GELOOF en LEVEN



 HOME

 INHOUD


GELOOF EN LEVEN

2019 (vanaf Advent 2018)


WAT INSPIRATIE VOOR ZONDAGSPREKEN



Jezus’ woord verlicht de wereld, alleluia,

Jezus’ woord is bron van leven, alleluia.

Jezus’ woord is sterk en teder, alleluia,

Jezus’ woord wijst veil’ge wegen, alleluia.


U KUNT OOK SURFEN NAAR DE ZONDAGSPRESENTATIES

OVER DE EVANGELIES VAN DE ZONDAG.







NAAR INHOUD     NAAR TOP


Jaar C Zo 34 Christus, Koning vh heelal (24/11/2019)

Jaar C Zo 33 Leven naar de toekomst (17/11/2019)
Jaar C Zo 32  God is een God van levenden  (10/11/2019)

Jaar C Zo 31 Gekomen om te redden wat verloren was (3/11/2019)

Jaar C Zo 30 Nederig gebed (27/10/2019)

Jaar C Zo 29 Volhardend bidden (20/10/2019)

Jaar C Zo 28 Uw geloof heeft u gered (13/10/2019)

Jaar C Zo 27 A Het geloof als een mosterdzaadje (6/10/2019)

Jaar C Zo 27 B Het geloof als een mosterdzaadje (6/10/2019)

Jaar C Zo 26 De verantwoordelijkheid van de rijken (29/09/2019)
Jaar C Zo 25 Rentmeester zijn; God en de Mammon  (22/09/2019)

Jaar C Zo 24 Verloren en gevonden (15/09/2019)

Jaar C Zo 23 De veeleisende keuze voor het Rijk van God (8/09/2019)

Jaar C Zo 22 De nederigen heeft Hij lief (1/09/2019)

Jaar C Zo.20 Vuur ben Ik komen brengen

Jaar C Zo.19 De echte waarden zoeken

Jaar C Zo.18 De waarde van ons leven (4/08/2019)

Jaar C Zo.17 Wie vraagt, verkrijgt (28/07/2019)

C Zondag 16 Jaar God (en de mensen) onthalen (21/07/2019)

C Zondag 15 Jaar Doe gij evenzo (14/07/2019)

C Zondag 14 Jaar In dienst van de Heer (7/07/2019)  

C Zondag 13 Jaar Jezus volgen (30/06/2019)

C Zondag 12 Jaar Wie ben IK ? (23/06/2019)  

C Heilige Drie-Eenheid Niet ver van ons vandaan (16/06/2019)

C Pinksteren Kom, heilige Geest (9/06/2019)

C Paaszondag 7 Eenheid bewerken (2/06/2019)

C Paaszondag 6 De Geest en de Kerk (26/05/2019)

C Paaszondag 5 Het nieuwe gebod (19/05/2019)

C Paaszondag 4 Een ruime Kerk (12/05/2019)

C Paaszondag 3 Weid mijn schapen (5/05/2019)

C Paaszondag 2 En toch geloven ! (28/04/2019)

C Paaszondag 1 Nog ben Ik bij u (21/04/2019)

C Palm- en Passiezondag Waarom? (14/04/2019)

C Zondag 5 Vasten Wie zonder zonde is… (7/04/2019)

C Zondag 4 Vasten Verloren en gevonden (31/03/2019)  

C Zondag 3 Vasten Bekering: vruchtbaar leven (24/03/2019)

C Zondag 2 Vasten Transfiguratie (17/03/2019)

C Zondag 1 Vasten Van beproeving naar overwinning (10/03/2019)

C Jaar Zondag 08 Verdraagzaamheid ((3/03/2019)

C Jaar Zondag 07 Weest barmhartig (24/02/2019)

C Jaar Zondag 06 Gelukkig wie op God vertrouwt (17/02/2019)

C Jaar Zondag 05 Onze roeping, onze zending (10/02/2019)

C Jaar Zondag 05 Vertrouwvol op weg met de Heer (10/02/2019)

C Jaar Zondag 04 Hoe kijken wij naar Jezus en naar de medemens ? (3/02/2019)

C Jaar Zondag 03 Gezonden om Blij Nieuws te brengen

C Jaar Zondag 02 De gaven van de Geest gebruiken (20/01/2019)

C Advent 3 Verheugt u en juicht (16/12/2018)

C Advent 2 Bereidt de weg van de Heer (9/12/2018)

C Advent 1 Leven vanuit de Belofte (2/12/2018)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


CHRISTUS, KONING VAN HET HEELAL

( LAATSTE ZONDAG DOOR HET JAAR)


2 Sam., 5, 1-3 David koning / Ps. 122 (121) 1-2 3-4a 4b-5  Hoe blij was ik, toen men mij riep: wij trekken naar Gods huis / Kol., 1, 12-20 Het Koninkrijk van zijn geliefde Zoon / Mc., 11, 10 Alleluia. Gezegend, de komende in de naam des Heren. Geprezen het komende koninkrijk van onze vader David! Alleluja / Lc., 23, 35-43 Denk aan Mij wanneer Gij in uw koninkrijk gekomen zijt


Er zijn allerlei systemen mogelijk om een land te besturen. Soms is er een absolute heerser, zoals koning David, ofwel een meer democratisch bestuurssysteem, met volksvertegenwoordiging en onafhankelijk rechtssysteem; ofwel zit je met een eenpartijsysteem, zoals in China waar de communistische partij alles voor het zeggen heeft. In de eerste lezing hoorden we hoe David gekozen en gezalfd wordt tot koning over heel Israël, over alle stammen. Vandaag vieren we Christus, Koning van het heelal. Universele koning! In die zin is Hij de afstraling van God zelf.

Die aardse systemen zijn niet van tel met betrekking tot het Koningschap van Christus. Het is zoals Jezus zei tot Pilatus: Mijn Rijk is niet van deze aarde. Christus is trouwens koning door zijn dienstbaarheid tot het uiterste, zijn liefde tot het uiterste, zijn totale beschikbaarheid voor de wil van de Vader. Een speciale koning!

Bovendien is Hij niet koning over een deel van de aarde, maar over heel de aarde, over alle mensen, over het hele heelal. In de brief aan de christenen van Filippi lezen we dat Jezus gehoorzaam is geweest tot de dood, de dood aan het kruis. “En daarom heeft God Hem verheerlijkt… en in zijn Naam moet elke knie zou buigen in de hemel en op de aarde en elke tong moet belijden tot eer van God de Vader: Jezus Christus is de Heer!”

Willen wij wel leven in dat Rijk van Christus? Wij hoorden voorlezen uit de brief aan de christenen van Kolosse: ‘God heeft ons ontrukt aan het domein van de duisternis en overgebracht naar het koninkrijk van zijn geliefde Zoon. In Hem immers is onze bevrijding verzekerd en zijn onze zonden vergeven. Hij is het beeld van de onzichtbare God’. Wij moeten goed beseffen dat Jezus door zijn levensoffer voor ons de weg naar het heil heeft opengemaakt. Wij kunnen nu leven in het heil, in het Rijk van Jezus, wanneer wij ons aan Hem toevertrouwen.

Ja, wij kunnen nu reeds leven in dat Rijk dat ons deel is sinds ons doopsel, en we kunnen beantwoorden aan wat er dan van ons verwacht wordt, want bij ons doopsel en vormsel is ons ook de Heilige Geest gegeven die ons in staat stelt om elke dag opnieuw als nieuwe mensen te leven in Jezus’ rijk zoals het in de prefatie van vandaag gezegd wordt: Christus maakt de wereld tot een nieuwe schepping, tot een koninkrijk van waarheid, heiligheid en liefde, recht en gerechtigheid, “een koninkrijk van vrede.”

In dat Koninkrijk willen wij binnentreden, met ons hart maar ook met ons leven. Wij willen dat koninkrijk gestalte geven in ons leven door zoals Jezus ook te leven in overeenstemming met Gods verlangen. Zo leven ook wij in de waarheid, wordt ons leven heilig, wordt de liefde en de rechtvaardigheid kenmerken van ons bezig zijn hier op aarde en zullen we vrede brengen rondom ons en zelf innerlijke vrede kennen. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


33ste ZONDAG DOOR HET JAAR

Leven naar de toekomst

 

Mal., 3, 19-20a De dag van de Heer / Ps. 98 (97) 5-6, 7-8, 9 Rechtvaardig bestuurt de Heer de we­reld, de volken met billijkheid / 2 Tess., 3, 7-12 Paulus’ werkzame voorbeeld / Mt., 24, 42a en 44 Alleluia, Weest dus waakzaam, want gij weet niet op welk uur de Mensenzoon komt, Alleluia. / Lc., 21, 5-19 Het einde


De eerste lezing, van de profeet Maleachi, begon al onmiddellijk met de voorspelling dat de dag komt die brandt als een oven, om al wie boosheid bedrijft te verbranden. Niets blijft er van hen over, zoals we onlangs nog konden zien als gevolg van de branden in Australië. Maar tegelijkertijd zegde Maleachi in diezelfde profetie dat wie God dient, genezing zal ondervinden van God die als een zon van gerechtigheid over hen opgaat.

Het is weldra het einde van het kerkelijk jaar, dat volgende zondag besluit met het Feest van Jezus Christus, koning van het heelal. Met de dagen die wat vroeger in het donker gehuld worden in deze laatste maanden komen we ook wat in de sfeer van het eindejaar. De Kerk bezint zich dan over het einde van alles, het einde van ons leven, de dag waarop de Heer terugkomt.

Niet alles is dan kommer en kwel. Paulus vermaant zijn christenen trouwens dat ze het hoofd niet moeten verliezen, en gewoon verder moeten leven én werken. De dag van de Heer heeft geen nood aan mensen die vinden dat ze dan maar niet meer moesten werken. Kijk naar mijn voorbeeld, zegt Paulus, die in zijn eigen onderhoud voorzag door tenten te weven.

In het evangelie horen we Jezus ook spreken over wat er zoals kan gebeuren. Het gaat dan over wat over Jeruzalem zou komen, maar ook wat er in de eindtijd zou gebeuren. En natuurlijk valt dan vooral op dat in de menselijke geschiedenis er veel treurige zaken kunnen voorvallen, natuurrampen, milieuverontreiniging, maar vooral ook wat mensen elkaar kunnen aandoen door oorlogen en onrechtvaardige behandeling. Dat is nog niet het einde, zegt Hij. Ook Hij waarschuwt dat we niet te vlug moeten denken dat Hij dan al terugkomt.

“Weest op uw hoede dat gij niet in dwaling gebracht wordt. Want velen zullen optreden in mijn Naam en zij zullen zeggen: Ik ben het, en: Het ogenblik is nabij. Loopt niet achter hen aan.” Dat is duidelijke taal. En Hij vermaant ons

dat het voor ons zal uitlopen op het geven van getuigenis. Dat is zo voor de vervolgde christenen, maar dat is ook voor ons. In onze ontkerstende wereld moeten wij het getuigenis van ons christelijk leven geven, ook door onze manier van aanwezig te zijn in het maatschappelijk leven. In onze samenleving, ook op het publieke forum wordt zijn woord soms werkelijkheid: “Ge zult een voorwerp van haat zijn voor allen omwille van mijn Naam.” Als ge ziet met wat een emotie de kerk en het christelijk geloof aangepakt worden, dan mogen wij gerust terugdenken aan wat Jezus ons hier voor ogen stelt.

Maar dit alles moet ons toch ook doen terugdenken aan wat Hij ons leerde over verdraagzaamheid, over de innerlijke vrede en zelfs vreugde: omdat wij vol vertrouwen ons mogen geborgen weten in de liefde van de Vader, de zorg van Jezus en de kracht van de heilige Geest die ons geleidt, ook vandaag. Laten wij standvastig zijn in het geloof, niet als zuurkijkers, maar vanuit het vertrouwen op Gods blijvende liefde, vandaag en in de toekomst. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


32ste ZONDAG DOOR HET JAAR

Over de verrijzenis

 

2 Makk., 7, 1-2. 9-14 Makkabese broers / Ps. 17 (16) 1, 5-6, 8b en 15 Uw aanblik, Heer, verzadigt mij als ik ont­waak / 2 Tess., 2, 16-3, 5 De Heer is getrouw: Hij zal u steunen en bemoedigen / Apok., 2, 10c Alleluia. Wees getrouw tot de dood, zegt de Heer en Ik zal u de kroon des levens geven. Alleluja / Lc., 20, 27-38 of 20, 27. 34- 38 Dat de doden verrijzen


Paulus heeft een mooie wens voor zijn christenen van Tessalonika aan wie hij wil spreken over de aanstaande komst van de Heer Jezus, hij schrijft: : “Moge God, onze Vader die ons zijn liefde heeft betoond, en die ons in zijn genade eeuwige troost en blijde hoop heeft geschonken, uw harten bemoedigen en sterken met alle goeds, in woord en daad.” God heeft ons  inderdaad eeuwige troost en blijde hoop geschonken! Een christen is een mens die vooruitkijkt en hoopt, zelfs wanneer er menselijkerwijze gesproken geen hoop meer is. Hoe komt dat? Waar haalt hij deze hoop vandaan?

Omdat het Woord van God, de heilige Schrift ons wijst naar het eeuwig leven.

In een eerste lezing krijgen wij het verhaal van die 7 Makkabese broers die weigeren te zondigen tegen de Joodse Wet met als motief dat hun sterven de overgang betekent naar het eeuwig leven. Al lijkt de dood het einde van het menselijk leven, God heeft het laatste woord!

In het evangelie spreekt Jezus duidelijke taal. Tegenover het ridicule voorbeeld van de deels ongelovige Sadduceeën, de niet geloven in de verrijzenis, komt Jezus met overtuiging uit voor het geloof in eeuwig leven voor de mens. Hij noemt de overledenen zelfs ‘kinderen van de verrijzenis en kinderen van God. Aan de Sadduceeën geeft Hij nog als toemaat een woord mee uit de Schrift, uit de boeken van Mozes waar ze wél geloof aan hechten. God noemt zichzelf daar de God van Abraham, de God van Izaak en de God van Jakob. God is toch geen God van doden maar van levenden, voegt Hij er aan toe. Als die priesters geloof hechten aan die boeken van Mozes, dan moeten ze ook maar geloof hechten aan de boodschap die in dat woord steekt.

Voor ons mag het blijde nieuws van deze zondag ook ónze harte bemoedigen en sterken zodat we gaan leven met een onwankelbare hoop dat ons leven niet geroepen is om zomaar in het niets te verdwijnen na de korte tijd dat we hier doorbrengen, maar dat ons leven geroepen is om te blijven in eeuwigheid omdat God zich er niet voor geschaamd heeft zich ook ónze God genoemd te worden. Het kerkhof is geen plek van vergetenheid, maar een teken van hoop, voor ieder van ons. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


31ste ZONDAG DOOR HET JAAR

Gekomen om te redden wat verloren wa

 

Wijsh., 11, 23-12, 2 Alles spaart Gij, want alles is van U / Ps. 145 (144) 1-2, 8-9, 10-11, 13cd-14 U wil ik loven, mijn God en Ko­ning, uw Naam verheerlijken voor al­tijd / 2 Tess., 1, 11-2, 2 De Dag van de Heer / Lc.. 21.36 Alleluia. Weest te allen tijde waakzaam en bidt dat ge stand moogt houden voor het aangezicht van de Mensenzoon. Alleluja / Lc. 19, 1-10 Zacheüs


De eerste lezing, uit het Boek der Wijsheid, is echt een lofzang op de barmhartigheid van God, die zich blijft ontfermen over heel zijn schepping, en die zelfs voor zondaars reddingsboeien uit gooit om hen te redden.

Deze zorg, ook voor de zondaars, is ook het thema van het evangelie van vandaag. Jezus, op weg door Jericho, heeft een ontmoeting met een wel kleurrijke man, Zacheüs. Hij was hoofdambtenaar bij het tolwezen en een rijk man. Hij tracht te zien wie Jezus wel was. Klein van gestalte en gehinderd door de vele mensen loopt hij hard vooruit en klimt in een wilde vijgenboom, zoals je er ook vandaag nog aantreft in Jericho. Het is een beetje lachwekkend, die kleine rijkaard die daar in een boom zit, uitkijkend naar Jezus. Maar wie ziet uit naar wie? Ziet Zacheüs uit naar Jezus, of ziet Jezus uit naar Zacheüs. Ongetwijfeld de twee. Jezus ziet die vreemde vogel in de vijgenboom, Hij voelt aan dat die man in feite uitziet naar een beter leven en daarom nodig Jezus zichzelf uit bij Zacheüs. ‘Klim vlug naar beneden want Ik moet vandaag bij u te gast zijn.’ Zacheüs kan zijn oren niet geloven, maar zeer snel staat hij weer beneden en ontvangt Jezus vol blijdschap. Die ontmoeting zet heel zijn leven op z’n kop. Vanuit deze ontmoeting bekeert hij zich tot een beter leven. Die ontmoeting beheerst zijn leven; hij trekt zich niets aan van de praat van de mensen, hij krijgt vanuit Jezus de kracht om zijn leven op te bouwen rond andere waarden.

Zien wij uit naar Jezus, zoals die kleine tollenaar? Bewust dat ook wij nog ver beneden de maat blijven, bewust dat we bij Jezus moeten zijn om ons leven echt waardevol te maken? In deze viering krijgen we de kans om Jezus opnieuw te onthalen in ons leven. ’Kom bij ons, Heer, want het is al laat.’ Ja, misschien is ook in ons leven de zon ondergegaan en is er nog veel duisternis, veel dat nog moet verlost worden in onze relatie tot medemensen of zelfs naar God toe. Het evangelie van vandaag en daarin ondersteund door de lezing uit het Oude Testament wil ons ervan overtuigen dat bij God altijd ontferming is, altijd de uitnodiging om het over een andere boord te gooien en vol vertrouwen Jezus in ons leven een grotere plaats te geven.

Ook tot ons zegt Jezus vandaag: Kom snel naar beneden, want vandaag moet Ik bij u te gast zijn. Geen sterker teken dan de ontmoeting met Jezus in de heilige communie. Laten wij Hem vol vreugde onthalen en openstaan voor de verandering die Hij wil bewerken in ons leven. (Ben Van Vossel 2019)



NAAR INHOUD     NAAR TOP


30ste ZONDAG DOOR HET JAAR

Nederig gebed

 

Sir., 35, 12-14. 16-18 God luistert naar de smeekbede van de arme / Ps. 34 (33) 2-3, 17-18, 19 en 23 Die roepen in nood, naar hen luistert de Heer / 2 Tim., 4, 6-8. 16-18 De Heer zal mij blijven beschermen / Hand. 16 14b  Maak ons hart ontvankelijk, Heer, opdat wij de woorden van uw Zoon zouden begrijpen. Alleluja / Lc., 18, 9-14 Farizeeër en tollenaar


“God, ik dank u dat ik niet ben als de rest van de mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als die tollenaar daar. Ik vast tweemaal per week en geef tienden van al mijn inkomsten.” Ik denk dat heel wat christenen blij zouden zijn indien ze dit gebed naar waarheid konden bidden. Ik heb niet gemoord en niet gebrand, ik ben trouw in het huwelijk en ik geef serieus wat voor Broederlijk delen… Toch is Jezus niet opgezet met dit gebed. Waarom niet? Waarom heeft Hij liever te maken met die tollenaar: dus enerzijds een belastingontvanger die heel  wat in zijn eigen zak stak en anderzijds die Farizeeër die wél een voorbeeldig leven leidde?

Laat ons even kijken naar het gebed van die twee mensen. In het gebed richten wij ons tot God. Dan begin je niet met God te danken omdat je zoveel beter bent dan een heleboel andere mensen. Dat is pure hoogmoed. Wat weten wij over onze medemens? Hoe kunnen wij over hem oordelen. Kennen wij het hart van een ander, kennen wij de omstandigheden waarin hij heeft moeten leven?

Bovendien sta je tegenover God niet te pochen over al het goede dat je gedaan hebt.

Misschien zou je God wel kunnen danken omdat Hij u de kracht heeft gegeven om het kwade te weerstaan en het goede te doen. Maar je moet je dan niet gaan vergelijken met andere mensen. Wat zou je zijn indien je in hetzelfde gezin opgegroeid was, en had je dezelfde vrienden gehad, hetzelfde gebrek aan succes… Nee, laten wij God maar oordelen over de ander  en over onszelf.

Overigens kunnen wij onszelf wel goed vinden, maar hoe goed zouden we dan wel zijn zonder de hulp van God?

Daarom kunnen we beter in een nederige houding tot God bidden. In het besef van zijn heiligheid en onze eigen ontoereikendheid, ons onder de maat blijven. En dan kunnen wij er beter aan doen in het gebed van de tollenaar in te treden. God, wees mij zondaar genadig. Zonder Gods genade kunnen wij God niet echt behagen, kunnen wij niet beantwoorden aan wat Hij van ons kon verwachten. Jezus zei het toen hij sprak over de wijnstok en de ranken: Los van Mij, kunt gij niets.

Laat ons daarom intreden in die waarachtige en nederige houding van de tollenaar. Een nederig mens vindt bij God altijd verhoring. In de brief van Jacobus (JAK.4,6) lezen we  “ God weerstaat de hovaardigen, maar aan de nederigen geeft Hij genade.” Treffend is daarom het woord van Jezus: “deze ging gerechtvaardigd naar huis en niet die andere; want al wie zich verheft zal vernederd, maar wie zich vernedert zal verheven worden." (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


29ste ZONDAG DOOR HET JAAR

Volhardend bidden

 

Ex., 17, 8-13 Gebed van Mozes / Ps. 121 (120) 1-2, 3-4, 5-6, 7-8 Mijn hulp zal komen van God de Heer, die hemel en aarde gemaakt heeft. / 2 Tim. 3, 14-4, 2 Verkondig het Woord te pa en ten onpas / Ef. 1. 17-18 Alleluia. Moge de Vader van onze Heer Jezus Christus ons innerlijk oog verlichten, om te zien hoe groot de hoop is waartoe Hij ons roept. Alleluia. / Lc., 18, 1-8 Volhardend bidden


Vandaag spreekt Jezus ons aan op indringende wijze. In het evangelie klonk het zo: “In die tijd leerde Jezus in een gelijkenis aan zijn leerlingen dat zij steeds moesten bidden en daarin niet versagen.” We moeten deze woorden tot ons laten komen met dezelfde klank zoals ze de leerlingen bereikten. Wij mogen eventueel ook luisteren naar het voorbeeldje dat Jezus geeft over die arme weduwe die aanvankelijk geen gehoor krijgt van de onrechtvaardige rechter, maar daarna wél omwille van haar vervelend aandringen.  We moeten vooral luisteren naar de slotopmerking van Jezus: “Maar: zal de Mensenzoon bij zijn komst het geloof op aarde vinden?”

Samengevat: Jezus vraagt ons vandaag om met volharding te bidden, zonder versagen, dus het niet te vlug op te geven. En dan voegt Hij eraan toe dat we dat maar kunnen wanneer we echt geloven.

Met volharding bidden vraagt inderdaad geloof. Geloof dat God je hoort, zelfs als je bidt in de stilte van je hart. Ja, daar is geloof voor nodig. Geloof dat God er is en dat Hij geen verre God is, maar een liefdevolle God die naar jou luistert. Hij aanhoort je. En God verhóórt je. Maar dan moet je bidden met geloof, geloven dat Hij een liefdevolle God is. Het voorbeeld dat Jezus geeft is dan toch wel sprekend. Wanneer die onrechtvaardige rechter die vrouw verhoort omwille van haar onafgebroken aandringen, dan zal God, die een en al liefde is, zeker niet onbewogen blijven wanneer zijn kinderen Hem iets vragen. Maar nogmaals, bidden met geloof. Dat betekent ook dat men altijd iets vraagt dat in de lijn ligt van Gods verlangen. En dat men gelooft dat God zelfs iets beters geeft dan wat wij Hem vragen. Dit is geen spitsvondigheid, het ligt gewoon in de lijn van ouders die zich afvragen: Wat is het beste voor ons kind. En dat is niet altijd wat het kind vraagt of graag zou willen. Zo kan het wel eens gebeuren dat wij niet krijgen wat wij op het oog hebben, maar dat God ons iets geeft dat beter voor ons is, beter ook vooral met het oog op ons geestelijk welzijn.

Jezus vraagt ons om altijd te bidden zonder te versagen. Laten wij bidden met geloof in Gods liefde en in het vertrouwen dat Hij ons geeft wat wij echt nodig hebben voor ons echt heil. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


28ste ZONDAG DOOR HET JAAR

Geloof dat redt

 

2 Kon., 5, 14-17 Naäman / Ps. 98 (97) 1, 2-3ab, 3cd-4 Zijn weldaden deed God ons kennen, de volkeren zijn gerechtigheid / 2 Tim., 2, 8-13 Houd Jezus in gedachten / Mt., 11. 25 Alleluia. Geprezen zijt Gij, Vader van hemel en aarde, omdat gij de geheimen van het koninkrijk aan kinderen geopenbaard hebt. Alleluja / Lc., 17, 11-19 10 melaatsen


Wanneer we de eerste lezing met de genezing van de Syriër Naäman vergelijken met de genezing van de Melaatse, zijn de gelijkenissen treffend. In beide gevallen gaat het over een vreemdeling die genezen wordt van zijn melaatsheid, en treffend is ook de erkenning van de genezing en de erkentelijkheid tegenover de Heer.

Jezus geeft aan die dankbaarheid een naam: Hij zegt: uw geloof heeft u gered. Waarom brengt Hij hier het geloof te sprake? De andere 9 melaatsen die gereinigd waren, zullen ongetwijfeld ook wel blij en misschien dankbaar geweest zijn, maar zij kwamen hun dankbaarheid niet betuigen bij Jezus. Zij waren wellicht uitzinnig blij, maar Jezus kwam in hun verhaal niet opvallend voor. En geloof is nu juist je leven bouwen op de Heer. En hier wordt de vraag naar ons gesteld: in hoever wordt ons geloof opgebouwd op onze relatie tot God? In hoever speelt dat geloof de cruciale rol, de bepalende rol in ons leven ? Komen wij bij God om onze dankbaarheid te betuigen voor l wat goed en mooi is en dat ons geschonken is? In hoever komen we met onze vragen bij God wanneer we bedroefd zijn of met zorgen overladen? Wanneer wij ons zorgen maken over ons gezin, onze relatie, onze kinderen? Of houden we God dan toch maar buiten ons leven; Hij heeft daar toch niets mee te maken, dat interesseert Hem toch niet, dat verandert toch niet aan de zaak… Welnu dit is een vergissing.

Geloof betekent immers een persoonlijke relatie tot God, met de eenvoud van een kind dat met alles naar zijn ouders gaat. Met diezelfde eenvoud zouden wij naar God moeten gaan. En dan zullen ook wij dat woord vernemen: Sta op en ga in vrede; uw geloof heeft u gered. Je zal ervaren dat God geen vreemde blijft, geen verre God die zich niet bezighoudt met uw leven. Ge zult mogen ervaren dat Hij wel degelijk uw Vader is die zich interesseert aan uw leven en die dat ook laat voelen. Zijn weldaden doet God ons kennen, luidde de tussenzang. En Paulus vraagt ons nadrukkelijk: Houd Jezus in gedachte. Zijn leven werd bekroond met de Opstanding, ook wij zullen tijdens ons leven mogen ervaren dat God een Levende en leven gevende God is. Laten wij dus tot Jezus gaan en ons leven aan Hem toevertrouwen, in goede en kwade dagen om dan ook te vernemen: Sta op en ga in vrede; uw geloof heeft u gered. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


27ste ZONDAG DOOR HET JAAR

A Het geloof als een mosterdzaadje

 

Hab., 1, 2-3; 2, 2-4 De gelovige blijft leven door zijn trouw / Ps. 95 (94) 1-2, 6-7, 8-9 Luistert heden naar Gods stem. Weest niet halsstarrig zoals weleer /  2Tim., 1, 6-8. 13-14 Bewaar de u toevertrouwde schat / Joh., 17. 17b en a Alleluia. Uw woord is waarheid, Heer, wijd ons U toe in de Waarheid. Alleluia. / Lc., 17, 5-10 Geloof als een mosterdzaadje


Jezus lijkt nog niet te veel te eisen van ons. Hij zegt: Als je een geloof had zoals het mosterdzaadje dat zo onooglijk klein is, dan zou je zelfs wonderen kunnen doen. Blijkbaar hoeven we nog geen grote heilige te zijn om een echt positieve invloed te hebben op de wereld, maar er is wel de voorwaarde: er moet geloof zijn, hoe klein ook, het moet er wel zijn.

Wat is dat eigenlijk dat geloof dat Jezus bedoelt? Geloof betekent dat je God binnenlaat in je leven, dat je je leven bouwt op God. Dat je je leven inricht volgens Gods verlangen, dat Hij het grote woord mag hebben. Dat je luistert naar wat God wil en daarnaar gaat leven.

Geloof, zo verstaan, betekent een hele omslag in ons leven. In plaats van onze eigen wil te doen, de wil van de Vader, zoals Jezus het deed. In plaats van onze eigen plannen door te drukken, gaan we ons afvragen wat God verlangt, dat we doen of wat we nastreven. Het betekent een radicale bekering, een ommekeer die kan tellen, en die niet voor de hand ligt, ja, die we zelf niet alleen aankunnen.

Zoals de psalm ons vandaag leert: Luistert heden naar Gods stem, weest niet halsstarrig zoals het Joodse volk in de woestijn dat niet content was over God en dat dan maar zijn eigen weg ging en zijn zelfgemaakt gouden kalf ging aanbidden.

Paulus schrijft aan zijn vriend Timóteus (en ook aan ons) “Vergeet niet het vuur aan te wakkeren van Gods genade die in u is door de oplegging van mijn handen.” In ons doopsel en vormsel zijn wij aan God toevertrouwt om als zijn kinderen te leven, als zijn mensen, die weet hebben van zijn oneindige liefde voor ons die Hij getoond heeft in het levensoffer van Jezus op het kruis. Vergeet niet het vuur aan te wakkeren. Keer terug naar uw eerste liefde voor God.. Kom tot bekering en begin opnieuw als christen te leven: stel Gods verlangen boven je eigen verlangens en plannen. Je zal God stilaan beter leren kennen en innerlijke vrede, die de vrucht is van een leven volgens Gods verlangen. De vrede van de Heer zij altijd met u. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


27ste ZONDAG DOOR HET JAAR

B Het Geloof als een mosterdzaadje

 

Hab., 1, 2-3; 2, 2-4 Geef het wachten niet op / Ps. 95 (94) 1-2, 6-7, 8-9 Luistert heden naar Gods stem. Weest niet halsstarrig zoals weleer /  2Tim., 1, 6-8. 13-14  2Tim., 1, 6-8. 13-14 Schaam u dus niet van onze Heer te getuigen / Joh., 17. 17b en a Alleluia. Uw woord is waarheid, Heer, wijd ons U toe in de Waarheid. Alleluja / Lc., 17, 5-10 Geloof als een mosterdzaadje


Nogal wat mensen hebben een oogoperatie gehad van cataract. Meestal zijn deze operaties geslaagd. Terwijl die personen tevoren bijna niet meer zagen, kijken ze nu naar de omgeving als stonden ze voor een nieuwe wereld. De wereld is echter niet veranderd. Het is hùn zicht dat voor een metamorfose, een totaal nieuw zicht op hun omgeving heeft gezorgd. Ik zou dit beeld willen gebruiken om te schetsen hoezeer het geloof ons zicht op de werkelijkheid, op de mensen, op de gebeurtenissen verandert. Die werkelijkheid, die mensen, die gebeurtenissen zijn wellicht niet veranderd. Maar ze verschijnen in een nieuw licht wanneer je gaat geloven. Ook de toekomst, de problemen waarvoor wij of onze samenleving staan en de aangename dingen die we meemaken, dat alles komt in een nieuw licht te staan.

Er is echter wel een niet zo kleine voorwaarde. Namelijk dat ons geloof een echt geloof zou zijn. Het mag klein zijn, soms zo klein als een mosterdzaadje (en dat is wel heel klein) maar het moet een echt geloof zijn. Echt geloven betekent dat voor u de wereld niet op zichzelf gesloten is, dat de mensheid niet aan haar lot is overgelaten in de oneindig grote schepping. Echt geloven betekent dat je niet gelooft dat je leven beperkt is tot die paar jaar dat we hier mogen rondlopen, maar dat uw leven geroepen is om te blijven. Wanneer je gaat leven vanuit dat geloof, dan verandert er echt iets in de wijze waarop je door het leven gaat. Diep in u is er die zekerheid dat je geborgen zijt in de oneindige liefde van God; dat je op elk moment beroep moogt doen op zijn bijstand, zijn innerlijke bemoediging en vrede. Je gaat zien dat alle mensen broeders en zusters zijn, hoezeer ze soms tegen elkaar tekeer gaan. Je gaat zelfs beter begrijpen dat in dat geweldige heelal, dat misschien nog veel uitgebreider is dan we op dit moment weten, dat heel die schepping juist door haar grootheid beeld is van Gods oneindigheid, een vonk van zijn oneindigheid. Het oneindig grote kan ons naar God verwijzen, ook de structuur van het oneindig kleine, en de schoonheid en het rust gevende van de natuur, de glans en warmte van de zon… Voor sint Franciscus verwees dat alles naar God. Wij zijn heel wat sceptischer, maar misschien mogen we toch vanuit menselijke waarden zoals de liefde, en in het verlangen naar volledig en blijvend geluk, en het verlangen naar rechtvaardigheid ook iets vermoeden van een menslievende God  die ons niet voor de dood maar voor het leven heeft geschapen en die tegemoet komt aan de diepste wensen van ons mensenhart.

Och, ons geloof moet niet zo groot zijn, maar het moet wel gelóóf zijn. We mogen als het ware met een nieuwe, gepoetste bril naar het leven en de wereld kijken, als naar de schepping die door God is gewild en waarbinnen Hij ons heeft laten leven als zijn kinderen. Vergeet niet het vuur aan te wakkeren van de genade, schrijft sint Paulus. En de profeet Habakuk krijgt het woord van God: al blijft het uit, geef het wachten niet op. De rechtvaardige blijft leven door zijn geloof. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


26ste ZONDAG DOOR HET JAAR

De verantwoordelijkheid van de rijken

 

Am., 6, 1a. 4-7 zorgeloze rijken en de armen / Ps. 146 (145) 7, 8-9a, 9bc-10 De Heer zal ik loven mijn leven lang / 1 Tim., 6, 11-16 Grijp het eeuwige leven / Joh. 6. 64b en 69b  Uw woorden, Heer, zijn geest en leven. uw woorden zijn woorden van eeuwig leven. Alleluja / Lc., 16, 19-31 Rijkaard + arme Lazarus


De liturgie van vandaag heeft het vooral over rijke mensen die zich niet bekommeren om de armen, ja er zelfs geen oog voor hebben dat er mensen zouden zijn die in armoede leven, zij en hun gezin. Over armoede en rijkdom spreken kan wat pijnlijk zijn voor mensen die maar moeilijk de eindjes van het jaar aan elkaar kunnen knopen. Armoede bestaat ook in onze welvaartsmaatschappij. Daarom is het niet ongepast dat de kerk ons vandaag nog maar eens wijst op de verantwoordelijkheid van wie het wel goed heeft.

Is het verkeerd om geld te hebben? Tenslotte hebben we er toch voor gewerkt, hebben we goed gespeculeerd, hebben we geen onverantwoorde uitgaven gedaan. Men kan gelijk hebben met dit in het midden te brengen, maar we moeten de zaken toch wat ruimer bekijken. De Bijbel en speciaal ook het Nieuw Testament, hebben het niet zo voorzien op mensen die zich niet inspannen om voor hun eigen leven en dat van hun gezin te zorgen. ‘Wie niet wil werken, moet ook niet eten’, schrijft Sint Paulus aan zijn christenen van Tessalonika (2TESS.3,10). Het ruimere plaatje is echter dat er in onze wereld, maar ook in onze eigen samenleving, een grote breuklijn ligt tussen wie het goed heeft en wie in zorgen leeft door gebrek aan welvaart.

En wat zegt dan het Woord van God vandaag? De profeet Amos die zich goed bewust was van de miserie van mensen die te weinig hadden en die ook weinig invloed hadden in hun samenleving, de profeet Amos richt zich tot de rijke en invloedrijke mensen die zich tegoed doen aan alles wat het leven te bieden heeft en die zich niet meer bewust zijn van de ellendige toestand van de armen, die ze dan ook nog gaan uitbuiten.

Jezus giet zijn verkondiging vandaag in een parabel: een rijke die uitbundig feest viert, en voor zijn deur ligt een arme, wiens enig gezelschap honden zijn die zijn zweren komen likken. Een beeld van totale verlatenheid. Maar, zegt Jezus, dit alles is maar tijdelijk. Zowel die rijkdom als die ellendige toestand. Jezus wil dat we de zaken bekijken vanuit het uiteindelijke oordeel van God over de zaken.

Weet u wat ons probleem is? Dat we zo in de zaken opgaan, dat we geen oog meer hebben voor de beperktheid van ons leven hier én dat we ons bovendien door onze ongelovige omgeving zo laten beïnvloeden dat we het leven beperkt zien tot ons aardse bestaan. Jezus leert ons vandaag dat we ons leven ook moeten durven zien in het licht van de eeuwigheid. Het klinkt ouderwets, als een versleten jas die men ons wil aansmeren. Wij kunnen er echter niet onderuit: als Jezus ons zegt dat we rekening moeten houden met Gods uiteindelijk oordeel over ons leven, dat moeten we zo wijs zijn om dat woord voor waarheid moeten nemen.

En wat zegt Hij ons. Dat we ons bezit niet enkel voor onszelf mogen gebruiken maar dat we ook rekening moeten houden met mensen die in nood leven. Iets daarvan wordt natuurlijk wel toegepast in de sociale zekerheid, in een rechtvaardige toepassing van belastingen, in acties voor het goede doel enz. Maar we zullen zelf ook naar onze eigen uitgaven, naar onze eigen manier van leven moeten kijken, en oordelen of we voldoende gehoor geven aan Jezus’ uitnodiging om rekening te houden met Gods oordeel over onze manier van omgaan met geld en bezit. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


25ste ZONDAG DOOR HET JAAR

God en de geldduivel


 

Am., 8, 4-7 Gij die de armen verdrukt / Ps. 113 (112) 1-2, 4-6, 7-8  Verheerlijkt de Heer, die de armen op­beurt. / 1 Tim., 2, 1-8 God wil dat alle mensen gered worden /1 Sam., 3, 9; Joh., 6, 69b Alleluia. Spreek, Heer, uw dienaar luistert; uw woorden zijn woorden van eeuwig leven. Alleluja / Lc., 16, 1-13 of 10-13 onrechtvaardige rentmeester


De lezingen van vandaag willen ons wat doen nadenken over geld en bezit en wat God over die zaken denkt. In de lezing uit het Oud Testament, uit de profeet Amos, gaat het over mensen die het vervelend vinden om Gods gedacht te horen, zij wensen dat het gewone leven hervat en ze vragen zich af hoe ze nog meer kunnen verdienen op de rug van de armen, hoe ze met bedrog en uitbuiting zich kunnen verrijken. Maar, zo besluit de profeet:  “De Heer heeft gezwo­ren: Geen van hun daden zal Ik ooit vergeten!” Blijkbaar gaat het ook god ter harte hoe de armen en machtelozen behandeld worden. We denken soms dat we hier op aarde heer en meester zijn en dat God zich er niet mee hoeft te bemoeien. Mis! Tenslotte zijn wij maar rentmeester hier op aarde. Wij moeten altijd verantwoording afleggen over hoe wij zijn omgegaan met onze medemensen en met de goederen van deze wereld, ook hoe we zijn omgegaan met geld waar we zelf voor gewerkt hebben. Niet iedereen heeft hetzelfde verstand of dezelfde lef gehad om geld te doen opbrengen…

Het evangelie over de onrechtvaardige rentmeester is van een heel andere strekking. We zien daar iemand aan het werk die om zichzelf zeker te stellen, op een onrechtvaardige manier zijn toekomst verzekert. Jezus stelt hem als voorbeeld, niet om ook onrechtvaardig te handelen, maar om met overleg te handelen. Het is een uitnodiging om na te denken hoe je in het leven van elke dag, ook in het omgaan met geld, wat de juiste manier is om zo met je materiële bezit om te gaan dat God ermee akkoord zou zijn.

We gaan dus op een verantwoordelijke manier ons  bezit moeten beheren, met aandacht voor de mensen voor wie we verantwoordelijk zijn, met aandacht voor ons eigen welzijn, maar ook met aandacht voor wie het moeilijk hebben in het leven en voor de echt goede doelen, waar de samenleving soms in tekort schiet.

Is ons geld dan nog wel ons geld, ons bezit nog wel ons bezit. Eigenlijk niet, God heeft het ons toevertrouwd opdat we er goed zouden mee omgaan voor ons eigen welzijn en dat van hen die God ons onder onze aandacht brengt. Wij moeten verlost worden van de geldduivel om dan mensen te  verlossen die onder armoede gebukt gaan. (Ben Van Vossel 2019)



NAAR INHOUD     NAAR TOP


24ste ZONDAG DOOR HET JAAR

Verloren en gevonden

 

Ex., 32, 7-11. 13-14 Het gouden kalf / Ps. 51 (50) 3-4, 12-13, 17 en 19  Ik ga weer naar mijn vader / 1 Tim., 1, 12-17 Christus is in de wereld gekomen om zondaars te redden / Alleluia. Mijn schapen luisteren naar mijn stem, zegt de Heer, en Ik ken ze en zij volgen Mij. Alleluja / Lc., 15, 1-32 of 1-10 Verloren en gevonden


Verloren en gevonden, dat zou je boven de lezingen van deze dag kunnen zetten. Je kan iets verliezen, zoals de herder die een schaap verliest of zoals de vrouw die een geldstuk niet kan vinden. Wanneer ze hun bezit terugvinden zijn ze zo content dat ze hun buren bijeenroepen opdat ze in hun vreugde zouden delen. In de eerste lezing hebben we met iets anders te maken. Het gaat daar om een volk dat zich van God afkeert om een afgodsbeeld te maken en te aanbidden; een stierenbeeld, een gouden kalf. God wil zich dan ook afkeren van dat volk maar in naam van dat afvallige volk bidt Mozes om vergeving. En God is hen genadig. Ook in het evangelie vertelt Jezus het verhaal van de barmhartige Vader, die de verloren zoon vergiffenis schenkt en zelfs een feest aanricht. En tenslotte is er nog de brief van sint Paulus aan zijn vriend en bisschop Timoteüs waarin hij schrijft: “Christus is gekomen om zondaars te redden en de eerste van hen ben ik.

Daarmee is de cirkel rond. Het gaat vandaag wel degelijk om ons tekortschieten én om de barmhartige liefde van God. Het treffende hierbij is dat we altijd weer tot God mogen naderen en dat Hij ons onthaalt met vergevende liefde. Liefde die verder kijkt dan onze ontrouw en onvolmaaktheden. Hij ziet ons met zijn ogen vol barmhartige liefde. Wat een verschil met ons. Wij zien eerst en vooral wat er mis is met iemand, wij zien zijn tekorten, hoezeer hij onder de maat bleef; wij zien het kwaad van de mens, niet zijn onmacht, niet zijn spijt over wàt hij maar is… God ziet in ons onze berouwvolle ingesteldheid. En dat is voor Hem genoeg om met de mantel der barmhartigheid onze ontoereikendheid toe te dekken.

Laten wij dan nederig tot God komen, nederig én vol dankbaarheid omdat wij hebben geleerd vandaag dat de nederige altijd toegang heeft tot het hart van de Vader, omwille van Jezus die al onze schuld op zich heeft genomen. Danken wij God om zijn eeuwig durende ontferming. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


23ste ZONDAG DOOR HET JAAR

Radicale keuze voor het Rijk

Wijsh., 9, 13-18b onze aardse gebondenheid belemmert de beweeglijke geest / Ps. 90 (89) 3-4, 5-6, 12-13, 14 en 17 Gij, Heer, zijt steeds onze toevlucht geweest voor ieder geslacht opnieuw / Filemon, 9b-10. 12- 17 voorspraak voor weggelopen slaaf / Joh., 8, 12 Alleluia. Ik ben het licht van de wereld, zegt de Heer. Wie Mij volgt zal het licht des levens bezitten. Alleluja / Lc., 14, 25-33 Alles inzetten voor het Rijk


“Ik ben het licht van de wereld. Wie Mij volgt zal het licht des levens bezitten.” Deze woorden van Jezus in het alleluja-vers geven in feite de toon aan van heel de woorddienst van deze zondag. Jezus is het Licht, vanuit Hem krijgt de wereld, krijgt het leven van ieder mens zijn licht, zijn betekenis, zijn waarde. Buiten Hem zit je in het donker, in het onverloste, in het relatieve. Los van het geloof is het bijna onmogelijk om rechte wegen te gaan, zegt ons de eerste lezing uit het Boek Wijdheid. De Wijsheid, in wie veel kerkvaders de voorafbeelding van Jezus zagen, de Wijsheid leert ons wat God welgevallig is, door de wijsheid worden wij gered. Het is voor ons dan ook absoluut nodig te bidden tot de heilige Geest, dat we de ware wijsheid mogen bezitten, waardoor we kunnen onderscheiden waar Gods verlangen ligt, en welke zaken anderzijds waardeloos zijn. Die onderscheiding durven doortrekken is in feite de grote keuze die we moeten maken om ons leven in de goede richting te laten verlopen.

Jezus stelt in het evangelie de zaken ook heel zwart-wit. Je kiest voor het Rijk van God of je kiest volgens menselijke waardemeters. Je kiest om God boven alles te stellen, of je blijft halfslachtig in je keuzes. Het klinkt wel heel hard wanneer we Jezus, met aramese duidelijkheid horen zeggen dat je voor Hem moet kiezen, eerder dan voor mensen die je nauw aan het hart liggen. Het is bijna onuitstaanbaar als Hij het woord haten in de mond neemt. Maar eigenlijk is zijn bedoeling om ons erop te wijzen dat al wat menselijk is, ook de goede zaken, ook de waardevolle relaties, hun ware betekenis en waarde maar echt krijgen vanuit de eerste, fundamentele keuze voor het Rijk van God. Als we die keuze maken, krijgen alle andere echte waarden hun waarde. Jezus weekt ons niet los van onze menselijke banden, Hij geeft ze een diepere betekenis door ze te funderen in de absolute, de diepste grond van alles: God en zijn Rijk. Eens dat we echt voor God, voor Jezus kiezen, krijgen al onze goede relaties hun juiste plaats en ontvangen ze vanuit onze relatie met God ook hun juiste invulling en opwaardering. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


22ste ZONDAG DOOR HET JAAR

Nederigheid

Sir., 3, 17-18. 20. 28-29 De Heer wordt vereerd door de nederigen / Ps. 68 (67) 4-5ac, 6-7ab, 10-11 Heer, uw kudde heeft zijn rustplaats ge­vonden, die Gij in uw goedheid voor haar hadt bereid / Hebr., 12, 18-19. 22-24a Genaderd tot de stad van de hemelse koning / Joh., 1, 14 en 12b  Alleluia. Het woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond.  Aan allen die Hem aanvaardden gaf Hij het vermogen om kinderen van God te worden. Alleluja / Lc., 14, 1. 7-14 Wie zich vernedert zal verheven worden


De kerk stelt ons vandaag lezingen voor die niet zo prettig zijn om te horen, althans niet wanneer we van onszelf een groot gedacht hebben. Het gaat voornamelijk over de nederigheid. Niet zo’n aantrekkelijke deugd. Wij zijn liever in aanzien, we hebben liefst dat de mensen met respect over ons spreken. Misschien is dat wel heel menselijk. Maar zowel in het Boek Jezus Sirach als in het evangelie wordt ons gezegd dat we bescheiden moeten zijn. Niet altijd de eerste plaats opeisen, ons beter achten dan anderen. En vooral in de relatie tot God ons nederig opstellen. Geen beroep doen op onze eigenschappen, op onze goede daden, maar dankbaar zijn voor de goede gaven die de Heer ons heeft geschonken.

God heeft een voorkeur voor mensen die het moeilijk hebben en Hij zal hen vergoeden voor het harde bestaan: “Voor wezen een vader, voor weduwen een steun is God in zijn heilige woning. Verwaarloosden geeft Hij een eigen huis, gevangenen vrijheid en voorspoed.”

Jezus geeft in het evangelie een vermaning aan wie zich verheffen boven anderen; ze kunnen maar beter voorbereid zijn op een diepe vernedering.

Jezus leert ons nog iets anders. Onze omgang met medemensen is vaak niet zonder eigenbelang. We nodigen mensen uit van wie wij dan verwachten dat ze ons in de plaats ook positief gaan behandelen. Het is zo menselijk. Jezus nodigt uit tot een ommekeer. Om het in zijn woorden te zeggen: “Maar als ge een gastmaal geeft, nodig dan armen, gebrekkigen, kreupelen en blinden uit. Gelukkig zult ge zijn omdat zij het u niet kunnen vergelden. Het zal u vergolden worden bij de opstanding van de rechtvaardigen.” Hier gaat het om twee zaken: enerzijds dat we aan wie het moeilijk heeft in het leven, evenveel en meer aandacht moeten besteden dan aan wie invloedrijk is of van wie we meer kunnen verwachten als wederdienst.

Maar Jezus zegt, als het ware tussendoor, nog iets meer. Die armen en noodlijdenden zullen het u niet kunnen vergelden. Het zal u vergolden worden bij de opstanding van de rechtvaardigen. Jezus trekt ons zich open. Hij wijst er ons op dat onze daden moeten gezien worden in het licht van de eeuwigheid. Dit is misschien een ouderwetse gedachte, dat beroep op de eeuwigheid, waardoor het aardse bestaan schijnbaar wat minderwaardig zou gedacht worden. Het is echter een diep-christelijk en diep-evangelisch zicht op ons aardse bestaan. Wij moeten dat blijven koesteren als doorgang naar de eeuwigheid. Zo krijgt ons leven ook diepgang, eeuwigheidswaarde. Wij mogen onszelf niet wijsmaken dat de realiteit beperkt is tot het materiële, het zichtbare, het enig belangrijke  in de ogen van de mensen. Laten wij onze blik verruimen, zoals Jezus, en onze relatie tot God altijd mee betrekken in ons leven hier op aarde. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


20ste ZONDAG D00R HET JAAR

Vuur ben ik komen brengen

 

Jer., 38, 4-6. 8-10 Lot van profeet Jeremia / Ps.40 (39) 2, 3, 4, 18 Heer, kom haastig mij te hulp / Hebr., 12, 1-4 Zie naar Jezus / Hand. 16 14b Alleluia, Maak ons hart ontvankelijk, Heer, opdat wij de woorden van uw Zoon zouden begrijpen, Alleluja / Lc., 12, 49-53 Vuur op aarde


Het leven van een christen is niet altijd gemakkelijk. Jezus had ons dat ook niet beloofd. Als je ziet hoe in de eerste lezing met de profeet Jeremia gesold wordt is het wel duidelijk dat mensen die van Godswege gezonden worden het niet altijd onder de markt hebben. Daarom klinkt de tussenzang zo sterk door als een smeekbede tot God: “Heer, kom haastig mij te hulp”.

De brief aan de Hebreeën heeft ook goed begrepen dat het christelijk leven midden een andersdenkende wereld niet vanzelfsprekend is. Hij roept zijn mensen op om op te zien naar Jezus die ook allerlei tegenkanting gekend heeft. “In plaats van de vreugde die Hem toekwam heeft Hij een kruis op zich genomen en Hij heeft de schande niet geteld”. Maar De brief aan de Hebreeën voegt er aan toe: “nu zit Hij aan de rechterzijde van Gods troon” en hij zegt dat de miserie die zijn christenen ondervinden niet te vergelijken is met wat Jezus heeft doorstaan. “Uw strijd tegen de zonde heeft u nog geen bloed gekost”, lezen we.

Jezus had het trouwens ook voorspeld dat Hij niet de vrede is komen brengen maar verdeeldheid. Dat lijkt op het eerste zicht verwonderlijk. Jezus en verdeeldheid ? Maar de keuze voor Jezus en voor een leven volgens zijn evangelie, stoot mensen soms af, ook in eigen familie, en zo ontstaat er wel eens een breuk. Het christelijk geloof wordt, zeker vandaag, niet erg getolereerd.

Men komt er tegen in opstand. Het wordt voor ouderwets gehouden, niet aangepast aan deze tijd. En men wordt dan wel eens belachelijk gemaakt, gekleineerd, omdat men zich als christen laat kennen. Zo staan we dus niet ver af van wat de profeet Jeremia overkwam, wat Jezus is overkomen en wat De brief aan de Hebreeën aan zijn christenen duidelijk maakt. Jezus voelde zich verplicht om zijn Blij Nieuws te brengen dat God van de mensen houdt, van ieder mens en dat mensen geroepen zijn om ook oprecht van elkaar te houden. Jezus was zo aangegrepen door dat Goede Nieuws, dat het als een vuur in Hem brandde en dat Hij op aarde wou verspreiden: “Vuur ben Ik op aarde komen brengen, en hoe verlang Ik dat het reeds oplaait!”. Maar dat Blij Nieuws kreeg tegenkanting en krijgt ook vandaag heel wat negatieve reacties. Wij moeten daar niet verwonderd over staan. Wij moeten, zoals het in de Hebreeënbrief klinkt: “vastberaden de wedstrijd lopen waarvoor we ons hebben ingeschreven”. En daarom moeten wij opzien naar Jezus, die doorheen beproevingen het einddoel heeft bereikt.

Voor onszelf betekent het dat wij hulpmiddelen moeten zoeken die ons in ons geloof versterken, en dat we op de eerste plaats dan ook Gods hulp mogen afsmeken, zoals in psalm 40 die we vandaag hoorden.

“Met groot vertrouwen heb ik op de Heer gehoopt,

Hij heeft zich tot mij neergebogen, mijn geroep verhoord.

Hij heeft mij opgetrokken uit de valkuil, uit de modderpoel,

Hij gaf mijn voeten vaste grond, mijn schreden kracht…

Al ben ik ook ellendig en armoedig,

toch weet ik dat de Heer zorg voor mij draagt.

Mijn helper zijt Gij toch en mijn bevrijder,

mijn God, blijf dan niet talmen.”

Het is geen teken van zwakheid wanneer wij tot de Heer roepen, of bidden om kracht tegen de zwakheid van eigen wil en tegen alle tegenkanting die we ondervinden van mensen en instellingen. Het is integendeel het besef dat Jezus Blijde Boodschap noodzakelijkerwijze tegenspraak ondervindt. Maar opzien naar Hem in gebed, door het overwegen van zijn woorden en door de ontmoeting met Hem in de Eucharistie zijn een garantie stand te houden of, zoals Jezus zegt, om de wereld te overwinnen. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


19de ZONDAG DOOR HET JAAR

Eeuwige waarden

Wijsh., 18, 6-9 De vervulling van de beloften /  Ps. 33 (32) 1 en 12, 18-19, 20 en 22 Zalig het volk dat de Heer heeft als God, de natie door Hem tot zijn erfdeel geko­zen / Hebr., 11, 1-2. 8-19 of 11, 1-2. 8-12 Het geloof is een vaste grond van wat wij hopen / Lc., 19, 38 Alleluia. Gezegend de koning die komt, in de naam des Heren! Vrede in de hemel en eer in den hoge. Alleluja / Lc., 12, 32-48 of 35-40 wakende dienaars  


We worden vandaag in de liturgie weer opgeroepen om waakzaam te zijn en uit te zien naar wat God voor ons in petto heeft. De liturgie verwijst ons naar het oude Godsvolk dat zich gereed gemaakt had in de nacht van de Uittocht uit Egypte. De bevrijding was hun vooraf aangekondigd en vol vreugde verwachtten ze de vervulling van de beloften. We kunnen ons inbeelden hoezeer die mensen erop uit waren om eindelijk uit het slavenhuis Egypte te vertrekken. De ouderen onder ons herinneren zich ongetwijfeld nog de dagen vóór de eigenlijke bevrijding, hoe mensen kleurige linten reeds gereed liggen had om de ramen en deuren te versieren.

Een dergelijke gespannen verwachting komt naar voor in de Brief aan de Hebreeën waar men zegt: “Het geloof is een vaste grond van wat wij hopen, het overtuigt ons van de werkelijkheid van onzichtbare dingen.” In die brief worden dan verscheidene mensen uit het Oude Testament vermeld die in volle vertrouwen op God hun weg door het leven zijn gegaan. Zij hebben zichzelf vreemdelingen en passanten op aarde genoemd. “Wie zo spreken, geven duidelijk te kennen dat zij op zoek zijn naar een vaderland. Hadden zij heimwee gehad naar het land van hun her­komst dan hadden zij gemakkelijk kunnen terugkeren, maar hun verlangen ging uit naar een beter vaderland, het hemelse.” Welnu daar sluit ook het evangelie bij aan waar Jezus zegt: “verschaft u geldbeurzen die niet verslijten, en verwerft een onuitputtelijke schat in de hemel, waar geen dief komt en geen mot hem bederft. Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.” Jezus maakt reclame voor het Koninkrijk van God dat de Vader ons wil geven. Maar dan moeten wij erop toezien dat we onze zekerheid niet al te veel gaan zoeken in geld en bezit, want dan kan het gemakkelijk gebeuren dat we niets meer verwachten van God, aangezien we onze toekomst reeds verzekerd denken te hebben door ons spaarboekje (dat veel van zijn glans verloren is) of voor andersoortige beleggingen.

Ik weet wel wat de ongelovige wereld ons zal verwijten: ‘de gelovigen nemen deze wereld niet ernstig en vinden dan maar een hemel uit waar alles beter zou zijn.’ Niets is minder waar! Een christen zet zich zoveel mogelijk in voor een betere wereld, voor liefde en verstandhouding tussen mensen, voor de zorg voor zijn gezin, voor vrede, voor een leefbare aarde… Maar tegelijk ziet hij die actieve inzet als  een opdracht die God ons toevertrouwt.  Die christelijke motivatie, namelijk ons leven en ons werk hier op aarde te zien als een opgave die God ons toevertrouwt ligt helemaal in de richting van het uitzien naar een betere wereld, naar een toekomst waar Jezus zijn leven voor heeft gegeven. Een toekomst waarin alles tot voltooiing komt, ook onze inzet voor mens en wereld. Wij blijven geloven dat we doorheen ons werken hier op aarde op weg zijn naar ons vaderland dat Jezus ons heeft voorzegd. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


18de ZONDAG DOOR HET JAAR

Dwaasheid van deze wereld

 

Pred., 1, 2; 2, 21-23 IJdelheid der ijdelheden / Ps. 95 (94) 1-2 6-7. 8-9  Luistert heden naar Gods stem: Weest niet halsstarrig zoals weleer / Kol., 3, 1-5. 9-11 Zint op het hemelse / Joh. 15, 15b Alleluia. Ik heb u vrienden genoemd, zegt de Heer, want Ik heb u alles meegedeeld wat Ik van de Vader heb gehoord. Alleluja / Lc., 12, 13-21 Dwaze rijke


Het zijn geen plezierige lezingen vandaag. We zitten zowat halverwege de zondagen door het Jaar (C), vakantietijd,  en we worden met onze neus op het voorbijgaande van deze wereld gedrukt. De woorden die ons vandaag treffen zijn deze uit het Oude Testament : Alles is ijdelheid, de moeite niet waard om erbij stil te staan. Er gebeurt dit, er gebeurt dàt, maar het gaat allemaal voorbij en het heeft allemaal weinig zin. In het evangelie krijgt een vooruitziende man, een succesvolle zakenman het woord ‘dwaas’ aangesmeerd. Daar bovenop vermaant ons de brief aan de christenen van Kolosse om op het hemelse te zinnen en niet op het aardse.

Niet plezierig toch als blijde boodschap?  Of juist wél? Als christenen hebben wij, zoals jet Jodendom en de Islam, een zicht op de werkelijkheid dat nogal afwijkt van wat niet-gelovigen aannemen. Als christenen bouwen wij ons geloof op de verrijzenis van Christus en op zijn verkondiging, het evangelie, de Blijde Boodschap. De kern daarvan is dat God liefde is, en dat Hij zijn mensen niet laat vallen als eendagsvliegen. Hij houdt van ons en blijft ons in leven houden. Dat is het geloof van de christen, gebaseerd op Jezus, dat ons vaderland in de hemel is. Hiermee bedoelen wij, dat ons leven hier op aarde tijdelijk is, maar, dat wij geroepen zijn om te blijven bestaan. Dàt is de hoop die in ons leeft en die ons leven hier mag beïnvloeden.

Want vanuit dat geloof en die hoop op eeuwig leven, gaan wij anders leven en hebben wij een ander zicht  op het leven dan mensen die die hoop niet hebben. En dan begrijpen wij ook beter wanneer het Oude Testament nogal negatief zegt dat alles ijdelheid is, dat alles weinig zin heeft. Wij mogen dit zo verstaan dat in vergelijking met de eeuwigheid ons bezig zijn hier op aarde, en vooral het opstapelen van bezit, het pochen op je relaties en succes, geen blijvende waarde hebben.

Daarom klinkt het woord van Jezus in die parabel vrij streng tot die man die meende dat hij zijn schaapjes op het droge had. ‘Dwaas’. ‘Nog deze nacht is je leven ten einde en voor wie zijn dan al die voorzieningen’?. Jezus voegt er dan aan toe: “Zo gaat het met iemand die schatten vergaart voor zichzelf, maar niet rijk is bij God.”

In psalm 90 klinkt het zó: Leer ons onze dagen naar waarde te schatten

en zo te komen tot wijsheid van hart.” Voor een christen heeft dit een nog diepere betekenis. Wanneer wij geld en bezit en succes wat relativeren is het juist omdat wij het geloof bezitten dat God een veel mooiere toekomst voor ons heeft, dan alle wat de aarde ons te bieden heeft. Dit betekent niet dat onze doortocht hier op aarde zonder betekenis is: Bij ons omgaan met de aarde, bij ons dagelijks bezig zijn in het gezin en op het werk, gaan wij ons zo goed mogelijk inzetten voor onze taak, gewoon omdat God dit van ons vraagt. Daarin vindt ons leven zijn uiteindelijke betekenis. En zo krijgt ook ons bezigzijn hier op aarde eeuwigheidswaarde. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


17de ZONDAG DOOR HET JAAR

Wie vraagt, verkrijgt

 

Gen., 18, 20-32 Voorbede van Abraham / Ps. 138 (137) 1-2a, 2bc-3, 6-7ab, 7c-8  Wanneer ik tot U riep hebt gij mij steeds ver­hoord / Kol., 2, 12-14 God heeft u weer levend gemaakt met Christus / Mt., 11.25 Alleluia. Geprezen zijt Gij, Vader van hemel en aarde, omdat gij de geheimen van het koninkrijk aan de kinderen geopenbaard hebt. Alleluja / Lc., 11, 1-13 Het Onze Vader


Als mensen zijn wij afhankelijk van elkaar, we hebben elkaar nodig. We hebben de bakker nodig, de tandarts, de dokter… We hebben familie en vrienden nodig om als mens te kunnen leven en gelukkig zijn. En als we iets nodig hebben, kunnen wij het vragen aan die of die. Het mooie van de zaak is wel dat we ook iets kunnen vragen voor anderen. Ouders zijn wàt blij dat ze de dokter kunnen laten komen voor hun ziek kind…

Vandaag spreken de eerste lezing én het evangelie over het vragen aan God. Het smeekgebed. In het boek Genesis hoorden we hoe Abraham en beste spreekt voor de steden Sodom en Gomarra; en God laat hem maar afbieden. Dat voorbedegebed van een rechtvaardig mens, was wel heel welgevallig aan God. En God toonde hoe Hij echt gehoor wilde geven aan dat bidden.

In het evangelie leert God aan zijn volgelingen het Onze Vader. Een oneindig diepzinnig gebed dat in het eerste deel vooral de kinderlijke gezindheid van de gelovige toont die God wil geloofd zien in de wereld, dat zijn Koninkrijk mag komen en zijn wil mag geschieden op aarde.

Maar dan komen de vragen. En als we echt God zijn toegewijd, in een kinderlijke genegenheid mogen wij met vertrouwen bidden dat wij vandaag genoeg zouden hebben om als mens te kunnen leven. Wij bidden ook om vergeving en dat we niet boven onze krachten zouden beproefd worden en niet tot geloofsafval zouden komen. Maar zegt Jezus tussendoor dat wij ook aan onze medemensen vergeving moeten schenken.

Jezus leert ons dan dat wij als ambetante maar vertrouwvolle kinderen onze vragen aan God kenbaar mogen maken, met aandrang, met vertrouwen, niet opgeven. Ik zou zeggen bidden met de zekerheid dat God vroeg of laat ons gebed wil verhoren. Laten wij ook zien hoe God langs allerlei wegen onze vraag tegemoet komt.  Soms op een heel eenvoudige wijze, langs heel eenvoudige wegen.

Tenslotte voegt Jezus er nog aan toe dat God ons er nog iets bovenop wil geven: zijn heilige Geest. Die ons helpt om als Gods kinderen te leven, in vertrouwen op God, in liefde voor onze medemensen, in liefde voor Gods woord dat Hij ons leert verstaan.  Laten wij vandaag het voornemen maken om God wat tijd af te staan om met Hem te spreken, in eenvoud, over alles wat ons bezighoudt en in groot vertrouwen dat Hij in al onze noden wil voorzien, meer dan een vader en moeder voor hun kinderen. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


16de ZONDAG DOOR HET JAAR

God onthalen

 

Gen., 18, 1-l0a Gastvrijheid van Abraham / Ps. 15 (14), 2-3ab, 3cd-4ab, 5 Heer, wie mag te gast zijn in uw tent? / Kol., 1, 24-28 Christus in u / Ef., 1, 17-18 Alleluja Moge de Vader van onze Heer Jezus Christus ons innerlijk oog verlichten, om te zien hoe groot de hoop is waartoe Hij ons roept. Alleluja / Lc., 10, 38-42 Te gast bij Marta en Maria


In de eerste lezing hoorden we het verhaal van de gastvrijheid van Abraham. Hoe hij drie voorbijgangers bij hem uitnodigt en hen een lekkere maaltijd voorzet. Achteraf blijkt dat hij God zelf had onthaald. In het evangelie gaat het dan over Jezus die te gast is bij Marta en Maria, de zussen van Lazarus.

In de brief aan de Hebreeën klinkt het zo: “vergeet de gastvrijheid niet; door haar hebben sommigen zonder het te weten engelen onthaald.” (HEBR.13,2) Sommigen zeggen wel eens, moet het in de kerk altijd gaan over de naastenliefde? Maar dat is nu eenmaal een deugd waardoor we het meest op God gelijken, naar wiens beeld we tenslotte toch geschapen zijn. In beide verhalen gaat het echter over het onthalen van God. Dat lijkt ons op het eerste zich wel wat eigenaardig. Je ziet God niet en … hoe kun je hem dan onthalen? Op heel wat manieren! Mag God ons leven wel binnenkomen? Staan wij Hem toe een woordje mee te praten? Staan we Hem toe om een deel van onze tijd in beslag te nemen? Met andere woorden: maken we wel eens tijd om met Hem te spreken in het gebed? En luisteren we naar Hem wanneer Hij ons uitnodigt om dit of dat te doen? Hij spreekt immers tot ons langs ons geweten, waardoor Hij ons leiden wil naar het goede, de weg naar het echte geluk van onszelf en anderen.  

Het is in feite beschamend om die vragen te stellen. Nochtans houden wij God vaak buiten ons eigenlijke leven en daardoor sluiten wij ons af van heel wat innerlijke vrede en vreugde. Want het is gewoon onzinnig God buiten te houden. Zonder Hem zouden wij er niet zijn en zouden wij ophouden te bestaan. Hij is de oorsprong van ons leven.

En Jezus is de oorsprong van ons heil. Hij zei van zichzelf: Ik ben de weg, de waarheid, het leven. Ik ben de weg naar het echte leven, de ware vreugde. Als we zijn geboden onderhouden zal zijn vreugde in ons zijn en zal onze vreugde volkomen worden, zo belooft Jezus. (JOH.15,9-11)

Het is dan ook van belang dat we tijd maken voor Hem en plaats maken om niet voortdurend onze eigen goesting te doen maar te luisteren naar wat Hij ons aanwijst als waardevol en als weg naar het echte geluk.

In het evangelie leert Jezus ons nog iets belangrijks wanneer we er willen zijn voor onze medemens. Jezus wijst er op dat het niet enkel erop aan komt om mensen te voorzien van eten en drinken, maar vooral van het tijd maken en de ander als persoon te onthalen. Misschien is dat ook wel iets waarvan we ons meer bewust moeten worden in onze omgang met onze medemensen en mensen in nood.

God onthalen in ons leven, onze medemensen ook een plaats geven in ons leven. Het zijn gelijklopende opgaven zoals Jezus ooit zei: Wat ge aan de geringste van mijn broeders hebt gedaan, dat hebt ge aan Mij gedaan. Laten wij gastvrije mensen zijn, gastvrij voor God, gastvrij voor de mensen die God op onze weg plaatst. (Ben Van Vossel 2019).


NAAR INHOUD     NAAR TOP


15de ZONDAG DOOR HET JAAR

Gebod van de Liefde

Deut., 30, 10- 14 Gods geboden volbrengen / Ps. 69 (68) 14 en 17, 30-31, 33-34, 36ab en 37 Ziet toe, geringen, en weest ver­heugd, schept moed, gij allen die God zoekt / Kol., 1, 15-20 In Jezus is alles verzoend / Joh.. 14 23 Alleluia. Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhou­den; mijn Vader zal hem liefhebben en wij zullen tot hem komen. Alleluja / Lc., 10, 25-37 Barmhartige Samaritaan


In de eerste lezing zegt Mozes tot het volk: “De geboden die Ik u heden geef, zijn niet te zwaar voor u en ze liggen niet buiten uw bereik; in feite kent ge ze en ze liggen in uw hart; ge kunt ze dus volbrengen.” Ik sta er soms versteld van hoezeer mensen ook vandaag geraakt worden door de nood van medemensen en hoezeer er hulp wordt geboden. We hebben soms de indruk, en we zeggen het wel eens dat er zo weinig aandacht is voor anderen. Maar dan is er weer een actie voor een of ander goed doel, en dan sta je verwonderd over de hulp die massaal geboden wordt.

Hiermee gaan we onszelf en onze medeburgers nog niet heilig verklaren. Maar je voelt toch aan dat er iets van de Joods-christelijke inspiratie van hulp aan mensen in nood nog altijd levend is, niettegenstaande het vele egoïsme en soms de hardheid die ook wel aanwezig zijn in onze samenleving en in de wereld.

In de tussenzang zegt Jezus het ons met aandringen: “Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhou­den; mijn Vader zal hem liefhebben en wij zullen tot hem komen.”

En zo komen we dan bij de mooie parabel die Jezus ons vandaag voorhoudt, de parabel van de barmhartige Samaritaan. Het volstaat niet de Bijbel uit het hoofd te kennen, het volstaat niet dienst te verrichten in de tempel en er lange gebeden te verrichten. Dan nog liever een Samaritaan, iemand de niet al de voorschriften van de Joodse wet onderhoudt, maar die wel het voornaamste gebod beleeft: de hulp aan de medemens in nood, van welke godsdienst en overtuiging hij dan ook is. De concrete invulling van dit gebod van de naastenliefde kan van situatie tot situatie verschillen; maar we moeten het wezenlijke in het oog blijven houden. Als dezer dagen een vrouwelijke kapitein gevangen gezet wordt en een zware boete krijgt omdat ze met haar schip een paar drenkelingen aan boord heeft genomen en ze overgebracht heeft naar Lampedusa, dan komt daar veel reactie op. Ik weet wel, er moeten wetten zijn en die moeten nageleefd worden, maar er moet ook altijd aandacht blijven voor concrete noodsituaties.

Tenslotte, vrienden, richt Jezus zijn woord in deze parabel op de eerste plaats tot ons: onze parochie, onze sociale of politieke beweging, ons gezin, onszelf. Wat komt er naar ons toe als oproep, naar ons persoonlijk? Hoe gaan wij dat voorbeeld van de barmhartige Samaritaan een invulling geven in ons persoonlijk leven en ons gezinsleven. De aandacht voor elkaar, de aandacht voor ieder mens in nood.

Het vraagt dat we wat afstand nemen van onze eigen bezigheden en verlangens, onze eigen zorgen, en ons wat meer gaan afvragen of er rond ons geen mensen zijn die echt wel nood hebben aan wat aandacht, aan een deeltje van onze tijd en bekommernis. God heeft dat gebod van de naastenliefde in ons hart ingeschreven, laten wij het wat activeren en zo op God gelijken die in Jezus als een barmhartige Samaritaan ons met alle hulp nabij is gekomen. (Ben Van Vossel 2019)



14de ZONDAG DOOR HET JAAR

Arbeiders zijn er weinig

 

Jes., 66, 10- 14c Zoals een moeder zal Ik u troosten / Ps. 66 (65) 1-3a, 4-5, 6-7a, 16 en 20 Jubelt voor God, alle landen der aarde / Gal., 6, 14-18 Roemen in het kruis van de Heer / Joh.. 14. 6  Ik ben de weg, de waarheid en het leven, zegt de Heer. Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij. Alleluja / Lc., 10, 1-12. 17-20 of 10, 1-9 nood aan arbeiders in de oogst


De profeet Jesaja voorzegt dat Jeruzalem echt in vrede zal kunnen leven en dat allen die verstrooid werden zullen weerkeren. Daarom is de tussenzang ook echt een vreugdelied om alles wat God doet voor zijn volk. Ook wij mogen wel eens meer God danken voor alles wat Hij voor ons doet. Overigens zegt Paulus in zijn brief aan de Galaten God niet enkel heil brengt over het Joodse volk, maar over allen die echt tot geloof komen dat God heil gebracht heeft door Jezus Christus aan de hele mensheid. Jezus zegt van zichzelf dat Hij de weg, de waarheid en het leven is. En daarom zendt Hij de 72 voor Hem uit om de mensen voor te bereiden op het Blijde Nieuws. Hij zegt hen dat de oogst groot is, maar dat er weinig arbeiders zijn om te oogsten.

Dit woord moet ook onze harten raken. Ook in onze tijd is er nood aan het blijde nieuws van het evangelie, het Blijde Nieuws dat God van de mensen houdt en met hen begaan is. Ook vandaag zien we hoezeer mensen nood hebben aan de boodschap dat het leven meer is dan wat bezit en comfort, dat we niet geroepen zijn om hier enige tijd rond te lopen en dan te verdwijnen voor altijd en wat onpersoonlijk sterrenstof te worden. Van die christelijke hop moeten wij getuigen door onze manier van leven én door ook door ons woord te getuigen als het erop aankomt. Die 72 die door Jezus worden uitgezonden om Hem vooral te gaan, dat zijn wij, u en ik. Wij moeten die opdracht blij aanvaarden en invullen. De Heer zal ons wel tonen hoe en in welke omstandigheden we dat kunnen doen. In het begin van het christendom waren er mensen, gewone mensen, die zich gezonden voelden door de Heer. Er was bijvoorbeeld dat Joodse echtpaar, Aquila en Priscilla. Samen met de meeste Joden werden ze buitengezet uit Rome door keizer Claudius. Zij ontmoeten de apostel Paulus en nemen hem op in hun huis en samen met Hem oefenen zij hun ambacht van tentenmaker verder uit. Met Paulus reizen ze naar Efese en blijven daar wonen terwijl Paulus verder doorreist. In hun huis vergadert een christengemeenschap, in een tijd dat er nog geen kerken waren. Wanneer in hun synagoge, want ze waren gelovige Joden een pasbekeerde christen komt spreken over Jezus, nemen ze hem bij afloop van de gebedssamenkomst mee naar hun huis en ze leren Hem beter het christelijk geloof kennen. Gewone mensen die hun gezin en hun huis in dienst stelden van de Heer. Wij moeten ons afvragen hoe wij kunnen getuigen of mensen de smaak geven van het christelijk geloof. De heilige Geest heeft ons aangeraakt bij ons doopsel en vormsel om op een goede manier te getuigen in ons eigen gezin, in onze buurt. Vragen wij dat Hij ons zou tonen hoe ook wij werkzaam kunnen zijn in de oogst die ook in onze streken rijp is om in te gaan werken. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


13de ZONDAG DOOR HET JAAR

Vereisten om Jezus te volgen

 

1 Kon., 19, 16b. 19-21 Roeping van Elisa / Ps. 16 (15) 1-2a en 5, 7-8, 9-10, 11 De Heer is mijn erfdeel / Gal., 5, 1 13-18 Geroepen om vrije mensen te zijn / Joh. 10 27 Alleluia. Mijn schapen luisteren naar mijn stem, zegt de Heer, en Ik ken ze en zij volgen Mij. Alleluja / Lc 9 51-62 Vereisten om Jezus te volgen


Misschien hebt u ooit de ervaring gehad dat men u niet zag staan, dat men u niet nodig had, dat u er precies niet bijhoorde… Van God kan je dat echter nooit denken. Die weet u wonen, die denkt altijd aan u, die heeft het altijd goed met u voor. En het is zoals in die mooie psalm 23:

De Heer is mijn herder, niets kom ik tekort

Hij laat mij weiden op groene velden.

Hij brengt mij aan water, waar ik kan rusten,

Hij geeft mij weer frisse moed.

Mijn schreden leidt Hij langs rechte paden…

God is met u begaan, voortdurend. God roept u ook voortdurend op om de weg van het echte leven te kiezen, omdat Hij bezorgd is om u.  Vandaag horen we in de eerste lezing hoe Elisa, een landbouwer, geroepen wordt om de profeet Elia op te volgen. Zo roept God ieder van ons om een taak op zich te nemen. Een taak, een levensroeping in het gezin, in de kerk, in het maatschappelijk leven, een taak die verbonden is met ons persoonlijk leven, een vertrouwenstaak, een taak die het geluk beoogt van onszelf en ook van de mensen naar wie de Heer ons zendt.

In zijn brief aan de christenen van Galatië, die zich wel eens lieten afleiden van het echte geloof, schrijft Paulus dat wij tot vrijheid geroepen zijn. Maar dan de echte vrijheid, geen erop los leven en uw zelfzucht volgen. Dat is niet de weg naar het echte geluk. Je moet doen waar de heilige Geest u toe uitnodigt.  Hij toont u de weg naar het leven, naar het leven dat echte toekomst heeft in de ogen van God.

Soms zijn we goed gezind en willen we de weg van God wel volgen. Maar met louter oppervlakkig en voorbijgaand enthousiasme komen we er niet. Het leven in Jezus’ spoor kost wel degelijk iets, het vraagt inspanning, het vraagt trouw, standvastigheid. Daarom duwt Jezus de mensen die Hem willen volgen met hun neus op de rouwe werkelijkheid. Leven als christen is geen leven van luxe en gemakzucht. “Ik heb zelfs geen steen om mijn hoofd op te laten rusten”, zegt Jezus met wat oosterse overdrijving. En christen zijn vraagt ook dat we niet terugkeren naar ons vertrouwde milieu dat misschien niet geschikt was om echt als gelovige te leven. Het vraagt ook grote trouw. Jezus zegt het met een beeld uit het boerenleven: “Wie de hand aan de ploeg slaat maar omziet naar wat achter hem ligt, is ongeschikt voor het Rijk Gods.” Jezus gebruikt nogal radicale taal. Zelf is Hij immers besloten om naar Jeruzalem te gaan waar Hij zal worden gearresteerd en gedood. Daarom vraagt Hij ook van zijn volgelingen een radicale keuze en grote trouw. Misschien vinden wij het soms ook wel eens moeilijk om radicaal christen te zijn. Maar ook dàn moeten wij niet denken dat wij er alleen voor staan. Het is zoals in die psalm die ik hierboven al citeerde:

Al voert mijn weg door donkere kloven,

ik vrees geen onheil waar Gij mij leidt.

Uw stok en uw herdersstaf

geven mij moed en vertrouwen.-

Als het leven als christen ons zwaar valt kunnen wij spreken met bevriende christenen, maar we mogen ook rechtstreeks met God praten en Hem vragen om ons toe te rusten met kracht en volharding. Hij laat ons nooit alleen. (Ben Van Vossel 2019)



NAAR INHOUD     NAAR TOP


12de ZONDAG DOOR HET JAAR

Wie zegt gij dat IK ben ?


 Zach., 12, 10-11 Zij zullen opzien naar Hem die zij doorstoken hebben / Ps. 63 (62) 2, 3-4, 5-6, 8-9 Naar U dorst mijn ziel, Heer, en hunkert mijn hart / Gal., 3, 26-29 Gij zijt allen kinderen van God door het geloof in Christus Jezus / Lc., 19, 38 Alleluia. Gezegend de koning die komt, in de naam des Heren ! Vrede in de hemel en eer in den hoge. Alleluja /  Lc., 9, 18-24 Wie zegt gij dat Ik ben




In het evangelie van vandaag stelt Jezus die opvallende vraag aan zijn apostelen: En gij, wie zegt Gij dat Ik ben? Het is een vraag die Jezus vandaag ook tot ons richt: En gij, wie zegt gij dat Ik ben? Hij vraagt dit niet om te vernemen wat een hoog gedacht gij well hebt van Hem, of om te horen zeggen hoe onmisbaar we Hem wel vinden. Hij vraagt het opdat wij eens zouden nadenken over wie Hij voor ons is, en opdat we zouden inzien dat we zonder Hem nergens staan. Dit lijkt een radicale uitspraak. Maar het is gewoon een christelijke vaststelling, een vaststelling vanuit ons geloof. Zonder Jezus staan we nergens. Zonder Hem is er voor de mensheid geen verlossing, is er geen openheid op eeuwigdurend heil. Zonder Hem komt de heilige Geest niet als een kracht in ons leven en zullen wij ervaren hoe moeilijk het is om het spoor van Jezus te volgen.

Wij moeten opzien naar Hem die doorstoken is voor ons heil. Door Hem zijn wij kinderen van God, schrijft Paulus aan zijn christenen van Galatië. Daarom baden wij in de tussenzang: Naar U dorst mijn ziel en hunkert mijn hart, als dorre akkers naar regen. Sedert vorig jaar weten we wat dorre akkers zijn, hoe die grotendeels onvruchtbaar zijn zonder water. Zo is ook ons leven onvruchtbaar zonder de verlossing en heiliging door Jezus. Wie zegt gij dat Ik ben, vraagt Jezus. Petrus antwoordt: Gij zijt de heilige van God, Gij zijt de Messias, de Gezondene van God. Zonder Jezus rust Gods zegen niet op ons, zonder Jezus is ons leven en getuigenis niet vruchtbaar voor de wereld.

Daarom mogen wij aan Jezus antwoorden. Heer, Gij zijt het die mijn leven zinvol en vruchtbaar maakt, voor mezelf en mijn mensen-broeders en -zusters. En daarom moeten wij in contact blijven met Jezus. Door onze dagelijkse gebedstijd, door onze positieve relaties met onze medemensen én door geregeld Hem te ontmoeten in de heilige Eucharistie. Vorige donderdag was het het Feest van het Sacrament van Jezus Lichaam en Bloed. In de Eucharistie horen wij Gods woord en komt Jezus’ kracht in ons door het heilige Voedsel dat wij ontvangen. Door tot de heilige tafel te naderen geven wij aan Jezus te kennen: Heer, Gij hebt woorden van eeuwig leven, Heer Gij zijt het krachtige Voedsel dat leven geeft nu en tot in eeuwigheid. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


FEEST VAN DE H. DRIE-EENHEID - ZONDAG NA PINKSTEREN

Hij is niet ver van ons vandaan

 

Spr., 8, 22-31 De Heer schiep mij voor al het bestaande / Ps., 8, 4-5, 6-7, 8- 9 Heer, onze Heer, hoe ontzagwekkend is uw Naam op aarde! / Rom., 5, 1-5 Gods liefde is in ons hart uitgestort door de heilige Geest / cf. Apok., 1,8  Alleluia. Eer aan de Vader, de Zoon en de heilige Geest, God die is, die was en die komt / Joh., 16, 12-15 Al wat de Vader heeft is het Mijne


We vieren vandaag de heilige Drie-Eenheid, het mysterie van God, Vader, Zoon en heilige Geest. God die geen eenzame God is, maar een mysterie van Liefde, één God in drie Personen. De eerste lezing over de vooraf bestaande, de van eeuwigheid pre-existente Wijsheid, heeft de Kerk gekozen omdat het een illustratie zou kunnen zijn van Gods Zoon, die van eeuwigheid voortkomt uit de Vader. Het Boek der Wijsheid zegt het zo mooi: “toen Hij de fundamenten legde voor de aarde, was ik aan de zijde van de Kunstenaar, en was ik zijn troetelkind, dag voor dag, en speelde ik aldoor voor zijn aangezicht. Ik speelde over het oppervlak van zijn aarde, en het was me een genot bij de mensen te zijn:  In de lezing uit de Romeinenbrief zegt Paulus: “Gods liefde is in ons hart uitgestort door de heilige Geest die ons werd geschonken”. In het Johannesevangelie zegt Jezus: “Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden, mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen” (Joh.14,23).

Met deze woorden komt het mysterie van de Drie-Ene God ons wel heel dicht nabij, Hij komt zelfs in ons wonen, wij zijn tempels van de heilige Drie-Eenheid. Wij moeten God daarom niet te ver gaan zoeken, niet hoog in de lucht, niet ver van ons vandaan. Hij heeft in ons zijn verblijf.

Dit mysterie is zo groot dat we ons maar liever met onze aardse zaken bezig houden. Maar Hij die aan de oorsprong van ons leven staat, Hij die ons in het bestaan heeft geroepen en ons in leven blijft roepen, ook over de dood heen, Hij verblijft in ons. Wij hoeven geen stap te verzetten om met Hem in contact te komen, om met Hem te spreken, om Hem onze noden toe te vertrouwen… Nooit zijn wij alleen.

Iin een van onze liederen zingen wij :  “Zo vriendelijk en teder als het licht, zoals een mantel om mij heen geslagen, zo is mijn God, ik zoek zijn aangezicht…”

Wij mogen dan ook in alle omstandigheden van ons leven, in wel en wee, in vreugde en zelfs als we van God zijn weggedreven… altijd mogen wij Hem terugvinden en met Hem in contact treden met lof- en dankgebed, met smeekgebed of gebed om vergeving, gebed om kracht en genezing… God is geen verre God. Hij woont in ons. Maar, weten wij Hem echt wonen? Komen we bij Hem die ons draagt en blijft dragen? Hij is onze enige toekomst, onze enige zekerheid. En, Hij is liefde. Laten wij er ons vandaag opnieuw van bewust worden dat de Drie-Ene God, Vader, Zoon en heilige Geest, geen ver ondoorgrondelijk mysterie is, maar dat  Hij met heel zijn glorie in ons zijn verblijf heeft. Laten wij dit met eerbied en dankbaarheid beleven in ons leven van alledag. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


PINKSTEREN

Nieuw leven in de Geest

Hand.2,1-11 Pinksteren / Psalm 104 Zend Gij uw Geest dan komt er weer leven, dan maakt Gij uw schepping weer nieuw / 1 Kor.12,3b-7.12-13 Allen werden wij gedrenkt met één Geest / Alleluia. Kom heilige Geest, vervul het hart van uw gelovigen en ont­steek in hen het vuur van uw liefde. Alleluja / Joh.20,19-23 Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u


In de eerste lezing tracht Lucas ons een sfeerbeeld te geven van wat er op Pinksteren zo al gebeurde. Hij gebruikt daarvoor allerlei beelden die ons wat moeten helpen om het nieuwe dat de Geest bewerkt te omschrijven. Het samen zijn van de Jezusmensen, het gedruis als van een hevige wind, de vurige tongen boven ieder, het lofgezang op Gods grote daden… Het zijn enige kenmerken van de actie van de heilige Geest.

In feite zijn er nog heel wat meer zaken die het werk zijn van de Geest, toen én nu. Zo zegt de tussenzang uit psalm 104 “Zend Gij uw Geest dan komt er weer leven, dan maakt Gij uw schepping weer nieuw.” De heilige Geest maakt de schepping weer nieuw, net zoals Hij ons leven nieuw kan maken wanneer wij Hem weten te onthalen. Alleen al om Jezus te kunnen erkennen als Heer van alles en Heer van uw leven, moet je de heilige Geest hebben, zo schrijft Paulus aan de Korintiërs: “niemand kan zeggen: "Jezus is de Heer," tenzij door de heilige Geest”.

In het evangelie verschijnt Jezus aan zijn vrienden en toont hun de wonden in zijn handen en zijn zijde opdat ze zouden weten dat Hij het is. En dan zegt Hij: "Vrede zij u. Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u." Na deze woorden blies Hij over hen en zei: "Ontvang de heilige Geest.” Hij zendt zijn vrienden de wereld in om van het Blijde Nieuws te getuigen. Het Blijde Nieuws van Gods liefde voor ieder mens en het Blijde Nieuws dat wij door Jezus levensoffer opnieuw genodigd zijn tot Gods vaderhuis. Voor die zending rust Jezus zijn vrienden toe met de heilige Geest. Hij had hun vroeger al gezegd dat ze in Jeruzalem moest blijven totdat ze uit den hoge kracht zouden ontvangen om zijn getuigen te zijn in Jeruzalem, Judea en Samaria en tot het uiteinde van de wereld.

Sedert ons heilig doopsel en vormsel zijn wij allen gezonden om in deze wereld getuigen te zijn van Gods liefde voor ieder mens en te getuigen van ons geloof in Jezus Christus, te getuigen van wat Hij voor ons betekent en van de kracht en bemoediging die we van Hem hebben ontvangen. Wij moeten daartoe niet heel anders gaan leven dan andere mensen, maar toch moet in ons leven iets te zien zijn van ons geloof in God, ons geloof in een eeuwige toekomst, ons geloof in de nabijheid van Christus…

Dat alles moeten we niet alléén doen. De heilige Geest geeft ons daartoe de vrijmoedigheid, de sterkte, de wijsheid die we daarvoor nodig hebben. Daarom bidt de Kerk dan ook regelmatig: “Kom heilige Geest, vervul het hart van uw gelovigen en ont­steek in hen het vuur van uw liefde.” Die liefde moet ons leven kenmerken want geloof zonder liefde maakt hard, intolerant, blind, sektarisch. Liefde daarentegen maakt onze wereld beter, maakt Hem meer gelijkend op de droom die God erover heeft. “Kom heilige Geest, vervul het hart van uw gelovigen en ont­steek in hen het vuur van uw liefde Vorm ons zo tot ware getuigen van Christus, onze Heer.”


NAAR INHOUD     NAAR TOP


7de ZONDAG VAN PASEN

Opdat zij één zijn

 

Hand., 7, 55-60 Stefanus gestenigd: Heer reken hun deze zonde niet aan / Ps. 97 (96) 1 en 2b, 6 en 7c, 9 De Heer is Koning, Hij is de allerhoogste / Apok., 22, 12-14. 16-17. 20 Ja, Ik kom spoedig / Joh., 14, 18 Alleluia. Ik zal u niet verweesd achterlaten, zegt de Heer, Ik ga, en Ik keer tot u terug, en uw hart zal zich verblijden / Joh., 17, 20-26 Opdat zij één zijn zoals Wij één zijn


De lezingen van vandaag zijn in feite één grote afscheidsrede en tegelijkertijd reeds de belofte van de Wederkomst.  Het heengaan en de terugkeer van de Heer Jezus. Zo zijn we getuige van de marteldood van Stefanus, de eerste martelaar; hij mocht jezus reeds zien in de heerlijkheid; In de tweede lezing horen we de belofte van Jezus dat Hij spoedig zal terugkomen. Het evangelie biedt ons een gedeelte uit de afscheidsrede van Jezus. Bij die tekst willen we even stilstaan. Het is wat men genoemd heeft ‘het hogepriesterlijk gebed’ dat Jezus richt tot de Vader. Hij bid voor zijn apostelen maar, zo zegt Hij “ook voor hen die door hun woord in Mij geloven, opdat zij allen één mogen zijn zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U; dat zij ook in Ons mogen zijn opdat de wereld gelove dat Gij Mij gezonden hebt.”

Hij bidt voor allen die door de prediking van de apostelen in Jezus zullen geloven.

Dat zijn ook wij. Hij vraagt dat wij één zouden zijn, zoals Hij en de Vader één zijn. Het is een gebed dat wij vooral beluisteren tijdens de Bidweek voor de eenheid van de christenen en de eenheid van alle mensen rond Jezus. Voor ons komt het erop aan dat wij eenheid betrachten met de mensen die ons omgeven. Met onze medegelovigen op de eerste plaats. Wij moeten erop letten dat we de verschilpunten die er ook tussen medechristenen bestaan niet zo gaan benadrukken dat we niet meer zien hoezeer we ook op elkaar gelijken door de werking van de heilige Geest, hoeveel zaken wij gemeen hebben. Laten we daar vooral naar kijken en zien wat we samen kunnen doen. Maar we mogen deze tekst uit Jezus’ gebed ook vooral toepassen op ons samen op weg zijn met de mensen uit onze omgeving. Laten we in ons gezin, in onze gezins- en familierelaties, de eenheid bevorderen in onze buurt, in ons werkmidden en onze kennissenkring. Soms is er weinig te beginnen tegen jaloezie en onenigheid, maar van onze kant moet er altijd openheid zijn om de verstandhouding en het wederzijds respect te bevorderen.

Bidden wij om de gezindheid van Jezus: zijn vriendelijkheid, zijn respect voor de mensen als kinderen van God. En waar er de relaties echt stuk zijn, laten wij dan bidden voor die mensen, in plaats van hen alle schuld achterna te dragen. Jezus vindt dat de eenheid tussen christenen een teken is dat Hij de Messias is, rond wie de mensen één moeten worden. Wij mogen als gelovigen meewerken om te getuigen van de vriendelijkheid, de menslievendheid die verwijst naar Jezus als de Gezondene van de Vader. Laten wij ons in deze dagen voor Pinksteren die bezieling in ons hart en ons leven binnenbrengen die getuigt dat wij Jezus’ Blij Nieuws begrepen hebben. (Ben Van Vossel 2019)



NAAR INHOUD     NAAR TOP


6de ZONDAG VAN PASEN


De H. Geest en de Kerk


Hand., 15, 1-2. 22-29 heidenen welkom in de kerk / Ps. 67 (66) 2-3, 5, 6 en 8 Geef dat de volken U eren, o God, dat alle volken U eren. / Apok., 21, 10-14. 22-23 Haar lamp is het Lam / Joh., 14, 23 Alleluia. Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhou­den; mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen. / Joh., 14, 23-29 De heilige Geest zal u alles leren


Jezus heeft zijn activiteit bijna uitsluitend beperkt tot het Joodse volk. Zijn genezingen en verkondiging aan Samaritanen en heidenen waren zeer uitzonderlijk. Na Pasen en vooral na Pinksteren stellen we vast dat er spoedig een verandering plaats grijpt in het optreden van de eerste christenen. Men gaat zich nu ook richten tot niet-Joodse mensen. Dat had onder meer te maken met vervolging door Joodse overheden, denk aan de steniging van de eerste martelaar Stefanus, en ook omdat christelijke verkondigers niet langer welkom waren in de synagogen. Die christelijke missionarissen keren zich dan vooral tot de niet-joodse mensen. Vooral Paulus, maar ook Barnabas en Filippus zien we dat zo doen.

In feite gebeurt dit alles onder de stuwing van de Heilige Geest die Jezus beloofd had. Jezus’ optreden was bijna uitsluitend beperkt tot het Joodse land en de Joodse bevolking, maar nu Hij niet meer tussen hen aanwezig was, heeft Hij de beloofde heilige Geest gezonden om de Kerk verder te leiden. Zo heeft het geloof in Jezus en zijn vreugdevol Nieuws zich over de wereld verbreid. Ook tot op onze dagen, ook in onze streken.

Het is dank zij de heilige Geest dat missionarissen ook onze voorouders hebben geëvangeliseerd. En die heilige Geest leeft ook in ons, sedert ons doopsel en vormsel, en Hij wil ook vanuit ons werken. Dat stelt ook ons voor een taak. Want daaruit volgt dat ook wij ons moeten openstellen voor het werk van de Geest dat voortgang moet vinden. Ook wij zijn geroepen om getuigen te zijn. Het is goed dat we ons daarvan bewust zijn. De vraag is dan natuurlijk wat we moeten doen om ook vandaag, en daar waar we leven, getuigen te zijn van Jezus’ Blijde Boodschap? Paulus in zijn tijd heeft wel overal het Blijde Nieuws verkondigd, maar Hij bleef niet ter plaatse, uitgenomen dan in Antiochië, waar de gelovigen voor het eerst christenen genoemd werden. Maar het Blijde Nieuws werd daarna door gewone christenen verder verteld en hun levenswandel was nog hun grootste getuigenis.

Zou het ook voor ons geen getuigenis zijn wanneer ons leven uitstraalde door vriendelijkheid, behulpzaamheid, aandacht voor de zieken, vergevingsgezindheid… En waarom zouden wij op het juiste moment niet kunnen spreken over wat God in ons leven betekent en waarom wij mensen van hoop zijn, die het nog wel zien zitten in de wereld van vandaag, die niet wanhopen maar leven vanuit hun op God.

Het is aan ieder van ons om te zien hoe het christelijk getuigenis in ons persoonlijk leven en het leven van ons gezin er moet uitzien. Gods Geest wil ons daarbij helpen, want Hij is tenslotte de grote Helper die ons de vrijmoedigheid en de kracht geen om als christenen te leven en te getuigen. Nu Pinksteren naderbij komt moeten we vaak bidden: ‘Kom, heilige Geest’. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


5de ZONDAG VAN PASEN

Het nieuw gebod:

 

Hand., 14, 21-27 Missiereis van Paulus en Barnabas / Ps. 145 (144) 8-9, 10-11, 12-13ab  U wil ik loven, mijn God en Ko­ning, uw Naam verheerlijken voor altijd / Apok., 21, 1-5a  Zie, Ik maak alle nieuw / Joh. 13, 34 Alleluja. Een nieuw gebod geef Ik u, zegt de Heer: gij moet elkaar liefhebben, zoals Ik u heb liefgehad. Alleluja. / Joh., 13. 31-33a. 34-35 Nieuw gebod


Na de ontmoetingen met de verrezen Jezus christus, na de eerste vervolgingen waardoor vele christenen zich verspreidden, ontmoetten we vandaag Sint Paulus en Barnabas die op missietocht zijn gegaan in klein—Azië en die overal ook mensen aanstelden om verantwoordelijkheid te dragen voor de nieuwe christengemeenschappen. Bij hun thuiskomst in Antiochië roepen ze hun thuisgemeenschap samen en vertellen alles wat God met hun medewerking tot stand had gebracht en hoe Hij voor de heidenen de poort van het geloof had geopend. Door hun missiewerk verspreidt het Jezusgeloof zich over een heel deel van de bekende wereld.

Ook wij zijn tot geloof gekomen omdat mensen ons over Jezus en over zijn Blijde Boodschap gesproken hebben en ons in dat geloof zijn voorgegaan. Wat mensen zo aantrok in het christelijk geloof was het besef dat God liefde is en van de mensen houdt. God houdt zich niet ver van ons vandaan, maar is met ieder van ons begaan. En dan is er nog die vreugdevolle boodschap dat ons leven niet geroepen is om zomaar te verdwijnen op een bepaalde dag, maar dat Hij alle tranen van hun ogen zal afwissen en dat de dood niet meer zal zijn; geen rouw, geen geween, geen smart want al het oude is voorbij." God zegt: “Zie, Ik maak alles nieuw." Dit is de waarachtige toepassing van ons Paasgeloof: Jezus is verrezen en wij zullen met Hem verrijzen tot een nieuw en eeuwig leven. Een christen is een mens van hoop ! Daarom hebben we Pasen gevierd in blijdschap. Geloof dat zich uitdrukt in hoop. De hoop is typerend voor het christelijk geloof.

Én de liefde. Een christen mag nooit een fanatieker zijn. Een christen mag een ander niet haten omdat hij anders denkt of zich anders gedraagt. Jezus geeft ons vandaag zijn nieuw gebod, dat trouwens heel wat veeleisender is dan we op het eerste zicht zouden denken.  Hij zegt letterlijk : “Een nieuw gebod geef Ik u: gij moet elkaar liefhebben” Dat is al heel wat, natuurlijk. Maar Jezus voegt er aan toe: “zoals Ik u heb liefgehad, zo moet ook gij elkaar liefhebben.” Hoe Jezus van ons heeft gehouden dat hebben wij in de Goede Week geleerd.  Alles heeft Hij er voor over gehad. Na zijn leven van totale inzet en getuigenis van Gods liefde, heeft Hij zich voor ons gegeven tot in de dood. Liefhebben zoals Jezus betekent een radicale liefde dus die men elke dag probeert op te brengen, liefde die zich ook uit in vergeving schenken, in geduld en verdraagzaamheid, in aandacht schenken aan de nood van medemensen, ook in eigen omgeving.

Die liefde beleven van dag tot dag is voor Jezus een voorwaarde om zijn leerlingen te zijn, het is ook de voorwaarde om als Jezus’ leerlingen herkend te worden. “Hieruit zullen allen kunnen opmaken dat gij mijn leerlingen zijt: als gij de liefde onder elkaar bewaart." Dat is dus de reden waarom mensen zich tot de christelijke gemeenschap aangetrokken voelen. Dat men thuiskomt in een warme gemeenschap, waar je welkom bent, waar vrede en vreugde aanwezig is. Daarom wensen wij voordat we te communie gaan elkaar de vrede van de Heer, de vrede van de verrezen Heer. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


4de ZONDAG VAN PASEN

Een ruime kerk

 

Hand., 13, 14. 43-52 redding tot het einde van de aarde / Ps. 100 (99), 2, 3, 5  Wij zijn zijn kudde en zijn volk. / Apok.,7,9.14b-17 Een menigte die niemand tellen kon / Joh., 10, 14 Alleluia. Ik ben de Goede Herder, zegt de Heer. Ik ken de mijnen en de mijnen kennen Mij. Alleluia. / Joh., 10, 27-30 Mijn schapen luisteren naar mijn stem  


In de tweede lezing, uit het Boek van de Openbaring van Johannes, de zogenaamde Apocalyps horen we een verblijdend nieuws: “Ik, Johannes zag een geweldige menigte, die niemand tellen kon, uit alle rassen en stammen en volken en talen. Zij stonden voor de troon en voor het Lam, gekleed in witte gewaden en met palmtakken in de hand.”

‘Een geweldig grote menigte die niemand tellen kon, uit alle rassen en stammen en volken en talen.’ Gods volk dat voor Gods troon staat en voor Jezus, het Lam. Geen kleine menigte, geen menigte uit alleen maar één bepaald volk, maar een universele verzameling van mensen die door het Lam zijn gemaakt tot Gods eigen volk.  

Hoe is het zover kunnen komen, dat na Jezus komst en zijn al weldoend rondgaan in het Joodse land, enige tijd na zijn dood en verrijzenis, er mensen uit alle stammen en volkeren, in Hem zijn gaan geloven en van Hem hebben getuigd midden een andersdenkende samenleving?

In de tweede lezing hoorden we de aanleiding daartoe. Paulus, een gewezen kerkvervolger heeft zich bekeerd en is samen met Barnabas een overtuigde verkondiger geworden van Jezus en zijn Blijde Boodschap. Ze beginnen hun zending tussen Joden, maar spoedig zijn ze niet meer welkom in de synagogen en ze stellen vast dat men niet openstaat voor het nieuwe dat met Jezus is begonnen, en ook niet voor hun verkondiging dat Jezus de beloofde Messias is, gestorven én verrezen… Dan besluiten de beide zendelingen zich te wenden tot de heidenen, tot niet-Joden, want zij hebben begrepen dat Jezus de verlosser is van alle mensen. Het christendom wordt zo een universele godsdienst, blij nieuws voor alle mensen, ook voor ons.

Jezus had  het ook al laten vermoeden toen Hij zegde dat Hij ook anderen moest weiden die niet tot zijn beperkte schaapstal behoorden. En Petrus had later een visioen gekregen dat niet-Joden eveneens de heilige Geest konden ontvangen als ze in Jezus gingen geloven.

Steekt hier een boodschap in voor ons? Minstens dit dat in de Gemeenschap van Jezus iedereen welkom is. Dat moet dan in onze houding tegenover anderen tot uiting komen. Wij mogen de vrede toewensen aan allen, zowel aan armen als aan welgestelden, ook aan mensen die we niet zo sympathiek vinden. Tenslotte zijn ook zij verlost door Jezus, ook zij behoren tot zijn mensen, tot zijn kudde, zoals Hij het zegt. Hij is voor allen gekomen. En wij moeten dat uitstralen door onze positieve houding ten opzichte van iedereen. Dat zal onze bijdrage zijn om Jezus’ kudde tot een onthalende kerk te maken. Laten wij er ons van bewust zijn dat het van ieder van ons persoonlijk afhangt of Jezus ‘stem ook vandaag tot vele harten kan doordringen en ze Hem erkennen als de Gezondene van de Vader. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


3de ZONDAG VAN PASEN

Bemint gij Mij?

 

Hand., 5, 27b-32. 40b-41 Van dit alles zijn wij getuigen / Ps. 30 (29) 2 en 4, 5 en 6, 11 en 12a en 13b U zal ik loven, Heer, want Gij hebt mij bevrijd / Apok., 5, 11 – 14 Waardig is het Lam dat geslacht werd / Lc., 24, 26 Alleluia. Moest de Messias dat alles niet lijden om in zijn glorie binnen te gaan? /  Joh., 21, 1-19 of 21, 1-14 Het is de Heer !


In de tussenzang, na de eerste lezing horen wij met psalm 30 een danklied dat zo uit de mond van de Opgestane Christus zou kunnen komen:” Ik dank u, want Gij hebt Mij bevrijd, uit het dodenrijk hebt Gij mijn ziel verlost”. In naam van Jezus bidt de kerk deze psalm mee. En in de lezing uit het boek der Openbaring horen wij de lofzang op het Lam door de ontelbare engelen, een lofzang die door het hele heelal wordt overgenomen: “Aan Hem die gezeten is op de troon en aan het Lam zij de lof en de eer en de roem en de kracht in de eeuwen der eeuwen!"

Dat Lam is de verrezen Jezus, die de zonde en de dood heeft overwonnen en die in het evangelie aan zijn leerlingen verschijnt. Zij immers zullen de getuigen moeten zijn van zijn overwinning op zonde en dood en van onze bevrijding. Zij krijgen daarvoor wel enige tekenen die hen in het geloof zullen sterken. Het is wel opvallend dat het opnieuw Johannes is die Jezus het eerst herkent en het verheugd aan Petrus zegt: Het is de Heer ! Men zegt wel eens: Liefde maakt blind. Maar eigenlijk maakt liefde ook dat men beter ziet,  dat men in de ander iets ziet wat andere personen misschien niet zien omdat ze teveel naar het uiterlijke oordelen. Voor Jezus komt het aan op de liefde. Dan herkent en erkent men Hem als de Levende Heer. En dan pas kan men vanuit het hart getuigen dat Jezus de Levend is, de Gekruisigde en Verrezen Heer.

Dan verstaan wij beter waarom Jezus tot drie keer toe vraagt: Bemint gij Mij? Het was wel nodig dat Jezus dat aan Petrus vroeg en dat deze het wel vervelend vond omdat Hij, die toch echt van Jezus hield, Hem ook drie keer verloochend had. Wijd mijn lammeren, hoed mijn schapen. Jezus vertrouwt zijn mensen, zijn kudde toe aan Petrus.

Wij moeten echter niet denken dat alleen aan Petrus gevraagd wordt of Hij van de Heer houdt. Wij moeten niet denken dat alleen aan Petrus wordt gezegd: Hoed mijn schapen. Diezelfde vragen en diezelfde opdracht krijgt ieder van ons, ieder die gedoopt is in Jezus en met Pasen opnieuw de verrijzenis van de Heer heeft gevierd. Wij hebben alles te danken aan Jezus, het is dus normaal dat we van Hem houden. Wij mogen dat al eens meer zeggen in ons gebed. En we mogen dan ook luisteren naar wat de Heer ons zegt: Hoed mijn schapen, zorg voor mijn mensen, getuig van mijn liefde voor hen en toon die liefde door uw eigen houding tegenover hen.

Bemint gij Mij? Vraagt Jezus. Ja, Heer, gij weet dat ik u bemin al is mijn liefde soms zeer beperkt. En dan zegt Jezus ook aan u en mij: Wijd mijn kudde. Zorg voor mijn mensen. Getuig van mijn liefde en mijn blijvende zorg. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


2de ZONDAG VAN PASEN (BELOKEN PASEN)

En toch geloven

 

Hand.,5, 12-16 Steeds meer geloofden in de Heer / Ps. 118 (117), 2-4, 22-24, 25- 27a  Brengt dank aan de Heer, want Hij is genadig, eindeloos is zijn erbarmen / Apok., 1, 9-11a. 12-13. 17-19 Ik ben het, de Eerste en de Laatste / Joh. 20. 29 Alleluja. Omdat gij Mij gezien hebt, Thomas, gelooft ge, zegt de Heer.  Zalig die niet zien en toch geloofd hebben. Alleluja / Joh., 20, 19-31 Mijn Heer en mijn God


De preek van Petrus op Pinksterdag maakte diepe indruk op heel wat mensen zodat er zich een hele groep bij Jezus’ volgelingen aansloot. Zijn preek ging overigens over Jezus, zijn goedheid voor zieken en uitgestotenen en zijn dood en verrijzenis. Naast de overtuigende woorden van de apostelen waren er ook de genezingen die ze verrichtten in Jezus’ Naam. Die twee zaken amen brachten heel wat mensen ertoe om in Jezus te gaan geloven als de Gezalfde, de Messias die gezonden was door God.

In het Boek van de Openbaring door Johannes getuigt Jezus van zichzelf: “Vrees niet. Ik ben het, de Eerste en de Laatste, (= de Alfa en de Omega) de Levende. Ik was dood, en zie Ik leef in de eeuwen der eeuwen”.

Vrees niet. Ook in het evangelie begroet Jezus na zijn Verrijzenis zijn vrienden met : Vrede zij u. Sjalom ! “Na dit gezegd te hebben toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. Hét erkenningsteken dat Hij het wel degelijk was. De leerlingen waren vervuld van vreugde toen zij de Heer zagen. Nogmaals zei Jezus tot hen: “Vrede zij u.”

Zij hadden die vredeswens wel nodig. Want zij vreesden dat na de moord op Jezus, zij als zijn leerlingen ook wel wat te duchten hadden. De christenen in Sri Lanka die op Paasdag zo beproefd werden, zullen ook wel met een klein hartje zitten als ze opnieuw naar de kerk komen, waar zoveel slachtoffers vielen. Ze zullen zich ook wel afvragen, “hoe kon God zoiets toelaten? En dan nog juist tijdens de Paasviering?”

Vrede zij u. De Gekruisigde die nu verrezen is, mag die wens wel tot ieder van zijn volgelingen richten. Ook tot ons. Want in ons hart kan er ook wel twijfel zijn, zoals bij Tomas, wanneer men hem zegt dat Jezus verrezen is. Nochtans krijgen wij ook geen ander teken dan het getuigenis van de eerste apostelen dat gedurende al die eeuwen is voortverteld en neergeschreven in de nieuwtestamentische geschriften. Jezus wil trouwens ook tot ieder van ons zijn vrede toewensen. Ons hart zal des te gemakkelijker zijn woord opnemen, naarmate we in het leven van elke dag opzien naar Hem die voor ons gekruisigd en verrezen is. Naarmate we de gewoonte aannemen om met Hem te spreken, in contact te blijven met zijn volgelingen én zijn woord uit de Schrift te overwegen. Denk aan die twee moedeloze leerlingen op weg naar Emmaüs, moedeloos omdat hun Meester terechtgesteld was. En dan mengt Hij zich in hun gesprek en wijst er hen op hoe alles wat Jezus is overkomen al voorspeld was in het Oude Testament. En er komt vrede in hun hart, meer nog, ze zeggen tot elkaar: “Brandde ons hart niet in ons zoals Hij onderweg tot ons sprak en ons de Schriften verklaarde.” Helemaal opgemonterd keren ze naar Jeruzalem terug om van hun ontmoeting met Jezus te getuigen. Zo wil Jezus zich ook aan ons openbaren, in het woord van de Schrift, in de ontmoeting met andere christenen en ook in de stilte van ons hart wil Hij zich doen kennen als de Gekruisigde maar Verrezen Heer, die ons toewenst: Vrede zij u! (Ben Van Vossel 2019)



NAAR INHOUD     NAAR TOP


EERSTE PAASZONDAG

Ik ben verrezen en nog ben Ik bij u


Hand.10,34a.37-43 God heeft Hem op de derde dag doen verrijzen en verschijnen Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt. Wij zullen hem vieren in blijdschap  / Kol. 3, 1-4 Zint op het hemelse niet op het aardse / Alleluia. Ons Paaslam is geslacht: Christus zelf. Wij moeten ook ons feest vieren in de Heer / Joh. 20,1-9 Hij zag en geloofde


Moderne mensen hebben het heel moeilijk om te geloven in de Opstanding van Christus. Er is nog niemand teruggekeerd uit de dood, zegt men. En met de apostel Tomas zeggen ze; eerst zien en dan geloven. ’t Is trouwens niet enkel Tomas die zo zijn twijfels had. In het evangelie van vandaag zien we Petrus en Johannes naar het lege graf lopen. En van Johannes wordt gezegd dat ook hij het graf binnentreedt: Hij zag en geloofde. Als in een flits komen hem de woorden van Jezus te binnen en wat in de Schrift over de Messias en de Lijdende Dienaar van God geschreven stond en wat zij nog niet begrepen hadden: dat Hij name­lijk uit de doden moest opstaan.

Wij mogen ons toevertrouwen aan het getuigenis van de apostelen: dat Jezus van de dood is opgestaan. Voor dat getuigenis hebben zij hun leven gegeven, voor dat getuigenis zijn ze de wereld rond getrokken, zij, de eenvoudige mensen die ze waren hebben getuigd dat Hij verrezen is. Door dat geloof is hun leven veranderd, vooral wanneer zij de kracht van de heilige Geest hebben ontvangen. Zij zijn niet meer te herkennen, die hardleerse, vaak ruziënde, soms bange en laffe mannen die nu vrijmoedig getuigen van de Verrezen Heer.

Wij mogen de stap zetten in datzelfde geloof. Bidden dat ons geloof zich mag vernieuwen en sterker mag worden. We mogen op stap gaan in het leven, midden een ongelovige samenleving, ongelovige media, ongelovige vrienden en familie, op stap gaan met de verrezen Heer. Hem aanwezig weten en vanuit zijn kracht leven als mensen die door Hem zijn aangeraakt, door de kracht van zijn verrijzenis. Och, we blijven zwakke mensen, we zijn helemaal geen heiligen, maar we willen blijven opkijken naar Hem die met ons meegaat en ons kracht geeft om toch als nieuwe mensen te leven, van dag tot dag, blijven opzien naar Hem die ons is voorgegaan. Van de dood naar het leven. Van zwakheid naar kracht. Het mag ook in ons leven werkelijkheid worden, wanneer we Hém maar vasthouden, wanneer we maar in contact blijven met Hem in gebed en Eucharistie en in geloof dat zich uit in daden van solidariteit, inzet voor het geluk van anderen. Dat is de proef op de som van een verrezen leven. (Ben Van Vossel 2019)



NAAR INHOUD     NAAR TOP


PALM- OF PASSIEZONDAG (EUCHA­RISTIEVIERING)

Waarom ?


Jes., 50, 4-7 God de Heer zal mij helpen / Ps. 22 (21), 8-9, 17-18a, 19-20, 23-24  Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij mij ? / Fil., 2, 6-11 Gehoorzaam tot de dood / Fil., 2, 8- 9 Christus is voor ons gehoorzaam geworden tot de dood, tot de dood aan een kruis. Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam verleend die boven alle namen is / Lc., 22, 14-23, 56 Lijdensverhaal vlgs Lucas


Waarom overkomt mij dat? Waarom moet ons dat overkomen? Het zijn vragen die mensen zich wel eens stellen als ze een of andere beproeving of tegenslag te verwerken krijgen. In de brief aan de Hebreeën, een brief uit het Nieuw Testament wordt het lijden van Jezus ook in al zijn rauwheid vermeld: “In de dagen van zijn sterfelijk leven heeft Hij onder luid geroep en geween gebeden en smekingen opgedragen aan God die Hem uit de dood kon redden. Om zijn vroomheid is Hij verhoord: 8 hoewel Hij Gods Zoon was, heeft Hij in de school van het lijden gehoorzaamheid geleerd; 9 en toen Hij het einde had bereikt, is Hij voor allen die Hem gehoorzamen oorzaak geworden van eeuwige heil” (HEBR.5,7-9). In feite is het een echo van wat de evangelisten zeggen over de doodsstrijd van Jezus in de Olijfhof, Getsemane. Op een opgenomen DVD (met de naam Getsemane) zag en hoorde ik een gezang waarin vooral werd gefocust op het lijden van Jezus en zijn vraag waarom dat lijden er moest zijn. De persoon die Jezus verbeeldt zingt daar: “Ik heb drie jaar het beste van mezelf gegeven, maar het komt me voor dat het dertig of zelf negentig jaar is geweest, en nu dit lijden, deze ondergang… Ik wil alleen maar weten waarom dit nodig was.”

Het is misschien wat eenzijdig belicht, maar het doet ons toch ook dieper beseffen dat het kruis voor ons niet zomaar een herkenningsteken is, een mooi symbool. In het laatste evangelie heeft Johannes dieper op alles nagedacht en hij schrijft hoe Jezus zichzelf als de goede herder ziet, de goede Herder die zijn leven geeft voor de schapen… In alle evangelies komt naar voor hoe Jezus in de olijfhof niet enkel bidt dat de lijdensbeker van hem zou worden weggenomen, maar zegt Hij ook dat Hij Gods wil respecteert. Wij vragen ons af hoe God kon weerstaan aan de dringende vraag van Jezus: “Vader, als het mogelijk is, laat deze beker aan Mij voorbijgaan. Maar niet zoals Ik wil, maar zoals Gij wilt.”

In heel zijn leven was Jezus de Vader toegewijd en in alles heeft Hij Gods verlangen. En dan loopt alles uit op een fiasco; hij verliest zijn aanhang, hij wordt verraden en verloochend en in de steek gelaten door zijn vrienden; Hij wordt uitgeleverd aan de Romeinen en gekruisigd. “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” … En dan klinken zijn laatste woorden: Vader, in uw handen beveel ik mijn geest. Aan u blijf ik mij toevertrouwen.

In de brief aan de Hebreeën legt men Jezus deze woorden in de mond: “Ik ben gekomen, o God om uw wil te doen.” En de brief besluit:  “Door die wil zijn wij geheiligd, eens voor al, door het offer van het lichaam van Jezus Christus.”

Wij zijn de heer Jezus dankbaar voor zijn liefde tot het uiterste. Wij zijn God dankbaar dat Hij ons Jezus heeft toevertrouwd die voor ons alles heeft goedgemaakt en ons de weg naar de Vader heeft getoond. Laten wij in deze Goede Week de grote daden van de Heer dankbaar gedenken en onze liefde uitspreken voor die Vriend die voor ons alle geluk heeft mogelijk gemaakt. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


5de ZONDAG IN DE VEERTIGDAGENTIJD

Ook Ik veroordeel u niet

 

Jes., 43, 16-21 Een weg door de zee / Ps. 126 (125) 1-2ab, 2cd-3, 4-5, 6  Geweldig was het wat de Heer ons deed, daarom zijn wij zo blij / Fil., 3. 8- 14 gegrepen door Christus / Ez., 33, 11 Niet de dood van de zondaar wil Ik, zegt de Heer, maar zijn bekering en zijn leven /  Jo., 8, 1-11 Ook Ik veroordeel u niet; ga heen en zondig van nu af niet meer


Jezus spreekt ons vandaag vrij. Onvoorwaardelijk. “Ook Ik veroordeel u niet, zegt Hij; ga heen en zondig van nu af niet meer.” Door de profeet Ezechiël liet God reeds zeggen: “Niet de dood van de zondaar wil Ik, maar dat hij zich bekeert en leeft !” Vaak hebben wij geen of weinig kompassie met mensen die zich misdragen hebben of die zich anders gedroegen dan wij voor fatsoenlijk houden. Zelfs voor mensen uit onze kennissenkring hebben we vaak onze veroordeling klaar als ze niet leven of handelen volgens onze normen of verwachtingen. Hoe helemaal anders treedt Jezus dan op in het evangelie van vandaag. Men bracht een vrouw bij Hem die volgens de Joodse Wet veroordeeld, ja, gestenigd moest worden. Maar zijn vijanden, die zijn houding tegenover zondaars kenden, verlangden dat Hij zich nu eens klaar en duidelijk zou uitspreken voor of tegen de heilige voorschriften van Mozes.

Jezus houdt een moment stilte, Hij antwoordt niet direct, om de aanklagers de gelegenheid te geven hun eigen woorden te laten weerklinken in hun hart en misschien tot bezinning te komen. En dan klinkt Jezus’ woord, onverwacht en recht naar het hart van eenieder die er rond staat: “Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen.” Als hier iemand staat die helemaal zonder zonde is, mag hij de eerste steen gooien. Niemand werpt die eerste steen en stilaan druipen de aanklagers af.

Dit woord van Jezus wordt vandaag ook aan ons adres gericht. Tot onze manier waarop wij oordelen over anderen. Wij houden meestal geen rekening met verzachtende omstandigheden, met het verleden van een mens, met de omgeving waar hij leefde, de tegenslagen die hij kende enz. Mag er dan nooit geoordeeld worden, moet men sommige zaken niet afkeuren? Allicht wel, maar bij dit evangelie van vandaag moeten wij alleen maar denken aan ons eigen harde oordeel over anderen en tegelijk ons eigen onder de verwachtingen blijven. Laten wij zelf knielen voor Jezus, met onze fouten en vol vertrouwen wachten op zijn vergeving. Maar laten wij dan ook denken aan zijn herhaalde vraag in het evangelie om ook anderen te vergeven en ons niet te pas en ten onpas als superieure rechters te gedragen.


Heeft Jezus hiermee de zonden goedgekeurd, vindt Hij het niet erg dat mensen verkeerd handelen, dat mensen tegen hun geweten ingaan? Toch wel, maar dat is niet op de eerste plaats waar het in dit evangelie om gaat. Hier gaat het over de onverdraagzaamheid en de veroordeling van mensen, terwijl wij allen toch dagelijks tekort schieten. Laten wij ons ten opzichte van mensen uit onze omgeving zo gedragen zoals God zich tegenover ons gedraagt, vol begrip en vergevingsgezind. Vergeef ons onze schuld zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren. Zo leerde Jezus ons bidden tot God, onze Vader. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


4de ZONDAG IN DE VEERTIGDAGENTIJD

VERLOREN EN GEVONDEN

 

Joz., 5, 9a. 10-12 Pasen in het Beloofde Land / Ps. 34 (33) 2-3, 4-5, 6-7  Let op en bemerkt hoe genadig de Heer is / 2 Kor., 5, 17-21 Laat u met God verzoenen / Lc., 15, 18 Ik ga weer naar mijn vader en ik zal hem zeggen: Vader, ik heb misdaan tegen de hemel en tegen u / Lc., 15, 1-3. 11-32 De verloren zoon


Zij hebben een lange tocht achter de rug. Vanuit het slavenhuis Egypte; de doortocht door de Rietzee en de tocht door de woestijn. Eindelijk in het Beloofde Land en daar vieren ze Pasen: de doortocht door allerlei beproevingen naar het nieuwe leven in het Land Kanaän. God is hun genadig geweest en heeft zijn volk gered.  Paulus spreekt ons in zijn brief ook over het nieuwe leven dat ons te beurt is gevallen: “het oude is voorbij, schrijft hij, het nieuwe is al gekomen. En dit alles komt van God. Hij heeft ons door Christus met zich verzoend. Wij smeken u in Christus’ naam: laat u met God verzoenen!”

En nu moeten wij wijs zijn. We mogen niet denken dat wij de perfecte mens zijn. De echte wijsheid leert ons dat wij vaak tekort schieten, dat wij vaak leven alsof God niet bestond. Wij denken soms van onszelf dat we uit eigen kracht en naar eigen inzicht wel kunnen bepalen wat goed en verkeerd is. Wij vergeten dat we maar mens zijn en dat alles wat we zijn en al het waardevolle waartoe we in staat zijn een geschenk is van God, zelfs ons eigen leven en onze uiteindelijke toekomst. Dit te beseffen plaatst ons met onze twee voeten op de grond. Dàt is de werkelijkheid. Alles is genade.

Jezus vertelt ons de parabel van de verloren zoon. Hij vertelt het zo dat we gaan vermoeden dat er twee verloren zonen zijn. De jongste die inziet dat hij zijn leven verkeerd aan het inrichten is en wijselijk op zijn stappen terugkeert. En de oudste zoon, die van zichzelf meent dat hij door zijn vader tekort is gedaan. De vader maakt hem duidelijk dat alles wat van hem is dat hij dat ook met zijn zoon wilde delen. Al het mijne is ook van jou. Deze zoon had niet begrepen dat vader een en al liefde is en ook een en al barmhartigheid.

“Wij zijn allemaal verloren zonen (en dochters), maar niemand is verloren”, want God, onze Vader heeft ons in Jezus met zich verzoend. Er is niemand uitgesloten van God liefde. Wij mogen dus met onze kleinheid of zelfs met onze hoogmoed tot God komen. Hij aanvaard ons wanneer we beseffen dat al het goede geschenk is van God, dat Jezus voor ieder van ons de weg naar het hart van de Vader heeft vrijgemaakt.

Is het Blijde nieuws van vandaag ook voor mij, voor jou? Betekent het echt iets dat God ons elke dag opnieuw opwacht met open armen, dat Jezus ons elke dag bemoedigt om vrijmoedig tot God te naderen en om vrijmoedig ons leven te leiden in de wereld die Hij ons heeft toevertrouwd.

Laten wij dan de weg gaan van eenvoud en dankbaarheid en graag terugkeren tot God wanneer we Hem de rug hebben toegekeerd. Dat is de uitnodiging van de Veertigdagentijd op weg naar Pasen, het feest van de bevrijding en het thuiskomen bij God, dankzij Jezus. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


3de ZONDAG IN DE VEERTIGDAGENTIJD

Onvruchtbaar leven


Ex., 3, 1-8a. 13-15 Ik ben Die is / Ps. 103 (102) 1-2, 3-4, 6-7, 8 en 11  De Heer is barmhartig en welgezind / 1 Kor., 10, 1-6. 10-12 Wat hun overkwam had een diepe zin en het werd te boek gesteld als een waarschuwing voor ons / Mt. 4, 17 Bekeert u, zegt de Heer, want het Rijk der hemelen is nabij /  Lc., 13, 1-9 Onvruchtbare vijgenboom


Het moet ons niet verwonderen dat wij ook op deze derde zondag van de Vasten opgeroepen worden tot bekering, tot ommekeer van onze manier van denken en spreken en handelen. Omkeren van gezindheid. Jezus wil niet dat ons leven een onvruchtbaar leven zou zijn, zoals in de parabel van de onvruchtbare vijgenboom. God is nochtans niet iemand die altijd maar kritiek heeft op onze manier van handelen of redeneren. In de eerste lezing van vandaag doet Hij zich kennen aan Mozes als iemand die ons nabij wil zijn en die zijn volk wil redden. Daar moeten we nooit aan twijfelen.

Maar juist omdat Hij ons nabij is en niet ver van ons wil blijven, omdat Hij bezorgd is voor ons geluk, daarom wijst Hij ons de weg naar het geluk.

Wij mogen niet denken dat wijzelf kunnen bepalen wat de weg naar het geluk is. Wij moeten daarvoor luisteren naar wat God ons doet kennen door zijn woord en in het diepste van ons hart.

God heeft met ons het beste voor. Daarom moeten wij in deze veertigdagentijd ook ons eigen denken en spreken en handelen in vraag durven stellen en ons afvragen wat het betekent dat we ons moeten bekeren.

We moeten ook niet denken dat vooral de anderen zich zouden moeten bekeren, mensen die deze woorden juist niet horen, mensen die niet meer in de kerk zijn om naar de woorden uit de Schrift te luisteren. Paulus verwijst naar de mensen uit het Oud Testament die zoveel zorg van God hadden ondervonden maar die toch het Beloofde Land niet mochten binnengaan omdat ze niet leefden volgens Gods wil en tegen Hem morden. En Paulus vermaant zijn christenen: “Wat hun overkwam had een diepe zin en het werd te boek gesteld als een waarschuwing voor ons”. Laten wij ons dus leiden door Gods Woord en Hem vragen dat Hij ons toont waar onze gezindheid moet veranderen, waar er een weg in ons leven moet recht getrokken worden.

Ons leven zal God echter niet behagen als wij van onszelf vinden dat we beter zijn dan de anderen, of als we zelf gaan bepalen wat voor ons en voor anderen goed of verkeerd is. Wij moeten in deze veertigdagentijd nederig tot God komen, met onze zwakheid, ons gebrek aan liefde voor onze medemensen, ons gebrek aan zorg voor Gods schepping waar de armste landen het meest onder te lijden hebben… God zal ons sterken om een nieuwe weg te gaan.

Laten wij ons best doen om goede vruchten voort te brengen en laten we daarvoor luisteren naar wat de heilige Geest ons ingeeft. Deze Veertigdagentijd is een uitgelezen kans, een tijd van Gods geduld met ons, een tijd waarin Hij ons wil helpen om ons leven vrucht te laten dragen, vrucht voor onszelf en vele anderen. Onze eigen heiliging betekent immers ook genaden voor onze medemensen. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


2de ZONDAG IN DE VEERTIGDAGENTIJD

Transfiguratie


Gen., 15, 5-12. 17-18 Verbond met Abraham / Ps. 27 (26) 1, 7-8a, 3b-9abc, 13-14  De Heer is mijn licht en mijn leidsman / Fil.,3, 17-4, 1 of 3, 20-4, 1 Hij zal ons armzalig lichaam herscheppen en het gelijkvormig maken aan zijn verheerlijkt lichaam / Van uit een schitterende wolk werd de stem van de Vader gehoord: Dit is mijn welbeminde Zoon, luistert naar Hem / Lc., 9, 28b-36 Gedaanteverandering

 

Er zijn veel mooie dingen in de wereld, heel wat waardevolle ook, waardevol, niet zozeer op financieel vlak, maar echt waardevol om hun diepmenselijke betekenis. Toch meent Paulus ons te moeten zeggen dat dat aardse niet de uiteindelijke zaak is waar we waarde aan moeten hechten. Jullie moeten weten, zo zegt hij, dat “ons vaderland in de hemel is en uit de hemel verwachten wij onze verlosser, de Heer Jezus Christus. Hij zal ons armzalig lichaam herscheppen en het gelijkvormig maken aan Zijn verheerlijkt lichaam.” Als christenen zijn wij ook mensen, moeten wij leven als mensen, zorgen voor onze lichamelijke behoeften en voor de mensen die de Heer aan onze zorgen heeft toevertrouwd; wij mogen genieten van het mooie en nuttige van de aarde. Maar we moeten weten dat alleen de echte liefde blijft. En ook onze menselijke relaties zullen eens een einde nemen; zij ontlenen hun echte waarde vanuit onze relatie tot God.

Wij zijn immers zijn mensen, ja, in Christus zijn ook wij Gods geliefde en uitverkoren kinderen. Zoals Jezus. Wanneer wij in gebed zijn, wanneer wij leven volgens Gods verlangen beleven wij die relatie met God. Zoals Jezus die beleefde bij zijn transfiguratie. In feite veranderen wij dan ook van louter aardse mensen tot kinderen van God. Wij leven dan in het Rijk van God. Wij lezen hoe Petrus en de andere leerlingen dan de heerlijkheid van Jezus ervaarden. Wanneer wij ons laten innemen door God en door wat Hij waardevol vindt, dan krijgt alles wat we zijn en doen ook een meerwaarde en wordt als het ware verguld met goddelijke glans. En dit terwijl we uiterlijk dezelfde mens blijven.

Toch heeft er in ons een verandering plaats. Dit gebeurt vaak doorheen heel wat inspanning en soms staat ook het kruis op onze weg. Maar de echte verandering gebeurt maar door de invloed van Jezus en doordat Hij de weg is gegaan van leven en lijden en dood naar de Opstanding toe. Hij stelt ons in staat om te leven volgens Gods verlangen in toewijding aan God, in toewijding aan de mensen die God ons toevertrouwde.

Laten wij dan opzien naar Jezus in zijn heerlijkheid en vragen dat Hij ons de weg toont die leidt naar het echte leven, de voorbode van onze toekomst in ons vaderland dat in de hemel is. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


1ste ZONDAG IN DE VEERTIGDAGENTIJD

Doorheen beproevingen naar de overwinning


Deut., 26, 4-10 Door God bevrijd uit Egypte / Ps. 91 (90) 1-2, 10-11, 12-13, 14- 15  Sta mij bij Heer, in iedere nood / Jezus belijden als de verrezen Heer / Mt. 4, 4b Niet van brood alleen leeft de mens maar van ieder woord dat uit de mond van God voortkomt / Lc., 4, 1 – 13 Bekoringen v Jezus


In de lezing van het oud Testament staat heel in het kort de geschiedenis van het Joodse volk; heel kort van bij de roeping van Abraham die vanuit het heidens gebied naar Kanaän trok; het verblijf van het volk in Egypte en de redding uit dat land… En daarom zo  zei Mozes moet je de eerstelingen van de grond die God u gegeven heeft aan Hem schenken en u voor Hem neerbuigen. In deze korte zinnen steekt een van de betekenissen van de vastentijd, de veertigdagentijd voor Pasen, het feest van onze bevrijding. Wij staan het eerste en beste dat we hebben af aan God, uit wiens hand wij alles hebben ontvangen, het leven en zoveel zegeningen die we in ons leven mochten ontvangen. Het  eerste en het beste willen we daarom aan God toewijden.

Ook in het evangelie zien we dat vasten op de eerste plaats met God te maken heeft. De verzoekingen van Jezus zijn terug te brengen tot deze 3 zaken: Het leven is meer dan het voedsel want het echte leven vinden wij in het Woord van God. Bezit en rijkdom mogen ons niet afleiden van het aanbidden van God. En ten tenslotte: we moeten God dienen en Hem niet gebruiken voor onszelf. Het gaat dus om God, om onze dienst aan Hem…

De veertigdagentijd mag voor ons dus een tijd zijn om dieper te beseffen dat we alles aan God te danken hebben, dat Hij ons leven zijn diepe zin geeft en eeuwige toekomst.

Daarom zou deze tijd voor Pasen een vernieuwing moeten zijn van onze toewijding aan God: dat drukt zich uit in de tijd die we schenken aan Hem, een tijd van gebed, de wekelijkse tijd om eucharistie te vieren, het grote dankgebed. Die toewijding drukt zich ook uit in het dankbaar beleven van elke dag, als een geschenk van God, in dankbaarheid.

Maar als we zeggen dat de veertigdagentijd vooral te maken heeft met God, dan moeten wij er toch bewust van blijven dat we God ook vooral raken in onze medemensen. Daarom vind je in de Bijbel en ook vooral bij Jezus de liefde tot God en de liefde tot de medemens uitgedrukt als het eerste en tweede gebod die moeten samengaan.

Dat is de reden dat gedurende de vasten de actie Broederlijk Delen. Als we God willen dienen, moeten wij onze naasten dienen; onze naaste vlakbij, bij ons thuis, in onze buurt, op ons werk, onze parochie, maar ook de medemens die veraf woont maar in nood is. De inzet voor onze naaste zal dus een voornaam teken worden van ons vasten, een teken van enkel aan onszelf denken, een teken van onthechting, van soberheid, van respect voor de natuur door het overbodige niet aan te wenden voor onze consumptiedrang. Enerzijds betekent vasten dat we onze beperktheid aanvaarden, maar, als we het beter hebben betekent vasten ook dat we geen grote sier voeren maar graag delen met anderen die het moeilijker hebben dan wij. Vasten: God op de eerste rij stellen en zoals Hij de zorg dragen voor zijn mensen. Het is de weg naar grotere bevrijding waarvan Jezus’ opstanding met Pasen het grote teken is. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


8ste ZONDAG DOOR HET JAAR

Elkander verdragen


Sir., 27, 4-7  Aan de vruchten van de boom erkent men de boomgaard, en aan de woorden van de mens zijn gezindheid / Ps. 92 (91), 2-3, 13-14. 15-16  Hoe heerlijk is het, Heer, U te prijzen  / 1 Kor., 15, 54-58 God zij gedankt die ons de overwinning geeft door Jezus Christus, onze Heer / Joh., 14, 23 Alleluia. Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden; mijn Vader zal hem liefhebben en wij zullen tot hem komen /  Lc., 6, 39-45 Aan de boom kent ge de vruchten


Vorige zondag heeft Jezus ons geleerd dat wij onze vijanden, mensen die het ons moeilijk maken,  moesten vergeven, zoals God ook onze tekortkomingen   vergeeft en ons weer adem geeft voor de toekomst. Vandaag stelt Jezus ons in het vervolg van het Lucasevangelie weer een ander aspect voor van onze omgang met medemensen. Hij wil ons met name leren dat wij goed moeten beseffen wie we zelf zijn, met ook kleine kanten en zwakheden, gehechtheden, oppervlakkigheid…. Dat moeten we eens goed beseffen alvorens wij medemensen gaan oordelen en veroordelen. Kennen wij die medemens wel voldoende en… kennen wij onszelf wel voldoende?

Hoe gemakkelijk zien wij andermans kleine kanten. Zowel bij ons thuis, in eigen omgeving en buurt of op ons werk.  Hoe gemakkelijk gaan wij ook niet roddelen over anderen zo gauw ze hun rug gekeerd hebben. Veel te gemakkelijk, zegt Jezus, en hij zag dat zelfs in de kleine kring van zijn apostelen en in de onderlinge omgang van zijn leerlingen hoe vlug ze aan het kibbelen waren. Jezus nodigt ons uit ons ervan bewust te zijn, dat wijzelf ook onze gebreken hebben, ons ongeduld, ons egoïsme, ons gebrek aan vertrouwen in medemensen… Probeer eerst wat aan uzelf te werken, stelt Jezus voor. Of wordt u tenminste bewust van eigen onvolmaaktheid. Dat zal u wat verdraagzamer maken naar anderen toe. Er is dus werk aan de winkel voor ons. Zodra we weer negatief willen denken en spreken over anderen, moeten we even naar onszelf kijken en vaststellend at het onzinnig is de anderen te willen boetseren naar ons eigen beeld, want ook dat is niet volmaakt. Een sterke uitnodiging dus naar verdraagzaamheid. We worden trouwens uitgenodigd om te worden als Jezus. Dàn zijn we ten volle gevormd. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


7de ZONDAG DOOR HET JAAR C

Weest barmhartig

1 Sam., 26, 2. 7-9. 12-13. 22-23 David spaart zijn vijand koning Saül / ps., 103 (102) 1-2, 3-4, 8 en 10,12-13 De Heer is barmhartig en welgezind / 1 Kor., 15, 45-49 zo zullen wij ook het beeld dragen van de hemelse Mens / Joh., 15, 15b  Alleluia. Ik heb u vrienden genoemd, zegt de Heer, want Ik heb u alles meegedeeld wat Ik van de Vader heb gehoord / Lc., 6, 27-38 Weest barmhartig


Barmhartigheid, ontferming, mededogen, vergeving schenken... Het zijn woorden die men soms zwakke deugden noemt, maar die juist meestal getuigen van grote innerlijke kracht. Barmhartigheid kan de betekenis hebben van mededogen, medelijden met mensen in nood, zoals in de parabel van de barmhartige Samaritaan, die zich ontfermt over de gekwetste Joodse medemens. Maar barmhartigheid kan ook de betekenis hebben van vergevingsgezindheid. Zo vragen wij bij het begin van de Eucharistieviering om Gods barmhartigheid : Heer, ontferm U, Christus, ontferm U, Heer, ontferm U. Schenk ons vergeving, ontferm U over onze zwakheid.

Zo zien we in de eerste lezing hoe David zijn vijand barmhartigheid betoont. Hij krijgt de kans om koning zijn vijand te doden, maar hij spaart zijn leven, hoewel Saül hem zelf uit de weg wilde ruimen. In het evangelie spreekt Jezus ook nogal krasse taal. “Bemint uw vijanden, doet wel aan die u haten, zegent hen die u vervloeken en bidt voor hen die u mishandelen.” En dan geeft Hij nog als voorbeeld dat je je op de andere wang moet laten slaan als men u op de ene wang slaat. Dit voorbeeld mogen we over ons heen laten gaan, maar wij kunnen er niet onderuit dat we onze vijand moeten vergeven. U herinnert zich nog wel hoe Petrus ooit aan Jezus vroeg. Hoe dikwijls moet ik mijn medemens, mijn broeder vergeven, tot 7-maal toe? Waarop Jezus antwoordde: ALTIJD ! En Jezus gaat dan naar de diepste reden waarom wij vergiffenis moeten schenken. “Weest barmhartig, zoals uw hemelse Vader barmhartig is.” Tegenover wie is God barmhartig. Het antwoord is: tegenover iedereen! Ook tegenover ons. Wij blijven zo vaak onder de maat, wij hebben voortdurend Gods erbarming van doen. Maar telkens is God vergevingsgezind. En dat vraagt Hij nu ook van allen die God toebehoren, allen die zeggen dat ze in God geloven, allen die Gods kinderen zijn. God schenkt iedereen vergeving. Als wij ook vergiffenis schenken aan de mensen die ons iets in de weg legden, de mensen die het ons moeilijk maakten, onze naasten die op onze zenuwen werken… Jezus zegt: “dan zult ge kinderen zijn van de Allerhoogste, die immers ook goed is voor de ondankbaren en slechten.” En Hij laat het aan ons over hoe wijzelf willen behandeld worden: met barmhartigheid, met vergevings-gezindheid, of met afwijzing? Wel zegt Jezus, kies zelf hoe je wilt behandeld worden door God. “De maat die gij gebruikt voor uw medemens, zal men ook voor u gebruiken.” Aan ons de keuze. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


6de ZONDAG DOOR HET JAAR C

Zaligsprekingen. Gelukkig wie op God vertrouwt

 

Jer., 17, 5-8 Gezegend die op de Heer vertrouwt / Ps. 1, 1-2 3 4 en 6  Gelukkig is de man, die op de Heer zijn hoop stelt  / 1 Kor., 15, 12. 16-20 Christus is verrezen als eersteling / Mt., 11,25 Alleluia. Geprezen zijt Gij, Vader van hemel en aarde, omdat gij de geheimen van het koninkrijk aan kinderen geopenbaard hebt /  Lc., 6, 17. 20-26 Zaligsprekingen


De profeet Jeremia windt er geen doekjes om. Het klinkt vrij onzacht in onze oren wanneer hij zegt: “Vervloekt is hij die op mensen vertrouwt, die bouwt op een schepsel en zich afkeert van de Heer, gezegend is hij die op de Heer vertrouwt, en zich veilig weet bij Hem.” Dat ‘vervloekt’ kunnen we beter als tegenstelling zien met het ‘gezegend’. In feite wordt er dan gezegd: gelukkig wie op de Heer vertrouwt, die zijn beter af dan wie louter op schepselen vertrouwt. Wat de profeet Jeremia wou zeggen is dat je de werkelijkheid en het leven toch altijd moet zien vanuit God, wat God ervan vindt, wat God met de mens bedoeld heeft. Want het echte geluk is enkel bij God te vinden. En dat is nu wat Jezus ook in  het evangelie zegt, in zijn zaligsprekingen. Normaal zou Hij moeten zeggen: gelukkig de rijken, gelukkig die met de ellebogen werken, gelukkig die plezier maken en zich niet bekommeren om hun medemens in nood, gelukkig … Dat zijn de zaligsprekingen van de wereld. Maar Jezus spreekt heel andere taal:

“Zalig gij die arm zijt, want aan u behoort het Rijk Gods. Zalig die nu honger lijdt, want gij zult verzadigd worden. Zalig die nu weent, want gij zult lachen. Zalig zijt gij wanneer omwille van de Mensenzoon de mensen u haten, u uitstoten en u beschimpen.” En als een echte profeet voegt Hij eraan toe: “Maar wee u, rijken, want wat u vertroost hebt ge al ontvangen. Wee u, die nu verzadigd zijt, want ge zult honger lijden. Wee u, die nu lacht, want ge zult klagen en wenen. Wee u, wanneer alle mensen met lof over u spreken, want hun voorvaderen deden hetzelfde met de valse profeten.”

Kijk vrienden, uw hart sluiten voor medemensen in nood, terwijl je zou kunnen helpen, dat is niet de droom die God over uw leven heeft, en dat is ook niet de diepe vreugde die je als mens kunt hebben. In feite verpruts je zo je leven, maak je het waardeloos in de ogen van God en soms ook wel in je eigen ogen op momenten dat je eens over je leven nadenkt. Jezus heeft het ook over het getuigenis geven.  Als men je haat, je beschimpt en je naam uit de samenleving wil bannen omdat je christen bent… Hoef je je niet te schamen maar zou je in feite blij moeten zijn omdat je dan echt aan de kant van Jezus staat. Ook vandaag en ook in onze streken en zelfs in de media worden gelovigen beschimpt en zou men de naam christen uit de samenleving willen bannen. We moeten ons daar wat tegen wapenen, zonder echte kniezers te worden, zonder heel de maatschappij als negatief te gaan bekijken. Gewoon op een positieve maar durvende manier je geloof beleven in het leven van elke dag. We hoeven geen confrontatie te zoeken maar gewoon als christen leven en soms, als de Heer je daartoe uitnodigt ook een durvend getuigenis geven. “Als die dag komt, springt dan op van blijdschap, want groot is uw loon in de hemel. Op dezelfde manier behandelden hun voorvaders de profeten.” De grote uitnodiging van deze zondag is duidelijk dat we ons moeten afvragen wat God van ons leven vindt en ons leven in die richting invullen. We zullen het echte diepe en blijvende geluk kennen de diepe vrede die de wereld ons niet kan geven. (Ben Van Vossel 2019)



NAAR INHOUD     NAAR TOP


5de ZONDAG DOOR HET JAAR

Onze roeping,, onze zending

Jes., 6, 1-2a. 3-8 Hier ben ik, zend mij / Ps., 138 (137) 1-2a, 2bc-3, 4-5, 7c-8  Ik zing voor U en alle hemelmachten / 1 Kor., 15, 1-11 of 15, 3-8. 11 Wat is overgeleverd / Joh. 8. 12 Alleluia. Ik ben het licht van de wereld, zegt de Heer. Wie mij volgt zal het licht des levens bezitten / Lc., 5, 1-11 Vaar naar het diepe


Vroeg of laat roept God ons om die of die levensroeping te volgen, of om die of die zending te vervullen. Eigenlijk zijn wij al geroepen sinds ons doopsel en vormsel, sinds ons huwelijk of specifieke roeping. Die levensroeping en de concrete zendingen die daarbij horen en eruit volgen, gebeuren meestal niet spectaculair; zeker niet zoals in het tempelvisioen van Jesaja in de eerste lezing of zoals bij Sint Paulus op de weg naar Damascus, of zoals de apostelen na die wonderbare visvangst. Het kan natuurlijk ook bij ons zo zijn dat we een bepaalde dag kunnen aanwijzen als het moment waarop God ons iets heeft duidelijk gemaakt, zoals gehuwden vaak onthouden wanneer ze elkaar ontmoet hebben en wanneer het voor hen duidelijk werd dat ze voor elkaar gemaakt zijn. Meestal ligt het ingebed in ons gewone leven. Op zo’n voorvallen kan je je niet echt voorbereiden. Hoewel. De profeet Jesaja bekent aan God dat hij een zondig mens is en niet waard om door God geroepen en gezonden te worden. Daarop worden zijn zonden vergeven en als God dan vraagt: ‘Wie moet ik zenden’, dan antwoord Jesaja; ‘Hier ben ik, zend mij’.

Dit betekent eigenlijk voor ons dat we voorbereid moeten zijn als God ons roept en als Hij ons wil zenden.

- Ons voorbereiden op onze roeping, op onze zending, wat betekent dat?

Als jonge mens kan je jezelf wat vormen en wordt je enigszins gevormd door je begeleiders door je toe te leggen op je studie tijdens je schooltijd, maar ook door je karakter te vormen in de richting van edelmoedigheid, aandacht voor je medemens. Dat zal je van pas komen in je latere levensroeping en de concrete zending waartoe God je wil gebruiken.

- En wanneer het ons duidelijk wordt dat God ons roept of ons wil zenden, dan is het zaak om bereidwillig op die roeping of zending in te gaan, zoals Jesaja, of Paulus of de apostelen in het evangelie. Als het huwelijk je roeping is, wordt de aandacht voor de ander, het respect en de liefde voor de ander een hoofdopgave. Het vraagt een radicale keuze om er te zijn voor de ander en voor de kinderen die uit jullie liefdesrelatie voortkomen. Maar voor alle andere zendingen, die voortvloeien uit onze keuze voor God, moeten wij in alle edelmoedigheid en dagelijkse inzet gehoor geven. Of dat nu is onze inzet op ons werk, onze inzet in zorg voor medemensen en kinderen…

- En trouw te zijn aan die roeping. Dat wil zeggen dat we ons niet mogen laten afleiden van de taak die God ons opdraagt of van de levensroeping waartoe God ons heeft uitgenodigd. Wij moeten allen opletten dat onze ijver in onze taak niet verflauwt, dat we steeds bewust blijven dat we door God zelf gezonden worden om op die plaats, in die roeping ons in te zetten en zo gehoor geven aan wat Hij van ons verwacht. Op die manier wordt ons leven vruchtbaar in de ogen van God, in dienst van onze medemensen en zullen we zelf aanvoelen dat ons leven de moeite waard is. (Ben Van Vossel 2019)



NAAR INHOUD     NAAR TOP


5de ZONDAG DOOR HET JAAR

VERTROUWVOL OP WEG MET DE HEER

Jes., 6, 1-2a. 3-8 Hier ben ik, zend mij / Ps., 138 (137) 1-2a, 2bc-3, 4-5, 7c-8  Ik zing voor U en alle hemelmachten /  1 Kor., 15, 1-11 of 15, 3-8. 11 Door Gods genade ben ik wat ik ben /  Joh. 8. 12  Ik ben het licht van de wereld, zegt de Heer. Wie mij volgt zal het licht des levens bezitten. Alleluia /  Lc., 5, 1-11 Vaar naar het diepe


Midden in onze donkerte, onze zondigheid, ons onvermogen komt God als Hij die redt, die zuivert, die ons vervuld met zijn liefdevolle zorg. Dit is natuurlijk veel tegelijk gezegd. En ik wil niet alleen aan onszelf denken; het Blijde Nieuws dat Jezus bracht is voor alle mensen van alle tijden. Ook in tijden van schaarste, in landen waar oorlog woedt, in tijden van vervolging en verdrukking. Ook dan mogen mensen opkijken naar God en bidden om verlossing, om hulp, om nabijheid en kracht.

Maar laten we nu naar onszelf kijken, want het Blijde Nieuws heeft hier voor ons geklonken. Jezus nodigt Petrus en zijn maats uit om naar de diepte te varen, naar het midden van het meer en dààr hun netten uit te gooien. Ze hebben van op de eerste rij geluisterd naar Jezus verkondiging. En nu volgen ze zijn raad. Het wordt een wonderbare visvangst… Petrus en zijn vrienden voelen zich hier geplaatst voor een goddelijk ingrijpen. Ontzag vervult hen. Ze worden zich bewust van hun eigen onmacht, kleinheid en zondigheid. ‘Heer, ga weg van mij want ik ben een zondig mens.’ Tegenover Gods heiligheid en heerlijkheid voelen wij onze eigen kleinheid en zondigheid aan. Het overkwam ook de profeet Jesaja in het visioen dat hij had in de tempel. “Wee mij, ik ben verloren! “Want ik ben een mens met onreine lippen en ik woon temidden van een volk met onreine lippen, en toch hebben mijn ogen de Koning, de Heer der hemelse machten, gezien!" Maar God is niet vies van zondige, onvolmaakte mensen. Hij reinigt en geneest en heiligt hen.

Zo mogen ook wij hier samenkomen, enerzijds bewust van onze onvolmaaktheid, maar tegelijk in het vertrouwen dat God onze God wil zijn, een barmhartige Vader zoals Jezus Hem deed kennen, een goede herder die op zoek gaat naar het verlorene en het naar huis terugbrengt.

Wat gaan we dan onthouden van het Woord van God van vandaag? Dat we aandacht moeten besteden aan de momenten waarop God zich doet kennen aan ons, in opvallende of heel gewone gebeurtenissen, in de grootheid en schoonheid van de schepping, de eenvoud van een kind, in de ervaring van liefde en vriendschap, en ook in onze afkeer van spijtige dingen… In dat alles en in nog veel meer mogen wij iets van Gods schoonheid en heiligheid ontwaren en in de verhoring van onze gebeden. Wij mogen dan neerbuigen en God aanbidden omdat Hij, ondanks onze kleinheid, toch met ons verder door het leven wil gaan en ons blijft uitnodigen om Jezus te volgen die ons vandaag zegt: ‘Wie Mij volgt, zal het licht van het leven bezitten.’ Laat ons dan met vertrouwen verder op weg gaan met Jezus, die ons in deze viering speciaal wil ontmoeten en kracht geven om de weg van het licht verder te gaan, niet op eigen kracht maar in de kracht van Hem die onze Heer en redder wil zijn. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


4de ZONDAG DOOR HET JAAR C

Hoe kijken wij naar Jezus en naar onze medemens ?

 

Jer., 1, 4-5. 17-19 Tot profeet aangesteld / Ps. 71 (70) 1-2 3-4a 5-6ab 15ab en 17  Mijn tong zal uw rechtvaardigheid prijzen / 1 Kor., 12, 31-13, 13 of 13, 4- 13 Gaven van de Geest; de liefde is de grootste / Joh., 1. 14 en 12b  Het woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond. Aan allen die Hem aanvaardden gaf Hij het vermogen om kinderen van God te worden. Alleluia /  Lc., 4, 21-30 Geen profeet wordt aanvaard in eigen vaderstad





Hoe kijken wij naar mensen?... We steken ze nogal snel in hokjes: Mensen die ons aanstaan, mensen die ons tegenstaan, mensen die ons onberoerd laten… Soms delen we mensen zelfs in vakjes in naargelang hun sociale status, hun familie, hun verleden, voor zover het ons bekend is…

Toen Jezus in Nazaret kwam, zijn geboortestad, wordt Hij eerst nogal positief onthaald, deels omdat men gehoord had over de wonderen die Hij elders gedaan had, deels omdat zijn optreden in de synagoge hen getroffen had… Bij die twee zaken hadden ze moeten blijven; dààr hadden ze hun gevolgtrekking uit moeten maken. Maar nee. Ze gaan op al te menselijke en al te bekrompen manier Jezus benaderen: .’Waar heeft Hij die wijsheid vandaan? Is dat niet de zoon van Jozef, de timmerman?’ De tekenen, de genezingen die Jezus elders had gedaan, de faam van zijn prediking en wat ze nu zelf hadden mogen horen had hen moeten de weg wijzen dat in Jezus iet nieuws zich aankondigde, iets van Godswege. Jezus had de tekst uit de profeet Jesaja voorgelezen, hoe Hij door Gods Geest was toegerust om Goed Nieuws te brengen aan de armen en hoe wie vast zat bevrijding sou mogen ervaren, echt een genadejaar vanwege God. En toen Jezus eraan toevoegde: Het Schriftwoord dat gij zojuist gehoord hebt is thans in vervulling gegaan. Toen hebben zij een moment het aanvoelen gehad dat er met Jezus inderdaad iets van Godswege zich aankondigde. Dààr hadden ze bij moeten blijven en Jezus verder laten spreken en getuige zijn van wat Hij in hun midden zou verrichten. Maar nee, ze kennen toch zijn vader Jozef, hoe kan de jongen van een eenvoudige timmerman zulke krachtige woorden spreken? Ze halen Jezus neer, tot op hun eigen niveau en zelfs nog wat lager… Jezus wil hen erop wijzend at het in het verleden nog is gebeurd dat God grote dingen doet voor mensen van wie je het niet zou verwachten… Maar die mensen daar in Nazaret hebben het zo niet begrepen en ze willen Jezus weg, ze willen Hem zelfs uit de weg ruimen..

Wij worden uitgenodigd om Jezus te aanvaarden zoals Hij zich bij ons aandient. In de stilte van ons hart als we bidden. In de heilige maaltijd van brood en wijn als we eucharistie vieren; in de gewone mensen die ons omgeven, in de mensen op wie we neerkijken en in de nood van zovelen… En we mogen terugdenken aan het woord van Jezus wanneer Hij het heeft over het oordeel dat over ons leven zal worden uitgesproken: ‘Wat gij voor de geringsten van mijn broeders hebt gedaan, dat hebt ge voor Mij gedaan.’ Laten wij dus leven met open ogen en met een open hart om Jezus te herkennen waar Hij zich openbaart in de nood van onze medemensen. Laten wij tijd en aandacht schenken aan onze naasten en aan mensen-in-nood die God op onze weg plaatst. Zo zullen we Jezus niet passeren zonder Hem te zien, zonder Hem aandacht te schenken, zonder ons door Hem te laten raken. ‘Is dit niet de zoon van Jozef?’ Ja, een gewoon mens, maar zoveel meer!  (Ben Van Vossel)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


3de ZONDAG DOOR HET JAAR C

Gezonden om Blij Nieuws te brengen

 

Neh., 8, 2-4a. 5-6. 8-10 Voorlezing van het Wetboek  / Ps., 19 (18) 8, 9, 10, 15  Uw woorden, Heer, zijn geest en leven /  1 Kor, 12, 12-30 of 12-14. 27 De christelijke gemeenschap als lichaam van Christus  / Lc., 4, 18-19 De Heer heeft Mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken Alleluia /  Lc., 1, 1-4; 4, 14-21 Gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen


Men heeft over Jezus gehoord, positieve zaken hoorde men vertellen over wat Hij in andere plaatsen had gedaan: genezingen, sterke verkondiging. Lucas noteert: “Hij trad nu op als leraar in hun synagogen en werd algemeen geprezen.” Nu komt Jezus in Nazaret waar Hij was grootgebracht. Ze hebben veel goeds gehoord over Hem en ze luisteren dan ook vol aandacht naar wat Hij verkondigt. Het is het programma van heel zijn verkondiging, het Blijde Nieuws dat Hij naar de wereld bracht. Het ligt samengevat in de woorden uit de profetie van Jesaja: “De Geest des Heren is over Mij gekomen, omdat Hij Mij gezalfd heeft. Hij heeft Mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden dat zij zullen zien: om verdrukten te laten gaan in vrijheid, om een genadejaar af te kondigen van de Heer.” En dan voegt Jezus eraan toe: “Het Schriftwoord dat gij zojuist gehoord hebt is thans in vervulling gegaan."  Ziedaar, dàt is wat Jezus te zeggen had aan de mensen, de mensen uit de omtrek en nu ook aan de mensen van Nazaret, èn aan ons. Aan armen, aan eenvoudigen, aan mensen die met een open geest en hart wordt hier gezegd dat Jezus door Gods Geest gezalfd, gezonden is om aan armen het Blijde Nieuws te brengen. Om mensen vrij te maken, hun hart en ogen te openen voor het feit dat ze tot vrijheid geroepen zijn, dat ze met hun angsten en beproevingen tot Hem mogen komen… Zo moeten wij Jezus dan ook echt zien: als Hij die door God gezonden is om heil te brengen op aarde, aan allen die er voor open staan.

Maar dit evangelie moet ons ook nog een stap verder brengen. Gods Geest is ook over ons gekomen, ook wij zijn door Hem gezalfd bij ons doopsel en vormsel om Blij Nieuws te brengen aan de armen, de eenvoudigen, de mensen die voor dat Blijde Nieuws open staan. Om mensen te helpen vrij te worden van allerlei verslaving en bedrieglijke verleiding. Het is voor ons van belang goed verbonden te blijven met Jezus, om te zien hoe Hij tussen mensen aanwezig was, niemand uitsloot, openstond voor de noden van de mensen, waar ze uitgesloten werden, geminacht werden… Ja, dit evangelie is voor ons enerzijds een oproep om ons door Jezus verder te laten vrijmaken, en daarom willen wij Hem ontmoeten in deze viering. Maar anderzijds moeten wij ons ervan bewust worden dat wijzelf ook toegerust en gezonden worden om voor de mensen tot wie God ons zendt de deur naar het geluk open te zetten. Gods Geest heeft Jezus gezonden om ons vrij te maken, Gods Geest is over ons gekomen om anderen te helpen de weg naar het heil op te gaan. (Ben Van Vossel 2019)


NAAR INHOUD     NAAR TOP



2de ZONDAG DOOR HET JAAR

De gaven gebruiken die de Geest ons geeft

Jes., 62, 1-5 zoals een bruidegom zich verheugt in zijn bruid zal uw God zich verheugen in u / Ps., 96 (95) 1-2a, 2b-3, 7-8a, 9- l0a en c  Meldt aan de naties Gods wondere daden /  1 Kor., 12, 4-11 Er zijn verschillende gaven maar slechts één Geest. / Hand. 16, 14b Alleluia. Maak ons hart ontvankelijk, Heer, opdat wij de woorden van uw Zoon zouden begrijpen / Joh., 2, 1-12 Kana


Het is een echte zondag vandaag, een dag van vreugde. God verheugt zich in zijn volk, Hij is blij met ons. In de brief van Paulus aan de christenen van Korinthe vernemen wij dat we allen gaven en talenten kregen van God, niet voor onszelf alleen maar om ze te gebruiken in dienst van allen. In het evangelie wordt er wijn geschonken, van de allerbeste wijn. En die wijn, de werkelijk allerbeste, wordt ons ook in deze eucharistieviering voorgezet: het is de Heer Jezus zelf die wij ontmoeten in deze heilige viering.

Wij zijn vandaag getuige van het eerste wonder dat Jezus verricht: het wijnwonder. Het is voor allen die dit wonderteken vernemen het teken dat in Jezus ons alle geluk wordt aangeboden dat maar denkbaar is. Inderdaad de allerbeste wijn. Het diepste geluk dat God voor de mens in gedachte heeft, wordt ons daadwerkelijk geschonken in Jezus. Het gaat ver boven het louter materiële geluk. Het gaat om de diepste vervulling van wat wij als mens kunnen bereiken: aanvaard worden door God zoals we zijn, voor eeuwig geborgen zijn in Gods liefde.

Als we nu eens zien hoe Johannes ons dit gebeuren te Kana verhaalt, treft het ons dat naast Jezus er nog enige andere figuren een rol spelen. Jezus’ leerlingen zijn daar aanwezig, en zij zullen in Hem geloven wegens dit opvallend teken, maar hun geloof in Hem is nog al te aards. Verder zien we Maria, in een rol van opmerkzaamheid over de sfeer van het geheel en over het gemis aan wijn, het gebrek aan echte vreugde. We zien haar dan in een nederige maar noodzakelijke rol, nl. hoe ze naar Jezus gaat om Hem bij die nood te betrekken. En wat verder zien wij haar geloof delen met de dienaars: Ze zegt gewoon: Doet maar wat Hij u zeggen zal. En dat doen ze dan inderdaad wanneer Jezus hun zegt om de kruiken te vullen met water.

We hebben geluisterd naar wat Paulus ons schreef over de gaven van de Geest die velerlei gaven schenkt, velerlei taken toevertrouwd aan mensen tot welzijn van allen. Wel, kijk eens hoe Maria haar aandacht voor de nood van mensen toont, en hoe ze die nood ook nar Jezus brengt, de bron van alle heil, en hoe ze verder vol geloof die raad geeft aan de dienaars: doet maar wat Hij u zeggen zal. En in diezelfde gezindheid zien we hoe de knechten gehoorzaam doen wat Jezus hun opdraagt.

Ook wij hebben allerlei gaven, talenten en het grote geschenk van het geloof, het vertrouwen en de liefde ontvangen van de heilige Geest. Ook wij mogen die goede gaven in dienst stellen van het geluk van mensen; wij mogen getuigen van ons geloof. Wij mogen zoals Maria bidden voor de nood van mensen. Het vraagt een beetje bekommernis om onze medemensen, het bewustzijn dat er hier of daar beroep wordt gedaan op onze naastenliefde, ons christelijk getuigenis, onze voorbede…. Laten we in deze viering opkijken naar Jezus in wie ons alles geschonken wordt wat we nodig hebben, maar laten we ons ook aanspreken door het getuigend geloof van Marie en door de nederige dienst van de knechten. Laten wij ook gelovig erkennen en getuigen van wat God heeft bewerkt in ons leven, zoals de tafelmeester dat vandaag doet. (Ben Van Vossel 2019)



NAAR INHOUD     NAAR TOP


3de ZONDAG VAN DE ADVENT

Verheugt u en juicht

Sef., 3, 14- 18a De Heer, uw God, is bij u als een reddende held. Hij jubelt om u van vreugde /  Jes. 12, 2-3, 4 bcd, 5-6 Verheugt u en juicht, gij die Sion bewoont, want Israëls Heilige woont in uw midden / Fil., 4, 4- 7 Verheugt u in de Heer te allen tijde. Nog eens: verheugt u! / Jes., 61, 1 (cf. Lc., 4, 18). De geest des Heren is over Mij gekomen; Hij heeft mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen. Alleluia / Lc., 3, 10-18 Wat moeten wij doen?


Deze 3de zondag van de Advent heette vroeger Gaudete, verheug u. In de verschillende lezingen en de gezangen tussenin, worden wij opgeroepen om blij te zijn omdat God ons komt verlossen en er is zelfs sprake over de vreugde van God, zoals Sefanja schrijft: “Uitermate verheugt Hij zich om u, door zijn liefde maakt Hij u nieuw; Hij jubelt om u van vreugde”. Laten wij dus maar vreugde in ons hart binnenstromen, want ondanks alles wat kan tegengaan in ons persoonlijk leven en in de samenleving: het Blijde Nieuws blijft overeind: God houdt van ons en in zijn liefde zijn wij geborgen.

In het evangelie wordt er gezegd dat ook Johannes de Doper het Blijde  nieuws  verkondigt. Maar als je hoort wat hij te zeggen heeft, klinkt dat eerder als vermaningen tot mensen die van hem willen vernemen wat zij  moeten doen als bekeerde mensen. “Van wat je teveel hebt, moet je delen met de armen; als je belastingen moet innen, mag je niet meer vragen dan is vastgesteld (misschien is dat ook wel een oproep aan de bewindvoerders) ; en ben je soldaat dan mag je niemand uitplunderen, niemand iets afpersen, maar tevreden zijn met uw soldij." Zo weten ook wij wel wat we te doen en te laten hebben. Wij moeten ons gewoon af en toe afvragen of onze manier van leven wel in overeenstemming is met onze christelijke roeping.

Johannes zegt dan in alle openheid dat hij de Messias niet is:” lk doop u met water, maar er komt iemand die sterker is dan ik; ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken. Hij zal u dopen met de heilige Geest en met vuur.” Dit woord is ook voor ons van belang. Het is niet genoeg bepaalde rituelen te ondergaan, het is zelfs niet genoeg ons in te spannen om als convenabel mens te leven. Maar als we ons onderdompelen in Jezus, als we Hem aannemen als de Heer van ons leven, naar wie we ons richten, dan worden wij ondergedompeld in de heilige Geest en zal er in ons leven een nieuwe bezieling komen die niet meer louter uit onszelf komt.

De Adventstijd is dus voor ons een oproep om enerzijds onze sociale verplichtingen na te komen, onze omgang met medemensen, en vanuit onze christelijke roeping vooral aandacht te schenken aan wie het moeilijk heeft, maar anderzijds roept de Advent ons ook op om ons sterker te enten op Jezus, De Messias, de gezalfde van God. Zonder hem zullen zelfs onze goede werken te menselijk en onvolmaakt blijven.

Laten wij dan in deze viering onze verbondenheid met Christus vieren en vernieuwen zodat Hij doorheen ons zijn zending in deze wereld kan verder zetten. (Ben Van Vossel 2018)


NAAR INHOUD     NAAR TOP


2de ZONDAG VAN DE ADVENT

Bereid de weg van de Heer

Bar., 5, 1-9 Met zijn barmhartigheid zal Hij hen omgeven en met zijn gerechtigheid / Ps. 126 (125) 1-2 ab, 2 cd-3, 4-5, 6 Geweldig was het wat de Heer ons deed daarom zijn wij zo blij / Fil., 1, 3-6. 8-11 Onder­scheiden waar het op aankomt / Lc., 3, 4 en 6 Alleluia. Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht, en heel de mensheid zal Gods redding zien. Alleluia / Lc., 3, 1-6 Bereidt de weg van de Heer


Het komt in ons leven gelukkig ook wel voor dat we eens dieper nadenken over de weg die we aan het gaan zijn. De Advent en de Vastentijd zijn ook zo’n ‘sterke tijden’ omdat we dan de grote lijnen te horen krijgen van wat God met de mensheid voorheeft en wat wij best zouden doen om het geluk te ervaren dat God voor ons bedoeld heeft.  

Wat God met de mensheid voorheeft wordt al in de eerste lezing, uit het Oude Testament, duidelijk aangegeven: het is een plan van redding: leg het gewaad van rouw en ellende af en bekleed u met Gods heerlijke schoonheid, Gods gerechtigheid, dan zal God zelf u mooi maken en u omgeven met zijn barmhartigheid. Ook Paulus nodigt ons uit tot geestelijke groei. Hij bidt als volgt: “moge uw liefde steeds rijker worden aan inzicht en fijngevoeligheid, om te kunnen onder­scheiden waar het op aankomt.” Wij moeten groeien in inzicht en fijn aanvoelen wat belangrijk is, wat eeuwigheidswaarde heeft, wat waarlijk edel en goed is, echt schoon en deugdelijk… Dan zullen wij door de Heer onthaald worden op de dag van de grote ontmoeting. De profeet Jesaja wordt in het evangelie aangehaald met deze woorden: “bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht. Elk dal moet gevuld elke berg of heuvel geslecht worden; de kronkelpaden moeten recht, de ruwe wegen effen worden. Heel de mensheid zal Gods redding zien.”

We kunnen ons afvragen: wat betekent dat alles concreet? Het betekent enerzijds dat ons leven vervuld mag zijn van hoop. Midden een radicaal veranderende wereld, met mooie en degelijke verwezenlijkingen maar ook met tekenen van verval en achteruitgang, mogen wij steunen op de belofte dat God een heerlijke toekomst heeft voor de mensheid en voor ieder van ons. Op die belofte mogen wij vertrouwen. Daar zijn ook tekenen van: onder meer de vrede die we in ons hart mogen ervaren wanneer wij ons laten leiden door Gods heilzaam woord. Anderzijds os de Advent voor ons een gelegenheid om ons steviger in te passen in Gods verlangen met ons leven. Het is de zekerste weg om van ons leven een gelukt leven te maken dat bovendien zijn heilzame invloed heeft voor het geheel van de mensheid door een grotere openheid voor de Komst van onze Heer en Heiland Jezus Christus. (Ben Van Vossel 2018)

 


NAAR INHOUD     NAAR TOP


1ste ZONDAG VAN DE ADVENT

De belofte vervuld

Jer., 33, 14- 16 Dan schenk Ik David een wettige afstammeling /  Ps. 25 (24) 4 bc-5 ab, 8-9, 10 en 14 / Tot U in den hoge richt ik mijn geest, tot U, Heer mijn God /  1 Tess.,3, 12-4,2 Bij de komst van onze Heiland / Ps 85,8 Laat ons uw barmhartigheid zien, geef ons uw heil, o Heer. Alleluia /  Lc., 21, 25-28. 34-36 Uw verlossing komt nabij


De Adventstijd is begonnen. Een sterke tijd waarin wij opgeroepen worden om ons voor te bereiden op de komst van de Heer Jezus. De komst van Jezus bij zijn geboorte op Kerstmis, de komst van Jezus op het einde van de tijd; maar evenzeer zijn komst als een mens in nood, zijn komst in de stilte van het gebed, zijn komst in de heilige Eucharistie…

Dat alles is de inhoud van het komen van de Heer en van onze voorbereiding in de Advent.

Maar dat komen van de Heer vraagt ook een ingesteldheid van ons hart en ons leven. Het voornaamste drukt Sint Paulus uit in zijn brief aan de christenen van Tessalonika, een van de oudste stukken uit het Nieuw Testament. Hij schrijft: “God sterke uw hart, zodat gij onberispelijk zijt en heilig voor het aanschijn van God onze Vader bij de komst van onze Heer Jezus met al zijn heiligen.”

De uitnodiging en opdracht om als nieuwe mensen te leven komt zowel uit ons geloof in Jezus’ menswording en geboorte als uit ons geloof in zijn wederkomst. De geboorte van Jezus, zijn prediking, zijn lijden en dood en zijn verrijzenis en de komst van de heilige Geest bevatten de uitnodiging en de mogelijkheid voor ons om als nieuwe mensen te leven. Mensen die zich geroepen weten om zich te bekeren en te leven vanuit de kracht die Jezus ons schenkt.

Maar diezelfde uitnodiging klinkt vandaag ook vanuit ons geloof in de Komst van de Heer op het einde der tijden. Daarom vermaant Jezus ons: “Zorgt er voor dat uw geest niet afgestompt raakt door een roes van dronkenschap en de zorgen van het leven; laat die dag u niet onverhoeds grijpen als in een strik.” “Weest daarom altijd waakzaam en bidt dat ge in staat moogt zijn te ontkomen aan al die dingen die zich gaan voltrekken, en dat ge stand moogt houden voor het aangezicht van de Mensenzoon." Een roes van dronkenschap: het is een beeld van een leven zonder verstand, onbewust, zonder nadenken, alles maar zijn gang laten gaan. Dat staat tegenover die oproep van Jezus om waakzaam te zijn en rekening te houden met de Komst van de Heer, en met de kortheid van het leven. Zowel de eerste komst van Jezus als zijn tweede komst nodigen ons uit om te leven vanuit het geloof, bewust dat ons leven nu eeuwigheidswaarde heeft en dat wij geroepen zijn om nu reeds te leven als kinderen van God, als mensen die door Jezus verlost zijn en toegerust met zijn Geest. Het is geen tijd om kleinmoedig te zijn en voortdurend te denken dat we niet beter zijn dan anderen die niet geloven. Wij moeten ons bewust zijn van onze opdracht om vanuit Jezus’ kracht te leven en toe te leven naar zijn terugkomst. Wij mogen met de kerk het adventsgebed meebidden: “Wijs mij uw wegen, Heer, leer mij uw paden kennen. Leid mij volgens uw woord, want Gij zijt mijn God en Verlosser.” (Ben Van Vossel 2018)



NAAR INHOUD     NAAR TOP