor hen blijven bidden en blijven hen het voorbeeld van ons eigen leven voorleven. Als het pas geeft een goede raad, maar dat moet werkelijk met grote geestelijke wijsheid gebeuren en niet vanuit kwetsuren, zelfverwijten, moralisering. Luister naar wat God wil dat je zou doen. Ben je niet zeker van je eigen schatting, vraag het aan je begeleider om samen om licht te bidden.

 3.5. Mozes en een psalm van David

Ik weet niet in hoever de Mozes die in de Bijbel wordt opgevoerd reeds enig besef had van de trouw van God, ook over de dood heen. Als christenen mogen wij - van op onze berg Nebo, op de drempel van Gods rijk - met groot vertrouwen op God liefde en trouw weten dat Hij ons ook over de dood niet laat vallen. Zelfs in het bewustzijn van onze eigen zwakheid en ontoereikendheid mogen wij onszelf ook dan aan Gods barmhartigheid toevertrouwen. Om het met de woorden van Petrus uit zijn Pinksterpreek te zeggen in het licht van Jezus’ verrijzenis:“26 daarom is er blijdschap in mijn hart en jubelt mijn mond van vreugde; ja, ook mijn lichaam zal rust vinden in hoop, 27 omdat Gij mijn ziel niet over zult laten aan het dodenrijk en uw heilige geen bederf zult laten zien. 28 Wegen ten leven hebt Gij mij doen kennen, Gij zult mij met vreugde vervullen voor uw aanschijn.” (Hand.2,26-28) Een psalm uit het Oude Testament (Psalm 16,8-11)   Teksten en vragen bij Sessie 2

1. Sj’ma Israel Adonai elohenoe, Adonai echad (4x)

2. Hoor, Israel, de Heer is onze God, Hij alleen is God (4x)

3. Hou van God de Heer met heel je hart en heel je ziel, en heel je verstand (4x)

4. En je moet je medemens beminnen als jezelf,  dat is heel de wet (4x)

5. Eer zij aan God : Vader, Zoon en heil’ge Geest, nu en voor altijd (4x)   

Alleluia, allelu- Alleluia, Alleluia, alleluia (2x)

  1. Uw liefde draagt mij,  uw goedheid maakt mij heel,

uw wet bekoort mij,  God, mijn enig heil.

  2. Trouw is uw liefde,  trouw uw barmhartigheid,

blij zal 'k getuigen,  hoe goed Gij zijt.

  3. Gij zijt mijn toevlucht,  Gij zijt mijn sterke burcht;

Gij schenkt mij vrede,  Gij hebt mij bevrijd.

  4. Uw heil verwacht ik,  uw weg bewandel ik;

Uw steun ontvang ik,  God, mijn zekerheid.

  5. 'k Wil voor U leven,  en U bezingen;

'k wil in U blijven,  een eeuwigheid lang.

(Ps 118) T+M:Gocam, Nl: M.Ketelslegers, ã ST.Emmanuel NL, ’s-Hertogenbosch NL 401   Vragen ter bezinning:  

1 Denken we wel eens aan de uitverkiezing en zending die God tot ons richt (1PETR.2,9-10)

2 Hebt u sedert vorige week herinneringspunten gevonden voor Gods liefde of manifestatie?

3 “Alle woorden die Jahwe tot ons gesproken heeft zullen wij onderhouden.” Wat beloofden wij in onze doopbeloften?4 Afgoden in het leven van een christen: wat stellen we ons daarbij voor?

5 Hebben wij de keuze - God gehoorzamen of niet - definitief gemaakt? Wat herinnert ons aan die keuze?

6 Leeft in ons de zorg voor het eeuwig geluk van anderen? Hoe beleven wij dat concreet?

  NAAR INHOUD    NAAR TOP    

 

Sessie 3:  OFFERHOOGTENKARMEL - SION  


1. OFFERHOOGTEN VOOR AFGODEN OF VOOR DE WARE GOD?

1.1.  SALOMO (1 Koningen 11,5-9)

1.2. HIZKIA: Een radicaal andere koers (2 Kronieken.31-32)

2. DE KARMELBERG : een profeet toont Gods kracht  (1 Kon. 18 passim)

3. SION: De heilige berg

 Vooraf: Bergen beklimmen = God zoeken.

Ik herhaal even wat ik vorige keer reeds zegde over “bergen” in het Oude Testament:Je moet op een berg zijn om dicht bij God of bij de goden te zijn, dat was de overtuiging van mensen in de Oudheid. De hemel, daar waar de goden zich bevonden, was boven de wolken gesitueerd.  Door een berg te bestijgen kwam je dus dichter bij God, kwam je los van de aardse bezigheden en zorgen en alles waar je hart aan vastzat. Je kwam vrij om er te zijn voor God, om met Hem te spreken en naar Hem te luisteren. Bergen, plaatsen van ontmoeting met God. Maar mensen zochten niet steeds de ene God. Op allerlei hoogten brachten mensen hun offers aan goden. Deze bezinning heeft dan ook iets te maken met ons eigen leven en onze eigen ingesteldheid. Zoeken wij steeds de ene God?  En krijgt Hij van ons de eer, de dank en toewijding die Hem toekomen?

NAAR INHOUD    NAAR TOP    


  1. OFFERHOOGTEN VOOR AFGODEN [7] OF VOOR DE WARE GOD?

  1.1.  SALOMO

  Salomo en zijn offerhoogte

Koning Salomo was een groot koning. Zijn vader, David, had hem een groot koninkrijk nagelaten en vrede binnen dat rijk. Tevoren betekenden de Israëlieten niet veel. Ze waren in vergelijking met omliggende volken niet erg creatief op het vlak van cultuur en het maken van allerlei gereedschappen. Ze namen wel veel over van volken die daar passeerden, of die in kleine groepen tussen hen kwamen wonen of met wie ze handel dreven langsheen de karavanen die door hun gebied kwamen. Maar Salomo had dus een groot rijk geërfd en hij kon het zich permitteren veel kostbare en bruikbare voorwerpen aan te schaffen. Van he is ook bekend hoe hij enorm grote paardestallen en massa’s paarden dus bezat, terwijl de Hebreeën kort tevoren het paard omzeggens niet kenden en in ieder geval niet gebruikten. Salomo kocht nogal wat paarden van Egyptenaren en zorgde voor stoeterijen zodat hij op zijn beurt paarden kon verkopen. In Megiddo bijvoorbeeld zijn grote paardenstallen ontdekt en ok op enkele andere plaatsen uit de vlakte, waar men de snelheid van paarden goed kon aanwenden[8].Salomo dus, een groot, rijk en wijs koning en aanvankelijk ook een vereerder van de ene ware God. Langsheen de vele huwelijken die hij sloot om verwant te zijn met allerlei grotere en kleinere koningen kreeg hij wel een hoop vrouwen in huis, die allerlei goden vereerden. Als goede echtgenoot zorgde hij er voor dat die geliefden hun eigen goden konden vereren. Hij begon er zelf ook wat aan mee te doen en in ieder geval gaf hij ernstig ergernis aan zijn hofhouding en aan de gewone gelovige Israëlieten.  

1KON.11,5 Salomo vereerde Astoret, de godin van de Sidoniërs, en Milkom, de gruwel van de Ammonieten; 1KON.11,6 hij deed wat Jahwe mishaagde en diende Hem niet zo trouw als zijn vader David. 1KON.11,7 Zo liet Salomo op de berg ten oosten van Jeruzalem een offerhoogte bouwen voor Kemos, de gruwel van Moab, en voor Moloch, de gruwel van de Ammonieten. 1KON.11,8 Hetzelfde deed hij voor al zijn buitenlandse vrouwen die voor haar goden wierook wilden branden en offers brengen. 1KON.11,9  

  Waar liggen onze zekerheden? Waar liggen wij gebonden? Wat kunnen wij niet missen? Waar zoeken wij soelaas? Liggen daar niet onze afgoden? Wat staat ons in de weg om volledig voor God te kiezen? Als je God niet wil eren, toont Hij zich ook niet jouw beschermer, zeggen de profeten.

Vaak doen we echter net zoals Salomo: we eren God nog, we noemen onszelf gelovig en christen, maar tegelijk buigen wij voor het geld, verprutsen wij onze tijd aan allerlei liefhebberijen. Ik herhaal wat ik al vaak zei: we hebben ontspanning nodig en de een misschien wat meer dan een ander, maar we moeten goed weten dat onze tijd een van die zaken zijn waarin we uitdrukken wat voor ons belangrijk is, waar wij onze vreugde, ons geluk, de vervulling van ons leven in zoeken en menen te vinden.


  Afgodendienst is niet steeds onschuldig.

De afgoden waarvoor Salomo zich neerboog, waren overigens niet zo onschuldig: aan de Moloch bijvoorbeeld, die hier genoemd wordt de gruwel der Ammonieten, werden zelfs kinderoffers gebracht. Maar in feite ging heel dat gedoe in tegen het erkennen van Jahwe, als de enige God, de enige op wie een mens kan vertrouwen, de enige in wie een mens zijn uiteindelijk geluk moet zoeken.

Als we nu zien hoe de legalisering van abortus in zijn werk is gegaan. Men heeft op ons gemoed ingewerkt door een paar schrijnende voorbeelden naar voor te schuiven; een kind dat verkracht werd en dat nu zelf in verwachting is, een alleenstaande moeder in uiterste nood, een verkrachte vrouw, een gezin waar ze al onder de armoedegrens leven en tenslotte nog een buitenbaarmoederlijke bevruchting… Vanuit deze gevallen - waar een mens zich voor een pijnlijke keuze gesteld voelt - heeft men een deel van de christelijke opinie tot mededogen en “verdraagzaamheid” aangezet, terwijl de achterliggende redenering vaak te maken had met de menselijke vrijheid, of beter: ongebondenheid: ‘Baas in eigen buik’. De rechten van de foetus, de rechten van het ongeboren kind kwamen hoegenaamd niet ter sprake. Vandaar dat de bisschoppen ooit een brochure uitgegeven hebben met als titel: “Het recht van de zwaksten”. Vanuit die paar schrijnende gevallen is de legalisering er gekomen, mevrouw Leona Detiège, later burgemeester van Antwerpen, was er de grote woordvoerder van en die paar gevallen… zijn nu tot een ware zondvloed geworden. Men strooit eerst wat zand in de ogen, men buigt zich in aanbidding voor een leven zonder zorgen, voor de gemakkelijkheidsoplossing en voor de absolute menselijke vrijheid, de totale menselijke autonomie. Gods recht wordt hoegenaamd niet erkend. Ook de christen-democraten hebben de abortuswet goedgekeurd onder het motto: politiek is iets anders dan een godsdienstige overtuiging. Koning Boudewijn heeft toen een duidelijk - men noemt het een wereldvreemd - teken gesteld, door die wet niet te ondertekenen.Je buigen voor een gemakkelijk leventje!  Staat iets je in de weg? Schakel het uit, zelfs al is het een kind in wording. Stoor je niet aan schuldgevoelens die vanwege een denkbeeldige God op je afkomen. Op 31 juli 2003 zegde gewezen premier Dehaene nog voor de teevee dat Koning Boudewijn onderscheid had moeten maken tussen zijn ambt en zijn persoonlijk geweten. Dat heeft Boudewijn niet willen doen: voor hem was een mens-in-wording een mens-in-wording.

  Op God bouwen of op zand?

Zussen en broers, laten wij het houden bij ons persoonlijk leven en ons afvragen: op wie of op wat stel ik mijn uiteindelijk vertrouwen? Laten ik mij door God gezeggen en hoe geef ik daar gestalte aan? Heeft dat concrete gevolgen in mijn leven? Ik nodig u uit tot een radicale bekering. “Mijn God, Gij zijt mijn enig heil, mijn enige toekomst, alleen uw barmhartige liefde is het anker van mijn uiteindelijk heil”.Salomo echter wedde op vele paarden, diende vele heren (Baäls) en diende vele vrouwen, hij liep naar vele offerhoogten om zich ook van die kant zeker te stellen en dat kan niet. Er is één God en alleen op Hem moeten wij bouwen, twee heren dienen, dat kan niet, zal Jezus later zeggen..  

Toen werd Jahwe, de God van Israel, vertoornd op Salomo, omdat hij zich van Hem had afgekeerd, nadat Hij hem tweemaal verschenen was. 1KON.11,10 Jahwe had hem uitdrukkelijk verboden andere goden te vereren, maar Salomo had zich niet gehouden aan Jahwe's verbod. 1KON.11,11 Daarom zei Jahwe tot hem:' Omdat het met u zo gesteld is en gij u niet houdt aan mijn verbond of aan de wetten die Ik u heb opgelegd, zal Ik het koninkrijk van u afscheuren en het geven aan een van uw knechten

  God verwerpt het volk dat op menselijke macht bouwt en afgoden vereert.  Soortgelijke verwerping treffen wij aan in Jesaja 2

6 Gij hebt uw volk verstoten, Jakobs huis. Het wemelt er van waarzeggers en wichelaars, als bij de Filistijnen; het krioelt er van vreemd gespuis. 7 Het land is vol goud en zilver en er komt geen eind aan de rijkdom. Het land is vol paarden en er komt geen eind aan hun wagens. 8 Het land is vol afgoden en zij werpen zich neer voor het werk van hun eigen handen, voor wat hun eigen vingers hebben gemaakt. 9 Maar de mens zal worden vernederd en allen zullen zij worden neergeslagen, zonder genade (Jesaja 2,6-9)

  Occulte wetenschap is in hetzelfde bedje ziek

In deze tekst komen naast het geld en de militaire macht, naast het aanbidden van zelfgemaakte goden ook nog iets anders naar voor. Luister goed hoe die tekst uit Jesaja begint: “JES.2,6 Gij hebt uw volk verstoten, Jakobs huis. Het wemelt er van waarzeggers en wichelaars, als bij de Filistijnen; het krioelt er van vreemd gespuis”.Dit gaat niet gewoon over vreemdelingen maar over wat ze aan vreemde goden en gewoonten meebrengen en waar ook de gelovigen naartoe lopen. Het wemelt er van waarzeggers en wichelaars! Dat is ook bij ons het geval. Het is eigenlijk spijtig dat we daar onvoldoende gegevens over hebben; hier bij ons gebeurt daar blijkbaar weinig onderzoek over. Het duizelde in mijn hoofd toen ik eens las hoeveel duizenden waarzeggers er in Parijs waren. Opnieuw komt hier de vraag naar voor: Op wie stelt u uw vertrouwen naar de toekomst? Laat je je leven bepalen door een horosoop? Leest u de horoscopen? Houd u er rekening mee? Bent u al naar een waarzegger gelopen? Laat je je leven bepalen door astrologie? Je ontmoet wel eens mensen die zeggen dat ze in de sterren geloven omdat dat ook schepselen zijn van God. Dat klinkt heel erg gelovig. Maar als we in God geloven, in zijn goedheid voor ons, dan hoeven wij ons niet druk te gaan maken in al die andere mogelijke tekenen, om daar ons leven door te laten bepalen. In feite heeft dat meestal te maken met onvoldoende vertrouwen in God en met een soort hoogmoed van meer te weten dan anderen en toegang te hebben tot een soort geheime kennis. Laat je niet binden door dat soort kennis. Dat soort zaken kan men niet vergelijken met aan de lucht of de wind te kunnen afleiden wat soort weer het zal worden. Wees een vrij kind van God en wees blij met Gods liefde. De waarheid omtrent al die zaken is dat je onbewust en stilaan afglijdt van God naar een soort van esoterisch geloof, waarin Jezus niet meer de enige redder en bevrijder is, waar je jezelf kunt bevrijden en waar het kerkelijk geloof minder en minder aan bod komt.

Kom van die denkbeeldige bergen omlaag, weg met die geheime offerhoogten die in feite niet je heil op het oog hebben, niet je echte heil op lange datum. Maak je huis leeg van alle horoscopen en occulte zaken, tarotkaarten. Keer met heel je hart en je vertrouwen tot de Heer uw God, de Enige!

  Afgodendienst straft zichzelf

In Jesaja 2,9 lezen we het vervolg: “Maar de mens zal worden vernederd en allen zullen zij worden neergeslagen, zonder genade”.De straffen waarover het Oude Testament spreekt zijn in feite gewoon bijna automatische gevolgen van de zondigheid van de mens; de mens die zijn schepper en heiland niet wil erkennen en zijn zekerheid elders zoekt, bouwt op zand en zijn woning houdt geen stand. Bij de minste beproeving gaat hij overslag, ontvlucht hij de realiteit en zoekt hij zelfs de dood omdat hij meent dan van alles verlost te zijn. Daar gaan dan zijn ogen open als hij op de totale ruïne van zijn leven kijkt en hij zelf oordeelt dat zijn leven één grote mislukking is. Zonde heeft haar gevolgen:

Geesten oproepen en waarzeggerij hebben vaak als gevolg allerlei neurosen.

Genot, gelijkhebberij, ontrouw in het huwelijk staan aan de bron van veel ellende, zowel voor de huwelijkspartners als voor eventuele kinderen. De regeringen zorgen voor homohuwelijken, promoten naar jongeren toe het gebruik van het condoom (herinner u de actie van Mieke Vogels: Eerst blabla, dan boemboem) maar hoe voedt ze de jongeren op in zelfbeheersing, tot aandacht en respect voor de ander, en tot trouw. Nochtans gaat het hier om een echt scharnierpunt van onze intermenselijke relaties en van de opbouw van onze samenleving. Dit is denken aan de toekomst en de toekomst van de kinderen van die jonge mensen. In dit kader doet de Maria-Kefasgemeenschap met “Jij en Ik:een wonder!” een prachtige actie.Laten we na die offerhoogten, ook eens iets positiefs beluisteren.

  NAAR INHOUD    NAAR TOP    


1.2. HIZKIA: Een radicaal andere koers

 Koning Hizkia wil een totaal andere koers varen  (2KRON.31,1-21)

De verantwoordelijken van het Joodse volk waren niet altijd afgodenvereerders.

Koning Achaz[9], die Jahwe in de steek had gelaten,  had een 25-jarige zoon, Hizkia, die na hem koning werd. Deze jonge koning riep het volk op tot bekering en om samen het Paasfeest te komen vieren, het feest van de ongezuurde broden.  

2KRON.30,21 Zo vierden de Israëlieten die in Jeruzalem aanwezig waren, zeven dagen lang onder grote blijdschap het feest der ongezuurde broden, terwijl de priesters en levieten dag aan dag uit volle borst de lof van Jahwe zongen.

  En eigenlijk bleven ze nog 7 dagen doorvieren omdat er zoveel stieren geslacht waren dat ze nog een hele week ervan konden eten. Maar het is ook een godsdienstig feest geweest, ze hebben zich weer eens bekeerd tot Jahwe en dus breken ze opnieuw met al hun offerhoogten in het hele land.  

1 Toen alles was afgelopen, trokken alle aanwezige Israëlieten naar de steden van Juda, verbrijzelden de wijstenen, hakten de heilige bomen om en ruimden de offerhoogten en de altaren op in heel Juda, Benjamin, Efraim en Manasse, tot de laatste toe. Daarna keerden de Israëlieten naar hun steden terug, ieder naar zijn eigen huis. (2 Kronieken 31,1)

  Blijkbaar was er heel wat op te ruimen op al die offerhoogten!

  Werken aan onze eigen bekering

Zussen en broers, nu moeten wij ons eens afvragen waar wij ons te bekeren hebben en welke offerhoogten, welke afgoden - waarvoor we buigen - wij nog moeten opruimen of door God moeten laten opruimen, zodat ze in onze eigen ogen niets waard worden geacht.

Waar zitten onze valse goden, waar zit wat we aanbidden of wat we laten voorgaan op God? Het gaat dan op de eerste plaats in ons eigen leven, ons eigen domein, onze eigen interesses. Vraag het je deze week eens af, in alle eerlijkheid.

  Werken aan de bekering van anderen

* Wanneer we ons ook nog interesseren aan het heil van onze medemensen zullen we ook hen helpen om open te bloeien op het echte geluk. Als mens tussen andere mensen kunnen we hen echter niet dwingen: Ook God doet dat niet. Het moet hun eigen keuze zijn. Ons eigen leven en ons gebed voor hen wordt weer onze eerste verantwoordelijkheid. In Medjugorije roept Maria de christenen op om veel te bidden voor de bekering van de zondaars en over de zielen van het vagevuur Gods barmhartige liefde af te smeken.

  * Verder is er onze verantwoordelijkheid naar de samenleving toe.

We mogen ons laten inspireren door die koning Hizkia die goed was, rechtschapen en trouw jegens God.

Onze verantwoordelijkheid naar de samenleving toe heeft verschillende aspecten.

- Er is eerst en vooral ons eigen levensgetuigenis: hoe leven wij, en zijn we consequent in die beleving, m.a.w. beleven wij ons christelijk leven daar waar we leven, op elk moment en tot in de kleine details?

- Hoe maken we het duidelijk naar de politieke partijen, vooral die partij die we de onze noemen? Als de CD&V-voorzitter sterk meent te moeten reageren op de stellingname van het Vaticaan in verband met het homohuwelijk, dan zou hij zich er toch eens over moeten bezinnen of hij zich niet eerder laat leiden door de “verruimingsdroom” dan door zijn echt christelijke ethische principes.- Reageer ik op gepaste manier op allerlei krantenartikels? Telkens een van mijn confraters zegt “Je zou daar op moeten reageren bij de krantenredactie”, antwoord ik: Doe het!- In het reageren op verkeerd gedrag van concrete mensen en bevolkingsgroepen zullen we toch altijd als christen moeten reageren vanuit een grote liefde voor die mensen en indachtig het schriftwoord: Niet door kracht of geweld, maar door mijn Geest, zegt de Heer.

- Naast en doorheen dit alles zullen we vooral onze gebedszending au sérieux moeten nemen.

In het boek “Medjugorje. De triomf van het hart” krijgen we sterke oproepen om ons te bezinnen over de kracht van het gebed en de kracht van de voorspraak van Maria. Ik verwijs u in dit verband naar het zegenen van de mensen die we ontmoeten in de stilte van ons hart. Marija, een van de ziensters zegt zelfs dat we de bijzondere en moederlijke zegen van Maria over mensen mogen uitspreken: “Zegen hen Maria, met uw bijzondere en moederlijke zegen!” Als een gratis gave komt Gods genade naar die personen om hen te helpen in hun bekering. Eigenlijk is het het opnemen van het algemeen priesterschap van de gelovigen.  … 2KRON.31,20 Aldus ging Hizkia in heel Israel te werk, goed, rechtschapen en trouw jegens Jahwe, zijn God. 2KRON.31,21 Alles wat hij ondernam, voor de dienst in de tempel, voor de naleving van de wet en de geboden van zijn God, deed hij met volle toewijding en bracht hij tot een goed einde.   De Zoon van Hizkia zou heel wat minder godvruchtig zijn dan zijn vader. Tot op het moment dat Assyrië hem komt aanvallen en hij de hulp van Jahwe inroept en die gered wordt.

(…) 15 Hij verwijderde de uitheemse goden en het afgodsbeeld uit de tempel van Jahwe en alle altaren die hij gebouwd had op de tempelberg en in Jeruzalem, en wierp ze buiten de stad. 6 Hij richtte het altaar van Jahwe weer op, bracht daarop slacht - en dankoffers en beval Juda Jahwe, de God van Israel, te dienen. 17 Wel bleef het volk nog op de offerhoogten offeren, maar alleen aan Jahwe, hun God. (2KRON.33,15-17)  

NAAR INHOUD    NAAR TOP    



2. DE KARMELBERG : een profeet toont Gods kracht


De samenkomst op de Karmelberg (Links van de Jisreëlvlakte, onder Galilea)

We komen bij de karmelberg aan. Telkens weer treffen we verantwoordelijken aan die buigen voor andere goden. In een episode waar de berg Karmel centraal staat lezen we over koning Achab van Israël, over de Baälsprofeten en over de profeet Elia, de profeet van God. Deze episode gaat vooraf aan het gebeuren op de berg Horeb, waar Elia door God werd bemoedigd nadat hij met de dood bedreigd werd.

Wanneer koning Achab een grote bek opzet tegen Elia antwoordt deze met evenveel lef:  

Zodra Achab Elia zag, riep hij: `Bent u dat, u die Israël in het ongeluk stort?' 18 Elia antwoordde: `Niet ik stort Israël in het ongeluk, maar u en het huis van uw vader, want u hebt de geboden van Jahwe overtreden en de Baäls nagelopen. (1KON.18,17-18)

  In juni (11/06/2003) stond op de eerste pagina van Het Volk een artikel waarin men berichtte dat 1 op 4 jongeren van 14 en 16 jaar aan zelfmoord dacht of aan drugs zat. Het was geen opbeurend artikel. Maar eigenlijk treffen we in dat artikel het failliet aan van onze samenleving, de opvoeders, de politieke leiders: permissiviteit van drugs, het gemak waarmee over abortus en euthanasie werd heengestapt, de misleiding en het hedonisme, dat in de media gepromoot wordt. “Genieten” is het enige parool. In een artikel in de Standaard van 6 oktober 2003 schrijft Herman van Rompuy:“Dit hoofdartikel veroordeelt die krant zelf. Waarom heeft men geen waarden bijgebracht aan de jongeren maar enkel een gemakkelijk leventje, komfort, een hoop sociale voorzieningen… Waar sprak men over altruïstische inzet, edelmoedigheid, zelfbeheersing.  Het enige wat een groene minister (Mieke Vogels) wist te bedenken was: eerst blablabla, dan boemboemboem. Geen woord over zelfbeheersing. Enkel Aids vermijden, maar de morele verwording, daarover spreekt men niet. Geen woord. Je begrijpt zelf, wanneer men de mensen ook geen morele waarden bijbrengt het niet verwonderlijk is dat op 4 huwelijken er 3 scheidingen komen (bericht over Brussel op 12/06/2003). Welk soort moraal verspreiden onze media met algemene goedkeuring en subsidiëring?”“Niet ik stort het volk in het ongeluk, maar u en het huis van uw vader, want u hebt de geboden van Jahwe overtreden en de Baäls nagelopen!” roept Elia uit.De enige die wel al die zaken ter sprake bracht was de paus, was de kerk. En daarom kreeg of kregen juist zij de volle laag van de media en de spraakmakers en schold men hun de huid vol.. Conservatief! Uit de tijd! Betuttelaars! Het gejank van dat hoofdartikel over de zelfmoord van vele jongeren is een slag in het gezicht van de politici en de media, en verder van allen die leven van de jeugd zonder hen iets aan waarden bij te brengen, en van opvoeders die hun verantwoordelijkheid niet wilden of durfden nemen.

Die aanklacht is in feite wat de profeet Elia op de Karmelberg doet.  

1KON.18,19 Laat heel Israël bij mij op de berg Karmel bijeenroepen, met de vierhonderdvijftig profeten van Baäl en de vierhonderd profeten van Asjera, die van Izebels tafel eten.' 1KON.18,20 Nu zond Achab een boodschap aan alle Israëlieten en liet alle profeten op de berg Karmel bijeenkomen.  

1KON.18,21 Elia verscheen voor heel het volk en vroeg: `Hoe lang blijft u nog op twee gedachten hinken? Als Jahwe God is, volgt Hem dan; is het Baäl, volgt dan Baäl.' Maar de mensen gaven hem geen antwoord.  

  Twee heren dienen

De mensen wensen niet te kiezen. Ze zijn nog wel zoveel Israëliet dat ze niet tegen Jahwe gaan kiezen, maar hun heimelijke kultus van Baäl en de godin van de vruchtbaarheid Asjera (Astarte) verloochenen ze evenmin.

De profeet voelt dat hier de trouw of afval van een heel volk op het spel staat. Hij wil dan ook in de kracht van God een sterk teken stellen. Er is maar één God, de levende, de nabije, de rest zijn maaksels van mensen.  

1KON.18,22 Toen zei Elia tot het volk: `Ik ben de enige profeet van Jahwe die overgebleven is; de profeten van Baäl zijn vierhonderdvijftig man sterk. 1KON.18,23 Geeft ons twee stieren. Laten zij een van beide stieren uitkiezen, hem aan stukken houwen en op het hout leggen, maar ze mogen het hout niet aansteken. Dan zal ik de andere stier klaarmaken en op het hout leggen, en ook het hout niet aansteken. 1KON.18,24 Roept dan de naam van uw god aan; ik zal de naam van Jahwe aanroepen; de God die door vuur antwoordt is de ware God!' En heel het volk riep: `Dat is goed.'

  Het christelijk getuigenis in een acute situatie

Elia was een profeet en had op dat moment het sterke aanvoelen dat God op speciale wijze zou optreden. Wij staan voortdurend voor even grote uitdagingen, voor even grote verantwoordelijkheden nu ons volk zijn geloof totaal lijkt af te leggen en dat we door een goddeloze regering worden geleid, door goddeloze media worden geïndoctrineerd. Wij kunnen niet zo eventjes eens een stunt gaan uitvoeren op de grote markt van Brussel. “Voilà, zie je wel dat God bestaat en voilà zie je wel dat ongeloof nergens toe leidt!”Ik vermoed dat we enkele zaken wèl moeten doen, zoals ik hierboven trouwens reeds heb naar voor gebracht:- Erkennen dat wijzelf, op eigen kracht, er eigenlijk weinig aan kunnen veranderen.

- De grondslagen van ons eigen geloof bekijken, alles goed op zijn plaats leggen en zien of we dat op radicale wijze beleven. cfr Verbe de Vie-homilie.

- Waar het pas geeft mogen wij mensen eens duidelijk laten zien hoe de leegte aan waarden bij opvoeders en in de samenleving in feite het ongeluk van de mensen uitmaakt. Zelfs als ze zich momenteel goed voelen, het is duidelijk waar een genotzuchtige maatschappij toe leidt: de ondergang van de jonge mensen, het uitschakelen van het kind in wording en van de uitgetelde bejaarde of zieke, zelfmoord, depressie, uiteenvallen van gezinnen, kindermisbruik en uitbuiting van de kleinen. Dit mogen we mensen onder de neus duwen, met concrete gegevens zoals deze die ik hierboven aangaf.

- Verder mogen we ook beroep doen op de gewone en uitzonderlijke hulpmiddelen die God ons ter beschikking stelt. Ik heb in dit verband reeds gewezen op het voorbedegebed en de zegening over mensen uitgesproken. Een laatste berg voor vandaag:

NAAR INHOUD    NAAR TOP    


3. SION: De heilige berg

De Sionsberg waar we thuis zijn bij God.  

We verlaten Elia in zijn duel met de Baälsprofeten, duel dat zich in zijn voordeel gaat beslechten en wij trekken naar de Sion. De Sionsberg in Jeruzalem: een naam, een plaats waar iedere Israëliet in ballingschap met diep heimwee aan terugdacht: daar waren we thuis als volk van God, daar konden we samenkomen als gelovig volk rond onze God, ons blij voelen met zijn woord, Hem bezingen. En als ze ons tijdens onze ballingschap in de vreemde vragen “Zing ons een lied uit Sion”, dan kunnen we dat niet doen omdat ons hart het begeeft van heimwee. Maar wat een vreugde wanneer wij kunnen optrekken naar de Sion. “Hoe blij was ik toen men me zei: we trekken op naar Gods huis”. Langzaam komen we omhoog vanuit het dal van het dagelijks bestaan naar die berg, waar God woont. “Nu mag mijn voet, Jeruzalem, uw poorten en uw tempel binnentreden”…In Psalm 48 wordt de verhevenheid van de heilige Berg bezongen.  De Sionsberg en de prachtige tempel van Herodes, waren de vreugde van de Joodse gelovige.

Maar toch moeten we steeds bedenken dat we God niet juist maar zo groot maken als de tempel, zelfs als deze reusachtig en wonderschoon zou zijn. Jezus zei: “Geen steen zal op de andere blijven”.  De tempel kan immers afgebroken worden, maar God blijft in eeuwigheid. Vandaar dat Paulus, de gewezen farizeeër, aan de Atheners verkondigt:  “24 De God die de wereld gemaakt heeft en alles wat daarin is. Hij die de Heer is van hemel en aarde, woont niet in door handen gemaakte tempels. 25 Ook wordt Hij niet door mensenhanden verzorgd, alsof Hij iemand nodig heeft, want Zelf geeft Hij aan ieder leven en adem, ja alles.” (HAND.17,24-25)   ... en in de Hebreeënbrief lezen we over Jezus:  

9,24 Want Christus is niet het heiligdom binnengegaan dat, door mensenhanden gemaakt, slechts een symbool is van het waarachtige heiligdom; Hij is de hemel zelf binnengegaan om er nu, voor onze zaak, bij God present te zijn.

  Waar woont God?

Geen huis van steen is groot en heerlijk genoeg voor Hem die hemel en aarde niet kunnen bevatten.  Hoe komt het dat we dan van een aanwezigheid spreken in onze kerken?

In de mens Jezus was God in volheid aanwezig (Kol.). Waar zoeken we dan God? In Jezus! Dat is het juiste antwoord. Maar God tref je ook aan in de stilte van het gebed, in het lezen en overwegen van zijn woord, ook in zijn gemeenschap, ook in de zondagsmis, de gebedsgroep, de gelovige Jezusgemeenschap en in de armsten van zijn broeders… En de eenvoud van een kind, in het vertrouwen van de eenvoudige mens, in de liefde van je geliefden… Maar dan zitten we al op het persoonlijk vlak.Als gelovig volk, als Jezusgemeenschap komen we samen om God te loven en te verheerlijken. En de mooiste lofprijzing geschiedt in de Eucharistie waar we samenzijn rond Jezus en ons verenigen met Hem: zo trekken we Gods zegen aan over ons en de hele wereld. Dit is de heilige berg, hier zegt de Vader, dit is mijn welbeminde Zoon. Als er in de katholieke kerken een “godslamp” brandt, dan gaat het niet om dat rode lichtje, maar om de heilige reserve, het brood dat over is van de Eucharistieviering waarin Jezus ons zo nabij komt. Daarom is het goed van naast Gods algemene aanwezigheid in het midden van zijn gelovige gemeenschap, Hem ook te vereren in het heilige Brood, waarover Jezus’ woorden zijn uitgesproken: Dit is mijn Lichaam.  De heilige Berg als symbool van het volk van God of de Kerk.  

Vanop de Olijfberg kom je eerst in het Kedrondal alvorens je naar de tempelberg opstijgt. Soms bevinden wij ons in een dal: het gaat achteruit met de kerk, in ieder geval in ons land en in de Westerse wereld.  Er stellen zich allerlei problemen. Zo kwamen de eeuwen door de Joodse gelovigen ook naar de tempel, vanuit hun dagelijkse bestaan, maar vaak ook vanuit hun kleine en grote problemen. Zelfs onder vreemde overheersing en vanuit onderdrukking midden andere volkeren trokken ze naar Jeruzalem. Ze riepen om hulp en ze vertrouwden erop de God zijn volk bleef vergezellen. Niet wanhopen, de Heer is met zijn volk. Psalm 48 drukt dat uit en in psalm 74 wordt er sterk tot God geroepen om redding van zijn volk.

De Kerk wordt afgebroken, kleine stukken, soms grote stukken, door kleine mensen, door mediamensen en politiekers. Soms ook door onszelf wanneer we vanuit onze kritische ingesteldheid niet voldoende zien wat we ondertussen stukmaken. Natuurlijk kan het ook zijn dat we door ons blind vasthouden aan oude vormen, het nieuwe niet verwelkomen.

Maar zelfs al gaat het schijnbaar achteruit met de kerk en het geloof, zelfs op Europees vlak, dan moeten we toch niet wanhopen, maar die psalm 74 eens goed tot ons laten komen.

Ook in Jesaja vinden we op veel plaatsen vertroostende en bemoedigende woorden, natuurlijk in de militaire vormgeving van die tijd.  

32 Vandaag nog staat de vijand in Nob, hij balt zijn vuist al tegen de berg Sion, tegen de heuvel van Jeruzalem. 33 Met vreselijk geweld houwt de Heer, Jahwe van de legerscharen, de loverkroon af: ook de trotse reuzen worden geveld, ook de hoogste worden kleingemaakt. 34 Het struikgewas in het bos wordt met de bijl neergeslagen; de Libanon word door een Machtige kleingemaakt. (JES.10,32-34)

  De berg van de Heer als Messiaanse toekomst

Op het einde zullen alle volken naar de berg van God komen om van Hem de weg naar het heil te vernemen. Zij zullen wandelen in het licht van de Heer. “Kom laat ons naar God gaan om zijn verlangen te vernemen”. Met Jezus heeft dit reeds een aanvang genomen: Hij was en sprak het Woord van God. En velen hebben er van geleefd in de loop der eeuwen. Het heil breekt door sedert Jezus komst, zijn verkondiging, zijn kruisdood, zijn verrijzenis en verheerlijking, de zending van de Geest.JES.2,5 Huis van Jakob, komt, laat ons wandelen in het licht van Jahwe.

En daarom zou ik toch nog even willen milderen wat ik daareven zei. We worden zo scherp getroffen door de achteruitgang van de kerk en het geloof, dat we soms niet meer het nieuwe zien dat God ondertussen laat ontkiemen, dat we niet merken - of het treft ons niet diep genoeg meer - hoe Gods Geest werkelijk aan het werk is en mooie dingen laat gebeuren.

Ook vandaag trekken mensen op naar de berg van God; ook jonge mensen. Laat je raken door die vreugdevolle tekenen. “Ik blijf bij jullie, tot het einde der tijden”.   Voornaamste kenmerk van de nieuwe tijd: Liefde voor God vervult het hele land

9 Niemand doet nog kwaad of handelt nog verderfelijk op heel mijn heilige berg; want de kennis van Jahwe vervult het hele land, zoals het water heel de bodem van de zee bedekt. 10 Op die dag staat de wortel van Isai als een banier voor de volken opgericht: de volken zoeken hem op, en zijn woonplaats zal luisterrijk zijn (JES.11,9-10)

  Vrienden, is de liefde voor God reeds aanwezig in ons hart? Herinner u dat woord van priester Poppe dat Josée ons ooit in herinnering riep: Ik wil God eren, God dienen, God beminnen. Laten wij God zoeken met heel ons hart, naar het voorbeeld van Jezus, onze Heer.

NAAR INHOUD    NAAR TOP    


  Bezinningsteksten en -liederen bij sessie 3 van de Vormingscursus: Bijbelse Bergen Beklimmen

Psalm 74 (1-12)

Hebt Gij uw kudde nu voorgoed verstoten?

mijn GOD, laait dan uw gramschap telkens op?

Denk aan uw volk, dat Gij U hebt verworven, *

de stammen die Gij hebt gekocht als uw bezit,

de Sion die Gij U als woonplaats hebt gekozen.

Richt weer uw schreden naar die eindeloze puinhoop;

de vijand heeft al wat daar stond verwoest. -

Waar wij U zochten schreeuwen nu uw tegenstanders

en plaatsen er hun standaard als trofee.

Zoals men met de aks een wet baant door het oerwoud,

zo slaan zij met houweel en bijl uw poorten in. -

Uw tempel heeft men prijsgegeven aan de vlammen,

de woonplaats van uw Naam op aarde is ontwijd.

Zij zeiden: 'Laat ons alles tot de grond verwoesten!'

uw heiligdommen werden platgebrand in heel het land.

Wij zien geen tekens meer, wij hebben geen profeet meer,

geen onzer weet tot hoever dit moet gaan. -

Hoelang nog, GOD, laat Gij de vijand schimpen,

laat Gij uw Naam onteren zonder eind?

Waarom grijpt Gij niet in met sterke arm,

houdt Gij uw handen in uw kleed verborgen?

Gij zijt van oudsher onze koning, GOD,

die overal op aarde redding brengt.

 (…) (Manasse, de Zoon van Hizkia en zijn opvolger als koning, zou heel wat minder godvruchtig zijn dan zijn vader. Tot op het moment dat Assyrië hem komt aanvallen en hij de hulp van Jahwe inroept zodat hij en Jeruzalem gered worden) “Hij verwijderde de uitheemse goden en het afgodsbeeld uit de tempel van Jahwe en alle altaren die hij gebouwd had op de tempelberg en in Jeruzalem, en wierp ze buiten de stad. Hij richtte het altaar van Jahwe weer op, bracht daarop slacht - en dankoffers en beval Juda Jahwe, de God van Israel, te dienen.  Wel bleef het volk nog op de offerhoogten offeren, maar alleen aan Jahwe, hun God”. (2 Kronieken 33, 15-17)  “Weer keek ik, en zie, daar stond het Lam op de berg Sion, en met Hem honderdvierenveertigduizend. Die droegen zijn naam en de naam van zijn Vader op hun voorhoofd geschreven. En ik hoorde uit de hemel een geluid als het gedruis van vele wateren en het dreunen van de donder. En het geluid dat ik hoorde, was de klank van citerspelers die op hun citers speelden. En zij zongen een nieuw lied, staande voor de troon en voor de vier dieren en de oudsten. En niemand kon het lied leren dan alleen de honderdvierenveertig - duizend vrijgekochten van de aarde”.  (Boek der Openbaring 14,1-3)   “Gij zijt genaderd tot de berg Sion en de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem en de duizendtallen engelen, de feestelijke  en plechtige vergadering van de eerstgeborenen die in de hemel zijn ingeschreven, tot God, de rechter van allen, en de geesten der rechtvaardigen die de voleinding bereikt hebben, tot Jezus   de middelaar van een nieuw verbond, wiens vergoten bloed iets beters afroept dan het bloed van Abel. Weigert niet naar zijn stem te luisteren! (Hebreeënbrief 12, 22-25)   Psalm 48  

2 Groot, hoog te loven Jahwe: in de stad van Hem, onze God, waar zijn heilige berg zich verheft, -  

3 schoon in zijn verhevenheid, een verrukking voor allen op aarde: de berg Sion, het noordelijk domein, van de koning grootmachtig de stad.  

4 En God waar haar bouwwerken zijn openbaart zich als sterkte dier stad.(…)  9 Gelijk het ons was verhaald, zo mochten wij op haar zien, de stad van de Heer der heerscharen, de stad van Hem, onze God. God deed haar verrijzen voor eeuwig.  

10 Uw genade beseffen wij, God, in het hart van uw tempelberg hier; 11 hoe reikt uw lof, God, als uw naam tot de verste grenzen der aarde. De gerechtigheid rust in uw hand. 12 Zo draagt dan de Sionsberg vreugde, hoe juichen de dochters van Juda om wat Gij als rechter gebiedt.  

13 Maakt een ommegang rondom Sion opdat gij moogt tellen haar torens, 14 ziet met trots naar haar vestingmuur, laat uw oog langs haar bouwwerken gaan. En verhaalt dan het komend geslacht:  

15 ' Zie, deze is God, onze God, in tijd en in eeuwigheid, die tot over de dood ons zal leiden.'

  

Zelfs al wijken de bergen uiteen,  zelfs al vallen de heuvelen neer.

Zelfs al wijken de bergen uiteen:  God zal doen wat Hij belooft.

Ja, mijn liefde en mijn trouw  blijven voor altijd bij jou,

ja, mijn liefde en mijn trouw  blijven voor altijd bij jou.

  

1 Waar pelgrims gaan is veel woestijn.  Laten wij samen vrolijk zijn,

als kind’ren van het paradijs, want wij zijn met elkaar op reis!

2 Hoog op de berg daar brandt een vuur: God heeft de hemel op een kier.

Hij is ’t die ons de weg aanwijs, want wij zijn met elkaar op reis.   3 Ook hebben wij een huis gebouwd, dat heeft Hij aan ons toevertrouwd.

Daar zijn wij allen kind aan huis, want wij zijn met elkaar op reis.

  Als een vogel die vlucht naar de bergen  voor de jager met boog en pijl,

wil ik mij bij de Heer verbergen, in zijn tempel, mijn toevlucht, mijn heil.

Want de Heer houdt verblijf in zijn tempel,  en Hij laat er zijn aangezicht zien.

(Van Vossole - Weemaes)

  

  

Wat was ik diep verheugd  toen mij de boodschap klonk:

wij gaan tezamen op  waar God hoogheilig woont (2x)

 Zoals de bodem van de zee (T+M: Maria-Kefasgemeenschap)

Zoals de bodem van de zee bedolven is onder het water

zo zal de gehele aarde vervuld zijn met liefde tot God.

  Vragen bij Sessie 3

1 Denkend aan Salomo bv. zie je de invloed van machtigen op het volk. Zou een eenvoudig mens ook invloed hebben op de samenleving?

2 Is verdraagzaamheid hetzelfde als alles goedkeuren?

3 “Mijn God, Gij zijt mijn enig heil, mijn enige toekomst, alleen uw barmhartige liefde is het anker van mijn uiteindelijk heil.” Kan ik dit reeds ‘in waarheid’ bidden? 4 Hoe en waar getuig ik?

5 “Niet ik stort het volk in het ongeluk, maar u en het huis van uw vader, want u hebt de geboden van Jahwe overtreden en de Baäls nagelopen!” Wat is mijn verantwoordelijkheid in het heil van mijn medemensen?     

NAAR INHOUD    NAAR TOP    


Sessie 4:  BERGEN IN HET NIEUW TESTAMENT

(KLIK OP DE BERG DIE JE OP HET OOG HEBT)

  1.  MARIA IN HET BERGLAND  (Lk.1,39-46)

  2. DE BERG VAN DE VERZOEKING  (Mt. 4,8-11)

  3. DE BERG VAN DE ZALIGSPREKINGEN (Mt.5, 1-12; 7,28-8,1)

  4. DE BERG VAN HET MEDEDOGEN (Mt. 15,29-32…)   

  5. DE BERG VAN DE AFZONDERING  (Mt.14,21 vv)

  6. DE BERG VAN DE ROEPING (Mc. 3,13-19)

  7. AANBIDDEN OP DE GERIZZIM OF OP DE SION?  (Joh.4,19-24)

  8. DE BERG VAN DE VERHEERLIJKING (TABOR?)  (Mt.17,1-9)

  9. VANOP DE OLIJFBERG KIJKEN NAAR DE TEMPELBERG (Mc.13,1vv.)

  10. DE CALVARIEBERG  (MT.27,33)

  11. DE BERG VAN DE ZENDING, (Mt.28,)

DE BERG VAN HET AFSCHEID (DAT GEEN AFSCHEID IS) (Hand. 1,12-14)

  NAAR INHOUD    NAAR TOP    

 1.  MARIA IN HET BERGLAND  (Lk.1,39-46)  

39 In die dagen reisde Maria met spoed naar het bergland, naar een stad in Judea. 40 Zij ging het huis van Zacharias binnen en groette Elisabet. (LUC.1,)

  ‘Wees gegroet’: een woord van God tot Maria Ik zou met jullie beschouwend willen kijken naar Maria die met spoed door het bergland reist.  We kunnen ons verschillende redenen indenken waarom ze die bergtocht onderneemt. En met spoed. Met spoed om het Messiaanse nieuws aan Elisabeth te melden. Met spoed om haar zwangere nicht te helpen. Met spoed om haar vreugde te delen en samen God groot te maken in lofprijzing en dankzegging.

Ze heeft inderdaad het grote Blijde Nieuws ontvangen dat ze moeder zal worden van de Messias, en ze heeft daar haar fiat aan gegeven: Mij geschiede naar uw woord. Uw Woord: het gaat over het woord van de engel, maar eigenlijk gaat het over het woord God tot haar. Het woord van God tot haar. Dat woord luidde: “Verheug u, Begenadigde, de Heer is met u”. Woorden van het weesgegroet, woorden door God gericht tot Maria.Het is in die betekenis dat een kleine Engelse jongen aan Nora, een vriendin van (Marija,) een van de ziensters van Medjugorje het weesgegroet leerde bidden, zoals Jezus het bad. Maar allee, Francis, zegt Nora, Jezus kon toch de rozenkrans niet bidden, jongen, het zijn de woorden die de engel tot zijn moeder zegde. Maar de jongen van zes begint het weesgegroet. Heel traag zegt hij: Wees gegroet Maria, vol van genade. Hij stopt, vervuld van vreugde. “O Mama! Natuurlijk ben jij vol van genade, je bent helemaal vervuld van Mij!” Nora begreep bij deze uitbarsting van vreugde, dat Jezus zelf zijn moeder eert. God zelf zegt: “Ik groet je Maria, vol van genade.” De Vader spreekt tot Maria! En het Kindje Jezus zegt de woorden die Hij van de Vader gehoord heeft… De kleine Francis gaat voort met zijn gebed. Hij prevelt: “De Heer is met u… O Mama, denk je dat ik je ooit alleen zou kunnen laten…”  Wat een diepe inzichten had die kleine jongen gekregen.[10]   Een ontmoeting in de Geest

Wat maken we nog verder mee in dat bergland van Juda?

Maria die er het huis van Zacharias binnen gaat en haar nicht begroet met haar Sjalom. Het sjalom van de moeder van onze Heer. Je moet eens zien wat er gebeurt wanneer Maria aanwezig komt, als moeder van onze Heer:  

41 Zodra Elisabet de groet van Maria hoorde, sprong het kind op in haar schoot; Elisabet werd vervuld met de heilige Geest 42 en riep met luider stemme uit: ' Gij zijt gezegend onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot. 43 Waaraan heb ik het te danken, dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt? 44 Zie, zodra de klank van uw groet mijn oor bereikte, sprong het kind van vreugde op in mijn schoot. 45 Zalig zij die geloofd heeft, dat tot vervulling zal komen wat haar vanwege de Heer gezegd is. ' (Luc.1,41-45)

  Zowel de kleine Johannes als zijn moeder worden door de heilige Geest aangeraakt, wanneer Maria, met Jezus in haar schoot, haar sjalom toewenst.

“Vervuld met de heilige Geest”, de ‘Spiritus Domini’ roept Elisabeth uit:* Gij zijt gezegend

* En gezegend is de vrucht van uw schoot

* Waar heb ik het verdiend dat de moeder van mijn Heer naar mij toekomt. “De moeder van mijn Heer”.Wij mogen intreden in die woorden van Elisabeth, bijbelse woorden:

1 We mogen Maria begroeten als de gezegende onder de vrouwen, dit is “Woord van de Heer”, we moeten daar niet kleinzerig over doen of dat betwisten.  Natuurlijk moeten we wat in het oog houden dat Jezus niet over het hoofd gezien wordt. Maria is de moeder van onze Heer. Dat is haar eretitel en in feite wordt al wat we van Maria zeggen daar uiteindelijk van afgeleid.2 Een christen gaat Jezus dan ook begroeten als de vrucht van haar schoot, haar kind, dat gezegend is.

Van Hem gaat zoveel zegening uit dat bij de begroeting tussen Maria en Elisabeth het kind van Elisabeth, de kleine Johannes van vreugde opspringt in haar schoot. De ontmoeting met Maria mag ook voor ons echte blijdschap betekenen, want in haar ontmoeten we Jezus. Haar taak is en blijft:  Jezus naar ons toe te brengen, de taak van de Kerk, die vol is van haar Heer, de taak van ieder christen, die Jezus in zich draagt..

“ We mogen blij zijn met Maria, de Moeder van onze Heer. Zij draagt Jezus en in de ontmoeting met Haar springt ons wezen ook op van vreugde, want in haar komt onze Heer ons nabij.  “43 Waaraan heb ik het te danken, dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt? 44 Zie, zodra de klank van uw groet mijn oor bereikte, sprong het kind van vreugde op in mijn schoot.”  Maria wordt dan nog zalig geprezen omdat ze geloofd heeft dat in vervulling zou gaan wat haar vanwege de Heer gezegd is. Maria, de gelovige. In tijden van ontgoocheling, beproeving, twijfel, mogen wij naar Maria opzien en haar vragen ons te laten delen in hààr geloof.  Uitlopend op lofprijzing

De ontmoeting tussen die beide gelovige vrouwen, die beide door Gods Geest werden aangeraakt en in de nabijheid waren van Jezus, de Heiland, die ontmoeting loopt uit op lofprijzing. Het prachtige Magnificat van Maria.  Lofprijzing zou altijd onze gebedssamenkomsten moeten kenmerken!

46 En Maria sprak: ' Mijn hart prijst hoog de Heer, 47 van vreugde juicht mijn geest om God mijn redder: (LUC.1,46-47)

  NAAR INHOUD    NAAR TOP    


  2. DE BERG VAN DE VERZOEKING  (Mt. 4,8-11)

  We verlaten Ain Karim, we verlaten Maria en Elisabeth.

Heel wat jaren later, zo’n dertigtal, ontmoeten we Jezus in de woestijn. Hij heeft zich in de Jordaan begeven als de eerste de beste zondaar, omdat Hij het waardevol vond in die vernieuwingsbeweging van Johannes in te treden, het Lam Gods dat de zonde van de wereld op zich neemt. Johannes doopt Hem.  Dat alles zal ik je geven als je me aanbidt

Daarna wordt hij op de proef gesteld door de Satan en een van de verzoekingen vond plaats bovenop een berg:  

8 Tenslotte nam de duivel Hem mee naar een heel hoge berg, vanwaar hij Hem alle koninkrijken der wereld toonde in hun heerlijkheid. 9 En hij zeide: 'Dat alles zal ik U geven, als Gij in aanbidding voor mij neervalt.' 10 Toen zei Jezus hem: 'Weg, satan: er staat geschreven: De Heer uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen.' 11 Nu liet de duivel Hem met rust en er kwamen engelen om Hem hun diensten te bewijzen (Mt. 4,8-11)

  Soms bevinden wij ons ook op een hoge berg, soms voelen wij ons de koning te rijk en vooral de koning te machtig, wij willen groot gaan, ons beroemen op bepaalde eigenschappen of talenten die we hebben. En we verwachtend dan de bewondering van mensen. Wat hier gebeurt of wat de evangelist met dit gebeuren wilde duidelijk maken was de heel menselijke bekoring om alles en nog wat buiten God te aanbidden, of je eigen voordeel zoeken, bezig zijn met eigen kleine problemen of noden en daarvoor Gods macht aanwenden, gebruik maken van speciale effecten om jezelf in de kijker te plaatsen, je buigen voor schepselen en God uit het oog verliezen om ze naast Hem plaatsen op dezelfde hoogte. “Dat alles zal ik U geven als ge in aanbidding voor mij neervalt”.Als Jezus dat gedaan had, en wij in zijn spoor, was de wereld een walgelijke hoop van ellende, een afgrond van wanhoop en duisternis zonder enig uitzicht…  Vasthouden aan het eerste gebod! Jezus zegt echter onomwonden:

- Weg, Satan!   Er staat geschreven: De Heer uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen!

Zo was Hij thuis opgevoed. Zo waren generaties gelovige joden opgevoed. Zo alleen voelde Hij zich Zoon van God.

Later zal men aan Jezus vragen: “Wat is het allereerste gebod? ' 29 Jezus antwoordde: 'Het eerste is: Hoor, Israel! De Heer onze God is de enige Heer. 30 Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht.” (MK.12,29-30)Het is het refrein van Jezus leven. God boven alles. Het verlangen van de Vader boven alles. Het eerste gebod is: Hoor, Israël! De Heer onze God is de enige Heer.

Dat is de les van deze berg van de verzoekingen. Niemand of niets naast God. En wijzelf: geen schipper naast God!

Wat een sterk contrast met die offerhoogten, met die verdoken of openlijke afgoden, zoals we het in een van de vorige sessies hebben gezien.

NAAR INHOUD    NAAR TOP    


  3. DE BERG VAN DE ZALIGSPREKINGEN (Mt.5, 1-12; 7,28-8,1)

  We beklimmen een andere berg, die vermeld wordt in het begin van Jezus openbaar leven. De plaats die men daarvoor aanwijst, vlakbij het meer van Genezareth, het meer van Tiberias of het meer van Galilea, is geen hoge berg. Maar de evangelisten wilden Jezus hier voorstellen als de nieuwe wetgever, na Mozes; de ‘berg’ staat hier dan ook als vervanger of voltooier van de berg Sinaï.Ik ga er geen commentaar bij geven, maar ik laat jullie gewoon even die tekst van de Zaligsprekingen horen, samen met het besluit van de Bergrede:

  De zaligsprekingen

“25 Grote volksmenigten uit Galilea en Dekapolis, uit Jeruzalem, Judea en het Overjordaanse sloten zich bij Hem aan. 1 Toen Jezus deze menigte zag, ging Hij de berg op en, nadat Hij zich had neergezet, kwamen zijn leerlingen bij Hem. 2 Hij nam het woord en onderrichtte hen aldus: 3 ' Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het Rijk der hemelen. 4 Zalig de treurenden, want zij zullen getroost worden. 5 Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten. 6 Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. 7 Zalig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden. 8 Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien. 9 Zalig die vrede brengen, want zij zullen kinderen van God genoemd worden. 10 Zalig die vervolgd worden om de gerechtigheid, want hun behoort het Rijk der hemelen. 11 Zalig zijt gij, wanneer men u beschimpt, vervolgt en lasterlijk van allerlei kwaad beticht om Mijnentwil: 12 Verheugt u en juicht, want groot is uw loon in de hemel. Zo immers hebben ze de profeten vervolgd die voor u geleefd hebben.” (Mt 4,24-5,12)  Onderricht met gezag

Als besluit bij de hele Bergrede noteert Matteüs: “Het volk was buiten zichzelf van verbazing over zijn leer. 29 Want Hij onderrichtte niet zoals hun schriftgeleerden, maar als iemand die gezag bezit. 1 Toen Hij van de berg was afgedaald volgde Hem een talrijke menigte.”(Mt.7,28-8,1)De eenvoudigen hadden begrepen dat Jezus een bevrijdend nieuws bracht, veeleisend, maar bevrijdend; dat God hen liefhad en dat je geen specialist in theologie of ethiek moest zijn, geen farizeïsche specialist in het nakomen van alle kleine voorschriften en rituelen, om door God bemind te worden. Dat gelovig zijn eerder in het hart gesitueerd was dan enkel maar in uiterlijk gedoe.

  Het evangelie metterdaad

Een berg staat nooit alleen, daar is altijd een vervolg op, zo ook hier. Na de bergrede gaat Jezus eerder aanschouwelijk onderwijs geven. Direct na zijn beleidsnota of zijn proclamatie van de nieuwe wet, past hij ze zelf toe; vanuit de verheven verkondiging op de Berg der Zaligsprekingen, begint hij onmiddellijk met zijn concreet werk van mededogen en redding: een melaatse knielt voor Hem en smeekt: “ ‘Als Gij wilt Heer, kunt Gij mij reinigen.’  MT.8,3 Jezus stak de hand uit, raakte hem aan en zei: 'Ik wil, wordt rein.' En terstond werd hij van zijn melaatsheid gereinigd. Zalig gij armen… zalig gij zieken, zalig gij uitgestotenen omwille van uw ziekte of melaatsheid. God zal zich over jou ontfermen. Gij ligt Hem nauw aan het hart.Voor ons is het belangrijk om weten dat een verblijf op de berg, een verblijf in de stilte van het gebed, het deugddoende van een verblijdende en deugddoende gebedsavond, moet gevolgd worden door een leven dat beantwoordt aan Gods verlangen. Het woord van God moet tot leven komen in het gewone leven.

NAAR INHOUD    NAAR TOP    



 4. DE BERG VAN HET MEDEDOGEN (Mt. 15,29-32…)   

Een soortgelijke episode treffen we even verder aan bij Mattheüs. Daar, op de “Berg van het mededogen” zoals ik Hem zou dopen, wordt minder over Jezus’ verkondiging gesproken en eerder over zijn mededogen:  

MT.15,29 Uit die streek teruggekeerd trok Jezus eens langs het meer van Galilea. Hij ging de berg op en zette zich daar neer. (Hier wordt zelfs niet gezegd dat Jezus hier een groot onderricht geeft, nee, niets daar over)

“30 Talrijke mensen stroomden naar Hem toe, die lammen, gebrekkigen, blinden, stommen en vele anderen met zich mee voerden om ze aan zijn voeten neer te leggen. 31 Hij genas hen, tot verbazing van het volk dat zag hoe stommen spraken en gebrekkigen gezond werden, lammen liepen en blinden konden zien. En zij verheerlijkten de God van Israël”. (Mt 15,30-31)  

MT.15,32 Jezus riep zijn leerlingen bij zich en sprak: 'Ik heb medelijden met al deze mensen, omdat ze al drie dagen lang bij Mij blijven, zodat ze nu zonder voedsel zijn; maar Ik wil hen niet laten gaan zonder dat zij eerst gegeten hebben, omdat Ik vrees dat zij anders onderweg zullen bezwijken.'

Wij noemen ons christenen, maar, vrienden, wordt het dan niet hoogtijd dat we de zaken en de mensen eens gaan bekijken met de ogen van Jezus. En als ons dat wat al te lastig valt, laten wij het dan maar vragen aan de H.Geest: “Heilige Geest, vorm mij naar het beeld van Jezus”. “Jezus, zachtmoedig en nederig van hart, maak mijn hart gelijk aan het uwe”.  

NAAR INHOUD    NAAR TOP    



5. DE BERG VAN DE AFZONDERING  (Mt.14,21 vv)

  

Mattheüs verhaalt in het 14de hoofdstuk (MT.14,21) dat Jezus ongeveer vijfduizend mensen te eten had gegeven, vrouwen en kinderen niet meegerekend. Hij stuurt zijn vrienden met boot weg en stuurt ook het volk naar huis. En dan, zo noteert Mattheüs, “ging Hij de berg op om in afzondering te bidden. De avond viel en Hij was daar alleen”.Priester Guido Gezelle begint een gedicht over het persoonlijk gebed met een verwijzing naar Jezus’ eenzaam bidden:

Gij badt op enen berg alleen

en… Jesu, ik en vind er geen

waar ‘k hoog genoeg kan klimmen

om U alleen te vinden…

O leer mij, armen dwaas,

hoe dat ik bidden moet! [11]

Wat kunnen we zeggen over Jezus’ gebed? Eigenlijk niets. Je kunt er enkel naar kijken. Misschien konden de apostelen er af en toe naar luisteren. Vandaar hun vraag op zekere dag: Heer leer ons bidden.En dat mogen ook wij met Guido Gezelle en zoveel christenen vragen: Leer ons, kleine, zwakke mensen, hoe wij moeten bidden. Hoe wij kunnen rusten aan het hart van de Vader, hoe wij aan uw hart kunnen rusten. Zalf ons met de heilige Geest, de liefde van de Vader en de Zoon.

  NAAR INHOUD    NAAR TOP    


6. DE BERG VAN DE GEROEPENEN (Mc. 3,13-19)

  

Mc.3,13 Jezus ging de berg op en riep tot zich die Hij zelf wilde; en zij kwamen bij Hem. Mc.3,14 Hij stelde er twaalf aan om Hem te vergezellen en door Hem uitgezonden te worden om te prediken, Mc.3,15 met de macht de duivels uit te drijven. Mc.3,16 Hij wees dus deze twaalf aan; aan Simon gaf Hij de naam Petrus; Mc.3,17 verder Jakobus de zoon van Zebedeus en Johannes de broer van Jakobus, aan wie Hij de naam Boanerges gaf, wat betekent: zonen van de donder; Mc.3,18 vervolgens Andreas, Filippus, Bartolomeus, Matteus, Tomas, Jakobus de zoon van Alfeus, Taddeus, Simon de IJVERAAR Mc.3,19 en Judas Iskariot, die Hem heeft overgeleverd…  Als mens en zeker als christen zijn we persoonlijk door God geroepen. In leven geroepen, geroepen om in een persoonlijke relatie met Hem te treden, èn we zijn gezonden, geroepen om apostel te zijn, evangelisator, verkondiger van het Blijde nieuws in woord en door onze manier van leven. Het Blijde Nieuws is: zeggen en tonen dat God liefde is en de mensen roept om gelukkig te zijn door zich toe te vertrouwen aan zijn liefde en te leven in liefde.

  

Soms denken wij: Hij mag blij zijn dat Hij mij heeft. In zekere zin is dat waar: God is blij dat we ons aan Hem toevertrouwen omdat Hij ons dan gelukkig kan maken. Want dat is zijn geluk: ons geluk, zoals we in de Alphacursus al hebben gezegd. Maar het blijft altijd waar wat Jezus zegt: “Niet gij hebt Mij uitgekozen, maar Ik u en Ik heb u de taak gegeven op tocht te gaan en vruchten voort te brengen, die blijvend mogen zijn. Dan zal de Vader u geven al wat gij Hem in mijn Naam vraagt. 17 Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt.” (Joh.15,16)Laten we dus zeer dankbaar zijn dat we Hem mogen kennen en doen we ons best om in te treden in die relatie met Hem (door ons persoonlijk gebed, ons intreden in de sacramenten, door het overwegen van zijn woord en door de ontmoeting met Hem in medemensen). Laat je door Hem zenden, vandaag en morgen en alle dagen van je leven.

  NAAR INHOUD    NAAR TOP    

7. AANBIDDEN OP DE GERIZZIM OF OP DE SION?  (Joh.4,19-24)

  

“19 ' Heer, zei de vrouw, ik zie dat Gij een profeet zijt. 20 Onze vaderen aanbaden op die berg daar,  - zij bedoelt de Gerizzim, die we al ontmoet hebben als de berg van waarop de zegeningen moesten worden uitgesproken) en gij, Joden, zegt dat in Jeruzalem de plaats is waar men aanbidden moet.'  21 ' Geloof Mij, vrouw, ' zei Jezus haar, ' er komt een uur dat gij noch op die berg noch in Jeruzalem de Vader zult aanbidden. 22 Gij aanbidt wat gij niet kent; wij aanbidden wat wij kennen, omdat het heil uit de Joden komt. 23 Maar er zal een uur komen, ja het is er al, dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid. De Vader toch zoekt mensen die Hem zo aanbidden. 24 God is geest, en wie Hem aanbidden moeten Hem in geest en waarheid aanbidden. '” (Joh.4,19-24)  

In Geest en waarheid

Het is geen zo gemakkelijke tekst en ik kan er hier niet uitgebreid op ingaan. De meeste van deze teksten zijn trouwens een heel onderricht waard. Maar dit begrijpen we toch wel uit Jezus’ antwoord: Ware godsdienstigheid heeft op de eerste plaats te maken met het hart, daar moet oprechte gezindheid en oprechte liefde zijn voor God, geen instelling van “Wat ga ik eraan hebben”, maar oprechte liefde. Dus niet : “Ik ga wat uiterlijke plichtplegingen doen, en dan kan God niet anders dan aan mijn kant staan…”“In geest en waarheid” blijft een uitdaging voor christenen uit de vernieuwing. Geest bedoelt immers niet enkel te zeggen dat we onder invloed staan van de Geest en dat we wat uitgelaten mogen doen. Dat is zeker zo. Maar het volstaat niet met onze handen omhoog en dansend en springend of al buigend en knielend voor God te treden: het gaat om ons innerlijk op de eerste plaats.De waarheid gaat dan, zoals ik zojuist zei over de oprechtheid, dat we met ons hart echt bij de Heer zijn, dat het ons om Hem te doen is. Herinner u het woord uit de Schrift dat Jezus aanhaalt: hoe juist heeft de profeet geprofeteerd: Dit volk eert mij met de lippen, maar hun hart is ver van mij. Laat ons bidden en ons zingen dus altijd, of zoveel mogelijk vanuit ons hart komen, echt gericht op de Heer, geen uiterlijk gedoe.

  NAAR INHOUD    NAAR TOP    


8. DE BERG VAN DE VERHEERLIJKING (TABOR?)  (Mt.17,1-9)

  

De Taborberg[12] (tegenwoordig gebel et-tor) ligt ten Z.O. van Nazareth (aan de grens van de stammen Issachar, Zabulon en Neftali) en is zo’n 562 m. hoog.. Omwille van een bepaalde passage uit het apocriefe evangelie aan de Hebreeën, en vooral in navolging van Cyrillus van Jeruzalem, wordt deze tafelvormige berg beschouwd als de plaats van de gedaanteverandering van Jezus (Mt 7,1-9) en soms ook als de berg waar Jezus na zijn verrijzenis aan zijn leerlingen verscheen (Mt 28,16)[13]. Hier bezinnen we ons over die eerste betekenis.  

MT.17,1 Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en diens broer Johannes met zich mee en bracht hen boven op een hoge berg, waar zij alleen waren. MT.17,2 Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd: zijn gelaat begon te stralen als de zon en zijn kleed werd glanzend als het licht. MT.17,3 Opeens verschenen hun Mozes en Elia, die zich met Hem onderhielden. MT.17,4 Petrus nam het woord en zei tot Jezus: 'Heer, het is goed dat wij hier zijn. Als Gij wilt zal ik hier drie tenten opslaan, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia.'  

MT.17,5 Nog had hij niet uitgesproken of een lichtende wolk overschaduwde hen en uit die wolk klonk een stem: 'Dit is mijn Zoon, de Welbeminde, in wie Ik mijn behagen heb gesteld; luistert naar Hem.' MT.17,6 Op het horen daarvan wierpen de leerlingen zich ter aarde neer, aangegrepen door een hevige vrees.  

MT.17,7 Maar Jezus kwam naar hen toe, raakte hen aan en zei: 'Staat op en weest niet bang.' MT.17,8 Toen zij hun ogen opsloegen zagen zij niemand meer dan alleen Jezus. MT.17,9 Onder het afdalen van de berg gelastte Jezus hun: 'Spreekt met niemand over wat ge hebt aanschouwd, voordat de Mensenzoon uit de doden is opgestaan

  

De Tabor staat hier voor de openbaring van zijn heerlijkheid, zoals het wijnwonder van Kana. Die openbaring gebeurt niet met trompet- en bazuingeschal, niet met groot applaus van de aanwezigen, want in feite als een voorbode op de Calvarieberg. In het Lucasevagelie klinkt het immer zo:

  

Lk.9,29 Terwijl Hij in gebed was, veranderde zijn gelaat van aanblik en werden zijn kleren verblindend wit. Lk.9,30 En zie, twee mannen waren met Hem in gesprek; het waren Mozes en Elia Lk.9,31 die in heerlijkheid verschenen waren en spraken over zijn heengaan, dat Hij in Jeruzalem zou voltrekken.

  

Grote figuren uit het Oude Verbond onderhielden zich met Hem: Mozes de wetgever, Elia de grote profeet. Maar de eigenlijke hoofdfiguur is Jezus.

Het is belangrijk dat we het verwijzende inzien van deze grote figuren en hoe ze in feite samenvloeien in hun getuigenis omtrent Jezus. Het belangrijkste getuigenis is trouwens het woord dat de Vader over Jezus zegt en dat voor Jezus als mens een diepe bevestiging inhoudt: 'Dit is mijn Zoon, de Welbeminde, in wie Ik mijn behagen heb gesteld; luistert naar Hem.' Tegelijk is het een oproep om naar Jezus te luisteren, om ons door zijn woord te laten leiden, in plaats van naar valse profeten en misleiders te luisteren.

Jezus’ heerlijkheid wordt er geopenbaard, maar niet los van het lijden. Ook in Jezus’ opvatting is deze Taborberg een voorspel, een voorbode op wat er zich verder zal afspelen op de Calvarieberg. Daar zal dit gebeuren worden voltooid. Maar het wordt geen definitieve ondergang. De verheerlijking die zich hier voltrekt zal in de verrijzenis van Jezus ook haar voltooiing vinden.

NAAR INHOUD    NAAR TOP    

 

9. VAN OP DE OLIJFBERG KIJKEN NAAR DE TEMPELBERG (Mc.13,1vv.)

  

Mc.13,1 Toen Jezus de tempel verliet, zei een van zijn leerlingen tot Hem: 'Meester, kijk eens, wat een stenen en wat een gebouwen! ' Mc.13,2 Maar Hij zei: 'Ziet ge die grote gebouwen? Geen steen zal op de andere gelaten worden, alles zal worden verwoest.'  

Mc.13,3 En nadat Hij zich had neergezet op de Olijfberg tegenover de tempel, stelden Petrus, Jakobus, Johannes en Andreas, terwijl er verder niemand bij was, Hem de vraag: Mc.13,4 ' Zeg ons, wanneer dat zal gebeuren en wat zal het teken zijn, dat dit alles gaat voltrokken worden?

  

De Olijfberg heeft iets ontnuchterend, de Olijfberg ontmaskert, legt verborgen zaken bloot, hij doet doorheen mooie verpakking en doorheen mooie praatjes zien naar wat er werkelijk van aan is, naar hoe de toekomst zal zijn, hoe het plan van God zal verlopen… We beginnen doorheen Jezus’ woorden aan te voelen dat zelfs die heiligste plaats waar de tempel staat ontheiligd zal worden, verwoest… En ook die allerheiligste tempel waarin God in ons midden is, Jezus’ eigen lichaam. Hij zal echter maar kort vernield worden, en in de verrijzenis zal Hij des te heerlijker midden ons zijn.

  

10. DE CALVARIEBERG (MT.27,33)

  

De berg Golgotha[14] of Calvarie (de kale berg of de schedelplaats) heeft het uiterste meegemaakt, heeft woorden gehoord die niet meer van deze aarde zijn en die het hart van ieder mens zouden moeten breken. Het zijn inderdaad breukwoorden geworden: zij hebben de scheidsmuur afgebroken tussen de mens en God, zij hebben de Satan de definitieve slag toegebracht waardoor zijn rijk kan worden leeggehaald (de Sterkere waarover Jezus het heeft).

Laat ons deze week ook wat beschouwend verwijlen bij die berg, misschien naar aanleiding van het lijdensverhaal volgens Johannes. Of anders de kruiswoorden van Jezus overwegen. Deze berg beschouwen kan ons helpen om te groeien in liefde voor onze Heer. Ga in je gebedshoekje en neem een kruisbeeld in je hand. Beschouw Hem en spreek je liefde en dankbaarheid uit.

  

11. DE BERG VAN DE ZENDING, (MT.28,) en


12. DE BERG VAN HET AFSCHEID DAT GEEN AFSCHEID IS (Hand. 1,12-14)

  

We hebben een verhaal uit Matteüs 28, over het afscheid van Jezus en de missieopdracht van de elf leerlingen. Dit speelt zich af in Galilea.

We hebben dan een ander verhaal over Jezus’ afscheid en zijn Hemelvaart op de Olijfberg en hun terugkeer naar de Bovenzaal.   

Afscheid en zending

 “De elf leerlingen nu begaven zich naar Galilea, naar de berg die Jezus hun aangewezen had. Toen zij Hem zagen, wierpen ze zich in aanbidding neer; sommigen echter twijfelden. Jezus trad nader en sprak tot hen: 'Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde. Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest en leert hun te onderhouden alles wat Ik u bevolen heb. Ziet, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld.’” (Mt.28,16-20).  

In het eerste verhaal begeven de elf zich naar Galilea, naar de berg die Jezus hun had aangewezen. Als ze Hem zien, werpen ze zich in aanbidding neer; sommigen echter twijfelden. Dat is opvallend. De H.Geest is nog niet gekomen, er is nog twijfel in sommige harten.

Jezus zegt dan dat Hem alle macht is gegeven en dat zij nu alle volkeren tot zijn leerlingen moeten maken en hen dopen in de Naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest. “En leert hun te onderhouden wat Ik u bevolen heb” (MT.28,20a). Ze moeten de mensen dus onderricht geven in het evangelie maar ook in het leven volgens het evangelie. Dit is niet puur een moraal, dit is vooral een navolging van Jezus: leren leven en denken als kind van God en dus in liefde voor de mensen.  Maar het is niet gewon wat vroom doen, maar echt trachten te leven volgens het evangelieTot slot krijgen ze nog het bemoedigend woord te horen: “Ziet, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld.”Tot zijn leerlingen van alle tijden zegt Jezus: Komt tot Mij. Weet dat ik overwonnen heb. Nu zend Ik u. Maar ik blijf altijd met jullie.Kunnen wij daarmee op weg gaan? Hebben we nog iets meer nodig van algemene richting en van bemoediging.

  

In de tekst uit de Handelingen maakt Lucas een einde aan het aardse optreden van Jezus door over de hemelvaart te spreken, de verheerlijking van Jezus. Eens zal Hij terugkeren in heerlijkheid. En dan schrijft Lucas hoe de kerk eensgezind samen blijft om de H.Geest te ontvangen :

  

HAND.1,12 Toen keerden zij van de berg, die de Olijfberg heet, naar Jeruzalem terug. Deze ligt dichtbij Jeruzalem op sabbatsafstand. 13 Daar aangekomen gingen zij naar de bovenzaal waar ze verblijf hielden: Petrus en Johannes, Jakobus en Andreas, Filippus en Tomas, Bartolomeus en Matteus, Jakobus, zoon van Alfeus, Simon de IJVERAAR en Judas, de broer van Jakobus. 14 Zij allen bleven eensgezind volharden in gebed samen met de vrouwen, met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broeders.

  

Blijf in de stad tot jullie met kracht zult zijn toegerust

Op het einde van zijn evangelie geeft Lucas een nog andere traditie weer:

“Nu leidde Hij hen naar buiten tot bij Betanie, hief de handen omhoog en zegende hen. En terwijl Hij hen zegende, verwijderde Hij zich van hen en werd ten hemel opgenomen. Zij aanbaden Hem en keerden met grote blijdschap naar Jeruzalem terug. Zij hielden zich voortdurend op in de tempel en verheerlijkten God.” (Lc.24,50-53)  

PS. De Olijfberg bevatte volgens de overlevering ook het landgoed Getsemane. Elke vrijdag kunnen we dat stukje evangelie meenemen in onze gebedstijd: Mt 26,36-45

  

“36 Toen Jezus met hen aan een landgoed kwam dat Getsemane heette, sprak Hij tot zijn leerlingen: 'Blijft hier zitten, terwijl Ik ginds ga bidden.' 37 Petrus en de twee zonen van Zebedeus nam Hij echter met zich mee. Hij begon bedroefd en beangst te worden. 38 Toen sprak Hij tot hen: 'Ik ben bedroefd tot stervens toe. Blijft hier en waakt met Mij.' 39 Nadat Hij een weinig verder was gegaan, wierp Hij zich plat ter aarde en bad: 'Mijn Vader, als het mogelijk is, laat deze beker Mij voorbijgaan. Maar toch: niet zoals Ik wil, maar zoals Gij wilt.' 40 Toen ging hij naar zijn leerlingen en vond hen in slaap; en Hij sprak tot Petrus: 'Ging het dan uw krachten te boven een uur met Mij te waken? 41 Waakt en bidt, dat gij niet op de bekoring ingaat. De geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak.' 42 Hij verwijderde zich voor de tweede keer en weer bad Hij: 'Vader, als het niet mogelijk is dat die beker voorbijgaat zonder dat Ik hem drink: dat dan uw wil geschiede.' 43 En teruggekomen vond Hij hen weer in slaap, want hun oogleden waren zwaar. 44 Hij liet hen met rust, ging weer heen en bad voor de derde maal, nogmaals met dezelfde woorden. 45 Daarna ging Hij naar zijn leerlingen en sprak tot hen: Slaapt dan maar door en rust uit! Nu is het uur gekomen, waarop de Mensenzoon wordt overgeleverd in de handen van zondaars. (Je vindt ditzelfde verhaal ook bij Marcus en Lucas).”   


LIEDEREN bij de sessie over de Nieuw-Testamentische bergen

  

Keerv. De engel heeft Goed Nieuws gebracht: ‘Verblijd je, o Maria:

Gods Zoon wil rusten in uw schoot, Jezus Christus, zijn Naam zij geloofd!

1 Altijd verkondig ik van de Heer de grote wonderen die Hij deed:

zijn plan van liefde geschiede’ aan mij: ik wil enkel zijn dienstmaagd zijn.   

2 Gods Geest heeft ’t heilig Geheim verwekt: Maria werd de Moeder Gods. Jezus, die heel de wereld redt is verrezen en leeft bij ons!

T:Maria-Kefasgemeenschap, M:Greensleeves.

  

Want Gij zijt mijn God, Gij alleen zijt mijn vreugd’.. Bescherm mij, o Heer.   

1. Aan vromen geeft Gij uw gena’, Gij hebt mijn verlangens vervuld, maar wie vreemde goden vereert, laat Gij in ellende vergaan.

  

2. Een erfdeel verwacht ik van U, dat erfdeel bekoort mij, mijn God.

Beschik Gij nu over mijn lot, Ik ben van U, blijf mij nabij.

  

3. Mijn hart en mijn geest zijn verheugd, ik weet mij geborgen in U.

Gij geeft mij niet prijs aan de dood, Gij schenkt mij uw vrede en rust.

Naar psalm 16. T:L.V.Doninck & M-J Burin. M:J.B.Foley.  © North Am. Liturgy Ressources. ZNL 286.

  

Als een hert dat verlangt naar water,  zo verlangt mijn ziel naar U.

U alleen kunt mijn hart vervullen,  mijn aanbidding is voor U.

U alleen bent mijn kracht, mijn schild.  Aan U alleen geef ik mij geheel.

U alleen kunt mijn hart vervullen,  mijn aanbidding is voor U.

T+M:M.Nystra. NL.Onb. ZNL 292

ã Sovereign Lifestyle Music/Continental Sound.

  

Zoek eerst het Koninkrijk van God

en zijn gerechtigheid.

En al het ov’rige zal het uwe zijn. Allelu, alleluia.

  

(Alleluia (3x), allelu, alleluia.)

  

2. Niemand kan leven van brood alleen,

maar van ieder woord

dat door de Heer gesproken wordt.

Allelu, alleluia.

  

3. Bidt en het zal u gegeven zijn,

zoekt en gij zult zien,

klopt en de deur zal voor u open gaan.

Allelu, alleluia.

(T:Mt.6,33;4,4;7,7, M:Karen Lafferty, ã Maranatha Music / Universal Songs) ZNL 89

  

Bezinningsvragen bij de Sessie over de Nieuwtestamentische bergen

1. Ziet u gelijkenissen tussen het samenkomen

in de gebedsgroep en de ontmoeting tussen Maria en Elisabeth; in welke zin kan dit laatste een voorbeeld zijn voor het eerste?

2. Hoor, Israel! De Heer onze God is de enige Heer. Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht (Mk.12,29-30). Vind je dit een eenvoudige grondregel om te beleven?

3. Word jij door Jezus zalig geprezen?  

“25 Grote volksmenigten uit Galilea en Dekapolis, uit Jeruzalem, Judea en het Overjordaanse sloten zich bij Hem aan. 1 Toen Jezus deze menigte zag, ging Hij de berg op en, nadat Hij zich had neergezet, kwamen zijn leerlingen bij Hem. 2 Hij nam het woord en onderrichtte hen aldus: 3 ' Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het Rijk der hemelen. 4 Zalig de treurenden, want zij zullen getroost worden. 5 Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten. 6 Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. 7 Zalig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden. 8 Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien. 9 Zalig die vrede brengen, want zij zullen kinderen van God genoemd worden. 10 Zalig die vervolgd worden om de gerechtigheid, want hun behoort het Rijk der hemelen. 11 Zalig zijt gij, wanneer men u beschimpt, vervolgt en lasterlijk van allerlei kwaad beticht om Mijnentwil: 12 Verheugt u en juicht, want groot is uw loon in de hemel. Zo immers hebben ze de profeten vervolgd die voor u geleefd hebben.” (Mt 4,24-5,12)   

4. Op welke berg zou ik mij nog moeten vormen (berg van het mededogen, berg van de afzondering, berg van de roeping)?

5. Op vrijdag kunnen we ons even begeven op de Calvarieberg. Jezus’ liefde tot het uiterste beschouwen en onze liefde en dank uitspreken. Hoe beleven wij dat ?   

6. Wat betekent voor mij: bidden in geest en waarheid? Bid ik zo?

7. Weet ik dat ik gezonden ben door de Heer om mensen tot bij Hem te brengen? Hoe doe ik dat? Hoe ga ik dat doen?

EINDNOTEN

[1] 1KRON.21,28 Omdat David bij die gelegenheid ondervonden had dat Jahwe hem verhoorde op de dorsvloer van Ornan, de Jebusiet, begon hij daar te offeren. 1KRON.21,29 De tabernakel van Jahwe welke Mozes in de woestijn had laten maken, met het brandofferaltaar, bevond zich toen nog op de offerhoogte van Gibeon. 1KRON.21,30 Maar David durfde daar God niet meer te gaan vereren: zoveel ontzag had hij gekregen voor het zwaard van Jahwe's engel. 1KRON.22,1 Toen zei David: ' Hier is het huis van Jahwe God, en dit is het brandofferaltaar van Israel. '

2KRON.2,17 Zeventigduizend nam hij in dienst als lastdragers, tachtigduizend als steenhouwers in de gebergte, en zesendertighonderd als opzichters over het werkvolk. 2KRON.3,1 Toen begon Salomo met de bouw van Jahwe's tempel in Jeruzalem op de berg Moria, waar Jahwe verschenen was aan David, zijn vader, op de plaats die David daarvoor bestemd had, de dorsvloer van Ornan, de Jebusiet.

[2] Haran (meestal wordt ‘Charan’ gezegd) was een oud noord-mesopotamische handelsstad (Ez 27,23) aan de Nahr halib, kruispunt op de karavaanwegen van Babel naar Syrië, Egypte en Klein-Azië, centrum van een bloeiende maancultus, woonplaats van de voorvaderen van Abraham en uitgangspunt van zijn omzwervingen (vlgs Gen 28,10 ook van Jacob). 2Kon 19,12 vermeldt de verovering door de Assyriërs. De naam is nog niet afdoende verklaard; zou kunnen samenhangen met assyrisch harranu, straat. De ruïnen in eski harran (oud-Charan), NW vanhet huidige harran, een onbetekenende plaats ten Z.O. van urfa (Edessa). In april 1951 begon een engels-turkse expeditie met het archeologish onderzoek van dit gebied en vond in een laat-assyrische laag een belangrijke bibliotheek (AvdB in Bijbels Woordenboek kol.276 Roomen en Zonen, 2de druk)..  [3] GEN.28,1 Toen liet Isaak Jakob bij zich komen, zegende hem en gaf hem deze opdracht: `Je moet niet trouwen met een meisje uit Kanaan. GEN.28,2 Ga op reis naar Paddan-aram, naar het huis van Betuel, de vader van je moeder en huw daar met een van de dochters van Laban, de broer van je moeder. GEN.28,3 Moge God Almachtig je zegenen en je vruchtbaar maken en talrijk, zodat je uitgroeit tot een grote menigte volken. GEN.28,4 Moge Hij aan jou en je nakomelingen de zegen van Abraham schenken, zodat je het land in bezit kunt nemen waar je nu als vreemdeling vertoeft, het land dat God aan Abraham gegeven heeft.' GEN.28,5 Zo liet Isaak Jakob gaan, en deze begaf zich op weg naar Paddan-aram, naar Laban, de zoon van de Arameeer Betuel en de broer van Rebekka, de moeder van Jakob en Esau.

[4] M.L., Prophète de feu. Elie aujourd’hui. In :Bonne Nouvelle, 1993 nr 88, p.10. [5] Maar onderweg werd het volk ongeduldig. NUM.21,5 Het keerde zich tegen God en tegen Mozes: `Hebt u ons uit Egypte gevoerd om te sterven in de woestijn? Er is geen brood, er is geen water en dat minderwaardige eten staat ons tegen.' NUM.21,6 Toen zond Jahwe giftige slangen op het volk af. Deze beten de Israelieten en velen van hen vonden de dood. NUM.21,7 Nu kwam het volk naar Mozes en zei: `Wij hebben gezondigd, want wij hebben ons tegen Jahwe en tegen u gekeerd. Bid Jahwe, dat Hij die slangen van ons wegneemt.' Toen bad Mozes voor het volk NUM.21,8 en Jahwe zei tot hem: `Maak zo'n giftige slang en zet die op een paal. Iedereen die gebeten is en er naar opziet, zal in leven blijven.' NUM.21,9 Mozes maakte een bronzen slang en zette die op een paal. Ieder die door een slang was gebeten en zijn ogen op de bronzen slang richtte, bleef in leven.

[6] Zie Bijbels Woordenboek, Romen & Zonen, 1954-1957, Tweede geheel herziene en omgewerkte uitgave. Ebal p. 391.

[7] Over de offerhoogten (zeker deze uit 2 Kron.31,1-21 staat een interessante uitleg in De Bijbel spreekt, Commentaar voor discussie. 5 (Hamish Swanston) De Historische boeken (Jozua, 1-2 Kronieken, Ezra en Nehemia, 1+2 Makkabeeën). De Katholieke Bijbelstichting Boxtel 1974,  p. 131.

[8] Dr.J.Simons, s.j., Opgravingen in Palestina. Reeks: Bijbelsche Monographieën (onder leiding van Prof. Dr. Jos. Keuleers). J.J. Romen & Zonen, Roermond-Maaseik. 1935.

[9] 2KRON.28,24 Achaz liet al het vaatwerk van de tempel bijeenbrengen en het in stukken slaan; hij sloot de poorten van de tempel van Jahwe en liet altaren oprichten op elke straathoek in Jeruzalem. 2KRON.28,25 In alle steden van Juda liet hij offerhoogten aanleggen om te offeren aan vreemde goden. Zo tergde hij Jahwe, de God van zijn vaderen.

[10] Zuster Emmanuel, Medjugorje, de triomf van het Hart. De Jaren ’90. p.167. Children of Medjugorje 1998.[11] Uit: Guido Gezelle, Meertalige bloemlezing in het Nederlands… Samenstelling Bert Peleman. Orteliusfonds - Uitgeverij MIM. Antwerpen 1980.[12] (In Rechters 4,6.12.14) lezen we dat aan de voet van de Tabor Sisera verslagen werd door Barak.

RICH.4,4 In die tijd trad de profetes Debora, de vrouw van Lappidot, als rechter in Israel op. RICH.4,5 Zij hield zitting onder de palm van Debora tussen Rama en Betel, in het bergland van Efraim, waar de Israelieten met hun rechtszaken bij haar kwamen. RICH.4,6 Zij ontbood Barak, de zoon van Abinoam, uit Kedes van Naftali en zei hem: `Jahwe, de God van Israel, geeft u dit bevel: Trek met tienduizend man uit Naftali en Zebulon naar de berg Tabor. RICH.4,7 Dan zal Ik Sisera, de legeraanvoerder van Jabin, met zijn strijdwagens en zijn troepen naar u toelokken bij de beek Kison en hem aan u overleveren.' RICH.4,8 Barak antwoordde: `Als u met mij meegaat, doe ik het, maar als u niet meegaat, doe ik het niet.' RICH.4,9 Zij zei: `Dan ga ik mee; maar de tocht die u onderneemt zal u geen roem brengen, want aan een vrouw levert Jahwe Sisera over.')

[13] Bijbels Woordenboek.

[14] MT.27,33 Gekomen op een plaats die Golgota genoemd wordt - dat wil zeggen Schedelplaats - …Mc.15,22 Zo brachten ze Hem naar de plaats Golgota, wat vertaald wordt met Schedelplaats.LUC.23,33 Toen zij op de plaats kwamen die Schedel heet, sloegen zij Hem daar aan het kruis, en zo ook de misdadigers, de een rechts, de ander links.

JOH.19,17 Zelf zijn kruis dragend trok Jezus de stad uit naar wat de Schedelplaats heet, in het Hebreeuws Golgota.


NAAR INHOUD    NAAR TOP